124 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juli 1912. voogd goed te keuren in ontvang en uitgaaf tot een bedrag van 11123.02r'. De Voorzitter stelt voor het rapport en de rekeningen in een volgende vergadering in behandeling te nemen, onder dankbetuiging aan de commissie voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Haverschmidt rapporteert, dat de com missie, belast geweest met het onderzoek van de rekening en verantwoording van het gemeentelijk werkloozenfonds, geene aanleiding heeft gevonden tot het maken van op- of aanmerkingen, weshalve zij voorstelt de rekening en verantwoording goed te keuren in ontvang en uitgaaf tot een bedrag van 904.625. De Voorzitter stelt voor de rekening en het rapport in eene volgende vergadering in behandeling te nemen, onder dankbetuiging aan de commissie voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. V. Wordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming van een hoofd van gemeenteschool no. 3. vacature mej. H. Buijs. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans heeft de stukken ingezien en is daardoor volledig op de hoogte van de capaci teiten der voorgedragenen. Een hunner wordt evenwel ten laste gelegd, dat zij weinig rekening houdt met de publieke opinie. Spreker weet niet wat deze uitdrukking beteekent en vraagt of er ook iemand in den Raad is die hem hieromtrent kan inlichten. Hij zou gaarne weten of het iets van belang is. De heer Schoondermark (wethouder) wijst er op dat de inlichtingen, die de heer Koopmans vraagt, een rapport betreffen, dat niet is van Burgemeester en Wethouders, maar van den districts-schoolopziener. Wanneer dus de heer Koopmans inlichtingen erlangt, zou spreker hem willen aanraden, zich bij den school opziener te vervoegen. De Voorzitter denkt dat de nieuwsgierigheid van den heer Koopmans wel niet zal zijn bevredigd, maar is van meening dat de door hem gestelde vraag door Burgemeester en Wethouders niet kan worden beant woord. Spreker vraagt of dit lid, daar Burgemeester en Wethouders hem geen antwoord kunnen geven, zich bij het rapport kan neerleggen. De heer G. W. Koopmans heeft gevraagd of er niet een lid van den Raad is die hem kon inlichten. Wanneer er evenwel niemand is die zulks kan doen, zal spreker er zich bij neerleggen. Hij zal niet naai den schoolopziener gaan, want deze stuurt hem mis schien naar den wethouder van onderwijs en die zou hem weer naar den schoolopziener verwijzen. Spreker zal daarom maar tevreden zijn. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt overgegaan tot de benoeming. Uitgebracht zijn 20 stemmen, te weten op mej. Schönfeld 14 stemmen, Swaan 5 Rothuizen 1 stem. Mej. Schönfeld is alzoo benoemd. De heer Burger verlaat de vergadering. 2. Rapport der commissie, heiast geweest met het onderzoek van de rekening en verantwoording van het Stads-Ziekenhuis, dienst 1911. Do conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der rekening en verantwoording en tot dank betuiging aan de commissie voor haar gehouden beheer, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan mej. 1. Kniepstra op haar verzoek eervol ontslag te ver- leenen als onderwijzeres aan gemeenteschool no. 9. Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan J. H. Rodenhuis, eervol ontslagen waagwerker-weger, een pensioen uit de gemeentekas te verleenen. Dit voorstel luidt als volgt: Bij ons besluit van heden, no. 1721/577, in uittreksel hierbij overgelegd, werd aan J. H. Rodenhuis, op zijn verzoek wegens ouderdom, met ingang van 1 Juli 1912 eervol ontslag verleend als waagwerker-weger aan de Waag. Hij is thans 70 jaar en heeft 27 dienstjaren, waar van 22 als waagwerker en 5 als waagwerker-weger, zoodat hij volgens artikel 1 der betrekkelijke veror dening (gemeenteblad no. 2 van 1910), zooals die nader is gewijzigd bij gemeenteblad no. 9 van 1912, in aanmerking komt voor pensioen vanwege de ge meente. Onder bijvoeging van een staat, waarin het pensioen is berekend, dat hem krachtens de artikelen 85 dei- aangehaalde verordening kan worden toegekend, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten aan J. H. Rodenhuis, met ingang van 1 Juli 1912, een overeenkomstig de bepalingen der betrekkelijke verordening berekend pensioen uit de gemeentekas te verleenen ten bedrage van 109.'s jaars. