96 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 Juni 1912. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig liet voorstel der Commissie. 13. Voorstel der Commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen tot wijziging der bouwverordening (gemeentebladen nos. 29 van 1908, 20 van 1910 en 15 van 1911) (Bijlage no. 12). De artikels 1 en 2 en daarna de verordening in haar geheel worden met algemeene stemmen aan genomen. 14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om yiiet over te gaan tot stichting van eene boerenplaats op de losse landen der gemeente aan het Ouddeel en in ver band daarmede de boerenhuizinge op Kleijenburg te be houden. Dit voorstel luidt als volgt: Krachtens Cw besluit van 24 December 1907 is met ingang van 5 Maart/12 Mei 1908 tot gelijke data in 1913 aan R. E. van der Weide opnieuw verhuurd de zathe en landen op Kleijenburg, terwijl bij raads besluit van 24 November 1908 de losse weilanden aan het Ouddeel voor een tijdvak in huur zijn gegeven, dat eveneens expireert op eerstgenoemden datum in 1913. Gelijk in ons voorstel, dat tot laatstgenoemd besluit heeft geleid, is uiteengezet, is deze gelijktijdige afloop opzettelijk gekozen. Onderzocht zou dan nl. kunnen worden de mogelijkheid en wenschelijkheid om, waar tengevolge van de uitbreiding der stad aan de oostzijde, de zathe steeds van hare grootte zal moeten inboeten, haar naar de losse landen over te brengen, een denkbeeld vroeger reeds ter sprake gekomen en toen tot gelegener tijdstip ter zijde gesteld. Een verzoek daartoe van Van der Weide aan ons college heeft deze zaak wederom aan de orde gebracht. De Directeur der Gemeentewerken, over het adres gehoord, adviseert het in te willigen. Hij berekent dat oen huur van ruim/3100.zou mogen gevraagd worden, indien een nieuw boerenhuis ge plaatst werd voor f 11,700.—, terwijl de losse landen 80 pondemaat) nu 2772.opbrengen en de bestaande plaats 31 pondemaat) 1031.25. Op advies der Commissie voor de Openbare Werken is naast dat van den gewonen deskundige ook het oordeel van een ander bevoegd expert gevraagd. Deze is van meening dat voor de nieuwe plaats niet meer dan 2700.zou mogen worden bedongen en dat, als men in vergelijking brengt de vermoedelijke opbreng sten voor volgende jaren bij den nieuwen en bij den bestaanden toestand, wel is waar een voordeelig ver schil van f 569.— per jaar valt te boekon, doch dat dan de kosten van de stichting der boerenhuizinge nog buiten rekening zijn gelaten, die ook door dezen deskundige op f 12000.worden geraamd. Het is duidelijk, dat de gemeente dus verstandig doet met in den bestaanden toestand geen verandering te brengen, te meer waar bij goed toezicht op en onder houd van de losse landen op den duur, de tijds omstandigheden in aanmerking genomen, wellicht nog hoogere huurprijzen dan thans zullen kunnen worden verkregen. Het ligt in ons voornemen te trachten het in die richting te sturen. In het kort is in het voorafgaande de zakelijke inhoud der stukken weergegeven, de nadere lezing waarvan wij U, ter kennisneming van de verdere details, die thans niet zijn besproken, aanbevelen. U het dossier overleggende, geven wij U, overeenkomstig het slotadvies der Commissie van bijstand, in over weging te besluiten in afwachting van de nadere definitieve voorstellen van Burgemeester en Wethouders betreffende de ver huring van na te noemen eigendommen, niet over to gaan tot de verplaatsing van de zathe der gemeente „Kleijenburg" naar de losse weilanden aan het Ouddeel, doch voort te gaan met een en ander op de ge bruikelijke wijze in huur uit te geven. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans heeft er altijd op aange stuurd bij de losse landen aan het Ouddeel een boerenhuis te bouwen, opdat ze kunnen worden ge bruikt als zathe en landen. Spreker is nog van hetzelfde idee als in 1908, toen hij ze aan van der Meer wilde verhuren om bij de zathe te gebruiken. Wanneer de gemeente land wil behouden, moet het niet als los land worden ver huurd, maar bij eene zathe. Spreker zal dan ook stemmen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer van der Kooi is van het tegenovergestelde gevoelen. Het voorstel van Burgemeester en Wet houders moet worden aangenomen om te voorkomen dat do kleine man in het gedrang komt. Wanneer de landen als plaats worden verhuurd, kunnen de kleine koemelkers niets