138 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Juli 1912. dat naar zijne meening het verzoek kan worden ingewilligd. Aangezien tegen die inwilliging ook bij ons geen bezwaren bestaan, hebben wij de eer, onder weder aanbieding van het verzoekschrift, U voor te stellen te besluiten: aan M. Grondsma, alhier, en zijne rechtverkrijgenden vergunning te verleenen tot het maken en tot weder- opzoggens hebben van een inrit in het trottoir vóór het hem toebehoorend perceel Schoolstraat no. 11, kadastraal bekend sectie B no. 2298, de juiste plaats nader door of vanwege Burgemeester en Wethouders aan te wijzen, onder bepaling dat worden in acht genomen de voorwaarden, gesteld bij raadsbesluit van 26 Januari 1909, no. 12R/10, voor zoover naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders toe passelijk, met dien verstande, dat als termijn, waarop de recognitie, ad 1.ten kantore van den ge meenteontvanger moet zijn betaald, worde gesteld 1 Mei, voor het eerst echter 1 September 1912. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 13. Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan N. Koerse en zijne rechtverkrijgenden vergunning te verleenen tot het maken en hebben van een inrit vo'ór een te stichten gebouw aan de Emmakade noordzijde. Dit voorstel luidt als volgt: Met betrekking tot den inrit, te verleenen ten behoeve van de perceelen van N. Koerse alhier aan de Emmakade Noordzijde, kadastraal bekend sectie G no. 8950, hebben wij overeenkomstig het in de raadsvergadering van 9 Juli j.l. medegedeeld voor nemen, een nader onderzoek ingesteld. Hierbij is gebleken dat er wel aanleiding bestaat in dit geval den boom voor den ingang van het perceel te doen rooien, zoodat de inrit kan worden verleend, in plaats van langs een gesplitsten weg ter weerszijden van den boom, regelrecht van den openbaren weg naar den ingang van het perceel. Wij stellen U mitsdien voor, onder intrekking van ons voorstel van 22 Juni 1.1., te besluiten aan N. Koerse, alhier, en zijne rechtverkrijgenden vergunning te verleenen om op de door of vanwege Burgemeester en Wethouders nader aan te geven plaats en wijze een inrit te maken en tot wederop- zeggens te hebben in hot gemeentelijk trottoir vóór de door hem gestichte gebouwen aan do Emmakade noordzijde, sectie G no. 8950, onder bepaling, dat worden in acht genomen de voorwaarden, door Burgemeester en Wethouders noodig geacht en die gesteld bij raadsbesluit van 26 Januari 1909 no. 12R/10, voor zoover naar het oordeel van hun college toe passelijk, met dien verstande, dat als termijn, waarop de recognitie ad ƒ1.ten kantore van den gemeente ontvanger moet zijn betaald, worde gesteld 1 Mei, voor het eerst echter 1 September 1912. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening tot het heffen van een hoofde- lijken omslag naar het inkomen. (Bijlage no. 16). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het sluiten van een gemeenschappelijke onderwijsregeling met de gemeenten Tietjerksteradeel en Leeuwarderadeel enz. Dit voorstel luidt als volgt Blijkens bij ons ontvangen missives van de gemeente besturen van Tietjerksteradeel en Leeuwarderadeel is door de Raden dier gemeenten besloten te trachten met deze gemeente gemeenschappelijke regelingen aan te gaan omtrent de toelating van kinderen uit die gemeenten tot openbare lagere scholen alhier, op den voet van de in Uwe vergadering van den 28 December 1909 vastgestelde verordening (gemeenteblad no. 32 van dat jaar). Waar reeds met onderscheidene naburige gemeenten dergelijke regelingen getroffen zijn, komt het ons gewenscht voor die ook met de bovenbedoelde ge meenten aan te gaan. Do bij artikel 121 der gemeentewet bedoelde mach tigingen zijn intusschen door Gedeputeerde Staten dezer provincie verleend bij besluiten van 20 Juni en 11 Juli 1912. Van deze gelegenheid wenschen wij gebruik te maken, om voor zooveel deze gemeente aangaat, in te trekken de met de gemeente Leeuwarderadeel aangegane gemeenschappelijke regeling omtrent de toelating van kinderen uit die gemeente tot het her- halingsonderwijs op gemeentescholen alhier, vastgesteld door de Raden der gemeente Leeuwarden en Leeu warderadeel onderscheidenlijk in de vergaderingen van 27 en 12 December 1883 (gemeenteblad no. 3 van 1884), gewijzigd bij besluit dierzelfde Raden respec tievelijk den 11 en 29 Juui 1895 (gemeenteblad no. 14 van 1895). De gemeente Leeuwarderadeel voorziet toch sinds eenige jaren in haar eigen herhalingsonder- wijs, zoodat de Raad