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan N. Koerse en zijne rechtverkrijgenden vergunning te ver leenen tot het maken en hebben van een inrit vóór een te stichten gebouiv aan de Emmakade noordzijde. Dit voorstel luidt als volgt Door N. Koerse alhier is tot ons het verzoek ge richt in het trottoir vóór de door hem gestichte ge- O O Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 .Juli 1912. 125 bouwen aan de Emmakade noordzijde eeD inrit te mogen hebben, alsmede om den boom, welke staat ter plaatse waar de verlangde inrit zal komen, te mogen verwijderen. Hieromtrent wonnen wij het advies in van den gemeentelijken Inspecteur voor het Woningtoezicht en den Directeur der gemeentewerken. Eerstgenoemde heeft, behoudens te stellen voorwaarden, tegen de inwilliging van het verzoek geen bezwaar, terwijl de laatste adviseert den boom te behouden en daartoe den inrit zoo te doen maken, dat deze in twee afzon derlijke deelen langs den boom wordt gelegd. Ook wij zijn die meening toegedaan, zoodat wij de eer hebben, onder overlegging van de stukken, U voor te stellen te besluiten aan N. Koerse, alhier, en zijne rechtverkrijgenden vergunning te verleenen om op de door of vanwege Burgemeester en Wethouders nader aan te geven plaats en wijze een inrit te maken en tot wederop- zeggens te hebben in het gemeentelijk trottoir vóór de door hem gestichte gebouwen aan de Emmakade noordzijde, sectie G no. 8950, onder bepaling, dat de inrit wordt aangelegd in twee gedeelten, strekkende ter weerszijden van den voor den ingang van het gebouw staanden boom en voorts worden in acht genomen de voorwaarden, door Burgemeester en Wethouders noodig geacht en die gesteld bij raads besluit van 26 Januari 1909 no. 12R/10, voor zoover naar het oordeel van hun college toepasselijk, met dien verstande, dat als termijn, waarop de recognitie ad 1.ten kantore van den gemeente-ontvanger moet zijn bepaald, worde gesteld 1 Mei, voor het eerst echter 1 Augustus 1912. De beraadslaging wordt geopend. De heer Hartelust heeft kennis genomen van de conclusie van Burgemeester en Wethouders. Zij stel len voor het gevraagde verlof te verleenen, onder voorwaarde, dat de boom voor het te bouwen perceel moet blijven staan, zoodat de inrit aan beide kanten om den boom heen moet worden gelegd. Het is spreker opgevallen, dat de inspecteur voor het Wo ningtoezicht van meening is, dat de boom gerust kan worden weggenomen, daar hij werkelijk hinder lijk is voor adressant's bedrijf, terwijl de Directeur van Gemeentewerken een tegenovergestelde meening is toegedaan. Deze grondt zijn conclusie op wat hij noemt een analoog geval, welk geval door spreker echter niet analoog aan dit wordt geacht. De Directeur bedoelt het geval aan den Noorder singel, waar een toegangspad naar een huis aan weerskanten om een boom heen moest worden gelegd. Het komt spreker echter voor dat een eerzaam ren tenier beter om een boom heen kan komen, dan dat iemand met karren en paarden en wagens de voor zichtigheid in acht kan nemen ten opzichte van een boom, die in den weg staat. Wanneer men toch de teekening beschouwt, ziet men dat de boom een beletsel is voor het bedrijf van adressant. Wanneer nu de boom ook nog, zooals de Directeur der Gemeentewerken wil, omgeven wordt met een steenen ring, dan zal men er nog verder moeten afblijven dan schijnbaar het geval is en wordt het nemen van de bocht met paard en wagen nog moeilijker. Adressant