meer krijgen. Thans zijn ze daartoe nog in de gelegenheid. Spreker is het wel eens met den heer Koopmans, dat het gevaar bestaat dat de landerijen bij verhuring als land minder zullen worden, maar de gemeente heeft in den heer de Jong een geschikt persoon en wel iemand die weet, wat moet worden voorgeschreven om het land in goede conditie te houden. Spreker zal dan ook vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De heer G. W. Koopmans zou nog wel kunnen her halen wat hij bij vroegere gelegenheden ter zake heeft gezegd, maar hij zal den Raad daarmee niet vermoeien. Hij verlangt ook geen hoofdelijke stem ming, alleen aanteekening dat hij zich tegen verklaart. De beraadslaging wordt gesloten. Met op één na algemeene stemmen, die van den heer G. W. Koopmans, wordt besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 15. Prae-advies der Commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen inzake het adres van de afdee- ling Leeuwarden van den Algemeenen Nederlandschen Bond van Handels- en Kantoorbedienden, waarbij wordt verzocht het daarheen te leiden, dat het verboden worde in deze gemeente winkels en magazijnen voor den ver koop van waren geopend te hebben vóór des ochtends 7 uur en na des avonds 8 uur. Dit prae-advies luidt als volgt In handen der Commissie voor het ontwerpen van Strafverordeningen is om praeadvies gesteld een adres van de plaatselijke afdeeling van den Algemeenen Nederlandschen Bond van Handels- en Kantoorbe dienden, houdende verzoek het daarheen te leiden „dat het verboden worde in deze gemeente winkels „en magazijnen voor den verkoop van waren geopend „te hebben vóór des ochtends 7 uur en na des avonds „8 uur". De Commissie, voldoende aan de haar verstrekte opdracht, heeft allereerst de eer Uwe Vergadering, onder herinnering dat in de laatste jaren twee maal Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 Juni 1912. 97 een poging, om daartoe te geraken, in den Raad schip breuk heeft geleden, te verwijzen naar bijlage 23 van 1904 en de Handelingen van 11 October van dat jaar en naar die van 10 en 24 October 1905. Wat het beginsel betreft, waarom het hier gaat, dit heeft in onze vergadering tot breedvoerige be schouwingen en gedachtenwisseling aanleidinggegeven, waarbij de bekende gronden voor en tegen te berde kwamen. Bovendien werd de veronderstelling geuit dat ten nadeele van de kleinere winkels, voornamelijk in het zuidelijk stadsgedeelte, de gedwongen sluiting in de kaart zou spelen van de winkeliers in de Schrans, wat anderzijds werd betwijfeld, omdat deze buurt daarvoor feitelijk te geïsoleerd ligt. Eene sluiting reeds om 8 uur werd voorts algemeen te vroeg gevonden. De slotsom, waartoe de meerderheid der Com missie kwam, is deze, dat zij het nemen van den verlangden maatregel alhier meent te moeten ont raden. Mocht thans in den Raad voor het in het leven roepen van een regeling als gewenscht een meerderheid zijn te vinden, dan is de Commissie evenwel gaarne bereid hare medewerking voor de nadere uitwerking te verleenen. Het advies der Commissie strekt derhalve tot af wijzing van het gedaan verzoek. De Voorzitter deelt mede dat is ingekomen een motie van de heeren de Jong en Zandstra, luidende „de Raad spreekt de wenschelijkheid uit tot het vaststellen van eene verordening inzake winkelsluiting, in den geest der Amsterdamsche verordening en noodigt Burgemeester en Wethouders uit, voorstellen dienaangaande bij hem in te dienen." Spreker doet opmerken dat waar een dergelijke verordening uit moet gaan van de Commissie voor de strafverordeningen, in do plaats van Burgemeester en Wethouders moet wordeu gelezen: de Commissie voor de strafverordeningen. De heer de Jong neemt medo namens den heer Zandstra deze wijziging over. De Voorzitter opent de beraadslagingen en geeft eerst het woord aan den heer Burger, die daarom heeft gevraagd. De heer Burger heeft gevraagd om het eerst het woord te mogen voeren, omdat het prae-advies onjuist beoordeeld wordt, waarvan de redactie van het advies zelf misschien wel eenige schuld heeft. Heeft er in den boezem der commissie groot verschil bestaan over de zaak zelve, over den opzet van het prae-advies waren de leden der commissie het volkomen eens. In de tweede alinea echter wordt verwezen naar hetgeen reeds vroeger over dezelfde kwestie is voor- govallen. Spreker heeft nu vernomen, dat men daaruit