dier gemeente dan ook reeds bij besluit van den 15 April 1908, no. 9, wat die gemeente betreft, die regeling heeft ingetrokken. Wij hebben dc eer U mitsdien voor te stellen te besluiten a. met ingang van den dag waarop dit besluit door Gedeputeerde Staten zal zijn goedgekeurd aan te gaan op den voet van de verordening, houdende bepalingen waarop kunnen worden aangegaan gemeen schappelijke regelingen met naburige gemeenten om trent de toelating van kinderen uit die gemeenten tot openbare lagere scholen te Leeuwarden (gemeente blad no. 32 van 1909) gemeenschappelijke onderwijs- regelingen met de gemeentebesturen van Tietjerk steradeel en Leeuwarderadeel waartoe bij besluiten van Gedeputeerde Staten van Friesland respectievelijk van 20 Juni 1912, 2e afd., no. 57, en 11 Juli 1912, no. 45, 2e afd., bereids machtiging is verleend b. met ingang van heden in te trekken het raads besluit, d.d. 27 December 1883 (gemeenteblad no. 3 van 1884), gewijzigd bij raadsbesluit van 11 Juni 1895 (gemeenteblad no. 14 van 1895), omtrent de toelating- van kinderen uit de gemeente Leeuwarderadeel tot het herhalingsonderwijs op gemeentescholen te Leeuwarden. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 16. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om grond aan het Vliet te bestemmen voor den bouw van schiphuizen, Burgemeester en Wethouders te machtigen dien bij gedeelten in opstal uit te geven en hun een crediet van f 825.te verleenen voor den aanleg van een voetpad met hek daar ter plaatse. Dit voorstel luidt als volgt Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Juli 1912. 139 Hierbij worden U weder aangeboden de verzoeken van S. Hoogterp en J. Bolman, beiden alhier, welke door Uwe Vergadering om prae-advies in onze handen werden gesteld. Zij vragen daarbij een strook grond aan het Vliet in opstal, onderscheidenlijk in erfpacht te mogen ontvangen, om ter plaatse een schipbuis te bouwen. Te zelfder tijd ongeveer kwam bij ons een gelijke aanvraag in van mr. K. Olivier te Amsterdam. Al deze stukken stelden wij in handen van den Gemeentelijken Inspecteur voor het Woningtoezicht en den Directeur der Gemeentewerken, die beiden gunstig adviseeren. De laatste wijst er in zijn advies bovendien op, dat de tegenwoordige wijze van be handeling van dergelijke verzoeken veel tijd vordert, waardoor belanghebbenden langer dan met hunne wenschen strookt op een beschikking moeten wachten. Dit bezwaar zou zonder nadeel kunnen ondervangen worden, wanneer een gedeelte grond, ter grootte van ongeveer 1400 M2. en op het overgelegde kaartje in roode kleur aangeduid, aan het Vliet op „Kleijen- burg" door Uwe Vergadering voor den bouw van schiphuizen en een daarlangs aan te leggen pad werd aangewezen en Burgemeester en Wethouders gemach tigd dien grond bij gedeelten in opstal uit te geven op door U te stellen voorwaarden. Een regeling dus in denzelfden geest als die betrekkelijk de uitgifte van bouwterreinen, welke, nu er een groote neiging- tot het bouwen van schiphuizen bestaat, Uwe Ver gadering zal ontlasten en belanghebbenden een spoe diger afdoening van hun verzoek zal waarborgen. Het hierbedoelde stuk grond is nog tot 5 Maart 1913 verhuurd aan R. E. van der Weide, doch kan ingevolge het huurcontract te allen tijde uit de huur worden genomen tegen betaling door de gemeente van do daar voorgeschreven schadevergoeding. Ook geeft de Directeur ons in overweging te be vorderen, het verschuldigde recht naar een bepaalden maatstaf te berekenen, omdat tot dusver zoowel voor een groot als een klein schiphuis een bedrag van f 10.'s jaars, vermeerderd met f 3.50 voor een voetpad, betaald moest worden. Ook ons komt dit niet billijk voor. De Directeur der Gemeentewerken wil een som van 2.per strekkenden meter doen betalen naar de breedte, welke het schiphuis met het daarbij behoorend voetpad aan de zijde van het Vliet heeft. Daarentegen kwam het der Commissie voor de Openbare werken, wier gevoelen wij hierover inwonnen, beter voor het recht te berekenen naar een bedrag van 2.50 per vierkanten meter, welke in het geheel werd ingenomen. Dit laatste schijnt ons in de praktijk moeilijkheden te zullen opleveren. Het ligt toch in de bedoeling langs de schiphuizen een voetpad met hek van gemeentewege aan te leggen en de geheele diepte, welke tusschen dat voetpad en het Vliet komt te liggen, aan gegadigden in opstal uit te geven, on geacht de lengte van het door hen te bouwen schip huis. Daardoor zal vermeden worden, dat er stukjes grond