krijgt dan ook geen inrit, maar een gelegenheid om bij zijn pand te komen. Dat is niet wat noodig en wenschelijk is voor het bedrijf. Spreker wenscht er op te wijzen dat dit geval niet kan worden vergeleken met dat aan den Noordersingel, dat, door op deze wijze toe stemming te verleenen, de vergunning voor adressant bezwarend en moeilijk wordt en dat het hem voor komt dat de Raad zooveel mogelijk moet tegemoet komen aan de redelijke wenschen van menschen, die een bedrijf hebben in de gemeente. Hij moet die ingezetenen, die in vele opzichten den bloei dei- gemeente bevorderen, het leven niet lastig maken. Wanneer aan adressant de toestemming wordt ver leend op voorwaarde dat de boom blijft staan, is dit voor hem zeer bezwaarlijk. Spreker zou daarom willen voorstellen den boom te doen vellen, waardoor de toestand kan worden zooals adressant die heeft aangevraagd en het gebouw gemakkelijk is te bereiken. De Voorzitter wil, alvorens den heer Tulp het woord te verleenen, een enkel woord zeggen. Spreker zou n.l. den Raad willen vragen de vergunning tot het maken van een inrit te verleenen, onder voor behoud dat, wanneer het bij een in te stellen onder- derzoek mocht blijken dat het noodzakeijk is dat de boom valt, over te laten aan Burgemeester en Wet houders den inrit daarmede in overeenstemming te maken. Spreker heeft den heer Koerse bij zich gehad en in het gesprek zijn hem ten opzichte dezer kwestie nieuwe gezichtspunten geopend. Wanneer nu de Raad een dergelijke beslissing kan nemen, zal spreker, die een nader onderzoek wenschelijk acht, dit onderzoek instellen en zullen Burgemeester en Wethouders daarna een besluit nemen ten opzichte van den boom. De heer Tulp kan zich volkomen bij den keer Hartelust aansluiten. Hij wil er nog op wijzen dat Koerse, als deze met paard en vrachtwagen, en dit zijn lange wagens, in of uit het pakhuis komt, steeds met een bocht om den muur moet rijden wanneer de boom blijft staan wordt de boom weggenomen dan behoeft zulks niet en kan hij rechtuit rijden. De Voorzitter wijst er op dat ook dit bij het nader onderzoek zal kunnen blijken, n.l. of de boom in het belang van het bedrijf weg moet of niet. De heer Hartelust zegt dat het van zelf spreekt en dat de voorzitter zich zulks wel kan voorstellen, dat spreker een voorstel om een zaak te behandelen als door den voorzitter wordt voorgesteld, met beide handen zou aangrijpen. Deze keer echter kan spreker er niet op ingaan, want hij vreest dat een kleine minderheid als het Dagelijksch Bestuur een besluit zou nemen, dat een groote meerderheid van den Raad niet welgevallig zou zijn. Stel eens b.v. dat Burge meester en Wethouders op gronden, die goed te ver dedigen zijn, besluiten den boom te laten staan, dan heeft spreker met zijne interpellatie zijn doel niet bereikt. Sprekers bedoeling is om uit te maken, dat Koerse regelrecht toegang krijgt tot het te bouwen perceel. In de plaats van het voorstel van den voorzitter die een nader onderzoek wil instellen zou spreker- willen voorstellen het geheele voorstel aan te houden. Dan kunnen Burgemeester en Wethouders in de vol gende vergadering met een nieuw voorstel komen. De zaak is niet zoo important, maar voor adressant is het van groot belang, dat hij een inrit krijgt regel recht voor het pakhuis. Spreker wil dan ook de kwestie in dit bijzonder geval niet overlaten aan de prudentie van Burge meester en Wethouders. De Voorzitter zal het wel met spreker eens zijn, dat het daarom beter is de behandeling van het punt aan te houden. De Voorzitter is dit niet met den heer Hartelust eens. De zorg voor de plantsoenen, en dus ook voor de boomen, is bij de Gemeentewet aan Burgemeester en Wethouders opgedragen. Door het voorstel van den heer Hartelust zou deze bevoegdheid bij den Raad worden overgebracht. Deze heeft echter alleen te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 2