heeft afgeleid, dat de meerderheid zich heeft willeu beroe pen op deu rechtsgrond van voorheen. Sproker verklaart dat dit hij behoort tot de minderheid onjuist is. De geheele commissie was het erover eens dat die kwestie na de administratieve en rech terlijke beslissingen inzake de Amsterdamsche veror dening voorgoed is uitgemaakt. Spreker meent dat het zijn nut kan hebben dit vooraf te zeggen, omdat hierdoor de mogelijkheid bestaat dat de debatten zullen worden bekort. De Raad heeft zich dus uitsluitend bezig te houden met de vraag of het al dan niet wenschelijk is dat eene dergelijke verordening in het leven wordt ge roepen. Dit is ook het algemeene standpunt der leden van de Commissie voor de strafverordeningen. Waar over deze zaak zulke geweldige debatten zijn gevoerd over het voor en tegen van een dergelijke regeling en ieder daarover het noodige heeft kunnen lezen, meende de commissie dat het prae-advies kort kon zijn. Zij heeft bij meerderheid van stemmen beslist dat zij meende het samenstellen eener verordening als verlangd te moeten ontraden en kan daarom den Raad dan ook geen ontwerp aanbieden, maar heeft geen bezwaar om dat te doen wanneer de Raad daartoe de wenschelijkheid uitspreekt. Dat is dan ook geen moeilijk werk daar de Amsterdamsche verordening een bruikbaren leidraad geeft, al zal natuurlijk wel moeten worden overwogen, of bijzondere omstandigheden ook bijzondere regeling wenschelijk maken. Spreker heeft gemeend deze opmerking te moeten maken, ten einde het debat te beperken. De heer Tijsma heeft dezelfde bedoeling als de heer Burger. Ook hij zal trachten door het maken van enkele opmerkingen het debat te beperken. Hij kan, als lid van de meerderheid der commissie, ver klaren dat deze meerderheid niet blind is voor de nadeelige gevolgen van een langen werktijd in het winkelbedrijf, zoowel voor de winkeliers zeiven als voor hun personeel, in het algemeen voor de elementen, die een kortoren werktijd wenschelijk maken. Zij weet dat het lange open zijn der winkels tengevolge heeft dat de betrokkenen weinig vrijen tijd hebben, dat het lange staan en het vlugge eten ongezond is. De argumenten van de voorstanders eener vervroegde winkelsluiting worden dan ook grootendeels door de tegenstanders onderschreven, Zij geeft toe dat een werktijd van 14 tot 16 uren, of soms nog langer, al heeft men niet het zwaarste werk te doen, abnormaal lang is. De meerderheid is daarover dan ook niet gestruikeld, maar wel over principieële bezwaren tegen het ingrijpen door do overheid. Wij hebben hier te doen met een zeker soort van sociale wetgeving ten bate der winkelbedienden. Spreker is er van overtuigd dat de bedoeling dei- gemeentewet niet is den Raad een zekere bevoegd heid te dien aanzien toe te kennen, maar waar de Hooge Raad anders heeft beslist, zal hij eerbiedig het hoofd buigen. Een verordening als de gevraagde zou niet alleen verbieden om de winkelbedienden langer dan de aangegeven tijd te laten werken, maar zij zou de winkeliers gelasten gedurende zekeren tijd hun bedrijf niet uit te oefenen. Het principieele bezwaar der Commissie zit nu in de vraag of de overheid het recht heeft tegen de winkeliers te zeggen gij zult na een zekeren tijd zelf ook niet meer werken. Men kan in dezen geen beroep doen op de openbare orde. Die ligt er geheel buiten. Deze overweging heeft spreker er toe geleid mee te gaan met de meerderheid, die om dit principe gemeend heeft de samenstelling eener verordening op de winkelsluiting- te moeten ontraden. Nu kan men zeggen dat principe is verouderd, en iemand heeft spreker nog conserva tiever genoemd dan de meest conservatieve liberaal, maar, wanneer hij geen beter argumenten hooit zal hij zoo vrij zijn bij zijn gevoelen te blijven. Hij meent dat het zijn plicht is er voor te waken dat de overheid niet al te ver hare armen en vingers uitstrekt. Wij leven in een tijd, dat de overheid overal wordt bij gesleept. Ieder die niet met een of andere zaak klaar kan komen, wendt zich tot de overheid met de vraag: help mij. De mogelijkheid bestaat dat iemand door goede argumenten sprekers bezwaren weg kan nemen. Zoolang dat echter niet het geval is zal spreker tegen het maken eener verordening blijven stemmen. De heer de Jong zegt dat de heer Burger terecht heeft opgemerkt, dat de omstandigheden veranderd

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 6