overblijven, welke voor de gemeente waarde loos zijn, terwijl er dan van de zijde der gegadigden niet geklaagd kan worden, dat zij moeten betalen voor grond, welken zij niet noodig hebben. De door den Directeur der Gemeentewerken voorgestelde som komt ons echter te laag voor, zoodat wij die op 3.50 per strekkenden meter meenen te moeten stellen. Dit bedrag is dan vrijwel gelijk aan de som, welke vol gens de door de Commissie voor de Openbare werken aangegeven berekening verschuldigd zou zijn. Om te voorzien in een geschikten toegang naar de schip huizen, wenschen wij, gelijk boven reeds is aan gestipt, door en op kosten van de gemeente een pad mot hek aan te leggen en te onderhouden. De tot nu gebruikelijke manier, waarbij iederen aanvrager achter den grond voor zijn schiphuis een strook grond voor voetpad wordt afgestaan, waarvan naastlegers dan gebruik maken, voldoet niet en kan in do toe komst een oorzaak voor moeilijkheden zijn. De tegen woordige schiphuiseigenaren hebben dit blijkbaar reeds gevoeld en ons dan ook een verzoek in den boven- aangegeven zin gedaan. Om die moeilijkheden te vermijden, lijkt de aanleg en het onderhoud van een voetpad, ter breedte van 2.50 M., met afscheidingshek van gemeentewege ons de aange wezen weg. De eigenaren der schiphuizen, zoowel van die, welke reeds bestaan als die later gebouwd zullen worden, dienen dan echter de door de gemeente te maken kosten gezamenlijk aan de gemeente te vergoeden. De kosten van aanleg zijn door den Directeur der Gemeentewerken begroot op 825.en die van het jaarlijksch onderhoud op 45.—. De totale kosten per jaar zullen rond 130.bedragen, n.l. 6 °/0 van 825.49.50 45.voor onderhoud 6 van de waarde van den grond van dat pad, geschat op 570.34.20 Voor het gebruik van dat voetpad, hetwelk met een handwagen be reden zal kunnen worden, wenschen wij te doen betalen naar 1.50 per strekkenden meter van de breedte van het schiphuis met daarbij behoorend voetpad aan de landzijde. De opbrengst daarvan zal, wanneer het terrein is volgebouwd, de bovenbedoelde kosten dekken De Directeur der gemeentewerken had bij het door hem gestelde bedrag van ƒ1.per strekkenden meter geen rekening gehouden met de waarde van den voor voetpad te bestemmen grond. Daarom is het door ons op 1.50 gesteld. Een jaar lij ksche vergoeding komt ons, in tegenstelling' met het gevoelen van de Commissie voor de Openbare werken, beter voor, ook al omdat o. i. niet te vreezen is dat die vergoeding niet zal worden betaald, terwijl in het terugbrengen in den vorigen toestand door de te stellen voorwaarden wordt voorzien. De gemeente zal dus geen water, doch weer grond terugkrijgen. Op grond van het voorafgaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: I. een stuk grond, ter grootte van ongeveer 1400 M'2., aan het Vliet op Kleijenburg, nader in roode kleur aangeduid op het hierbij behoorende kaartje, deel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G no. 8828, te bestem men voor den bouw van schiphuizen en het aanleggen van een voetpad en Burgemeester en Wethouders te machtigen, dien grond bij gedeelten aan gegadigden in opstal uit te geven onder de volgende bepalingen: 1. Het jaarlijksch recht wordt berekend naar een bedrag van f 3.50 per strekkenden meter van de breedte, welke het schiphuis met het daarbij behoo rende voetpad aan de zijde van het Vliet heeft. Bovendien is iedere opstalhouder jaarlijks een bedrag verschuldigd, berekend naar 1.50 per strekkenden meter van de breedte van het schiphuis en het daarbij behoorende voetpad aan de landzijde, waarvoor hij het recht verkrijgt tot wederopzeggens toe te voet en met een handwagen gebruik te maken van het dooi en vanwege de gemeente langs de schiphuizen te maken en te onderhouden voetpad, onder verplichting bij het gebruik van het pad telkens de te passeeren hekken te sluiten. 2. Het onder 1 bedoelde recht is de eerste maal voor grond vóór den len Juli provisioneel in opstal toegewezen over het geheele jaar en voor dien na den len Juli provisioneel in opstal toegewezen over het halve jaar verschuldigd. Het moet jaarlijks bij vooruitbetaling ten kantore van den ontvanger dezer gemeente worden voldaan vóór den len Mei, vóór het eerst binnen eene maand na de dagteekening van de akte van opstal. 3. Alle belastingen, welke op den in opstal uitge geven grond of op de daarop gestichte gebouwen mochten liggen of gelegd worden, zijn voor rekening- van den opstalhouder.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 3