Vergadering van Dinsdag 10 September 1912.
156 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Augustus 1912.
Mijnheer de Voorzitter
Wat reeds door een te ijverig correspondent aan
zijn blad is vermeld, en door vele bladen beknopt of
verminkt is overgenomen, waardoor wij grievend leed
en last hebben ondervonden, moet nu helaas een feit
worden.
Toen, na afloop der vorige vergadering, door dr. Vonck
mijn kleinzoontje werd onderzocht en verandering
van woonplaats vóór den winter werd aanbevolen,
heb ik geen oogenblik geaarzeld, daaraan gevolg te
geven. Het is ons gelukt te Apeldoorn, het huis
Nieuwe Burglaan 853 te huren, hetwelk we in Sep
tember gaan bewonen. Naast de plichten voor mijn
gezin, die me tot vertrek van hier noodzaken, kan
ik mijn plichten als lid van dezen Raad niet meer
vervullen.
Gaarne had ik mijn krachten nog willen schenken
aan eenige belangrijke zaken, die op afdoening
wachten, doch de plicht voor mijn in dit jaar zoo
zwaar getroffen gezin en familie gebiedt mij mijn
mandaat ter beschikking der kiezers te stellen en
ontslag te nemen als lid van Uwen raad.
Slechts één jaar mocht ik mijn zwakke krachten
schenken, maar toch zal ik, elders wonende, met
genoegen het verblijf alhier herdenken, omdat dit
jaar mijn eerste practische cursus is geweest in het
politieke leven, waarin door mij rijke ervaringen zijn
opgedaan, aangename en onaangename, doch beiden,
voor paedagogische en economische studie, van zeer
hooge waarde. Den kiezers, die mij hun vertrouwen
schonken, betuig ik daarvoor mijn innigen dank en
en ik hoop de verwachtingen, die men van mij
koesterde, niet zooveel te hebben beschaamd, dat ik
daardoor aller waardeering heb verbeurd. Bij mij
blijven vele stadgenooten in aangename herinnering
en 't zou mij leed doen, dezulken mijne nieuwe woning
te zien voorbijgaan.
Ik geef U de verzekering, mijnheer de Voorzitter,
dat ik met belangstelling nota zal nemen van de
verhandelingen en besluiten, alhier genomen, die, zoo
ik hoop, onder Uwe humane, doch krachtige leiding,
alle mogen strekken tot meerderen bloei en welvaart
dezer gemeente. Dat het noch den secretaris, noch
wethouders, raadsleden of ambtenaren aan gezondheid,
kracht en toewijding ontbreke om U daarin naar
vermogen te steunen, is mijn innige wensch.
De Voorzitter zegt dat hij niet alleen den heer van
der Kooi een vaarwel heeft toe te roepen, maar dat
hij dit ook heeft te doen aan een ander lid van den
Raad.
In de handelingen van den Raad vanaf 1907 tot
op heden zal men spreker zal niet zeggen een
onbescheiden maar toch een groot aantal malen
den naam van den heer de Jong kunnen aantreffen.
Lange kolommen heeft de heer de Jong in dat tijdperk
gesproken. Dit vindt zijne verklaring verontschul
diging zal spreker niet zeggen in het feit dat de
heer de Jong de vertegenwoordiger is van een der
uiterste partijen. Dat spreker het niet altijd met
den heer de Jong eens was, behoeft hij niet te zeggen,
maar hij wil er graag getuigenis van afleggen, dat
dit raadslid zich altijd op scherpzinnige en handige
wijze van zijn taak heeft gekweten. Spreker waar
deert bovendien in den heer de Jong diens beminnelijk
en eerlijk karakter, want hij is overtuigd dat hij,
datgene wat hij zeide, ook meende.
De heer van der Kooi was slechts één jaar lid
van den Raad en de Raad was daardoor niet zoozeer
in de gelegenheid diens goede eigenschappen op prijs
te leeren stellen. De heer van der Kooi heeft echter
altijd zijne denkbeelden met de kracht der over
tuiging tot het einde toe verdedigd en dat is een
karaktereigenschap, die waardeering verdient.
In de heeren de Jong en van der Kooi verliest
de Raad dan ook een paar leden, die hij met leed
wezen ziet vertrekken. Spreker hoopt dat de beide
vertrekkende leden nog dikwijls zullen denken aan
den tijd, dien zij de gemeente als raadsleden hebben
gediend en verzekert hun, dat ook de Raad nog
langen tijd hunne personen en arbeid zal gedenken.
De heer de Jong betuigt zijn dank voor de vriende
lijke en waardeerende woorden, door den Voorzitter
aan zijn adres gesproken.
Hij spreekt verder de hoop uit, dat het in de toe
komst, èn de gemeente Leeuwarden, én haar bestuur,
n.l. den burgemeester, de heeren wethouders en raads
leden, bijzonder wel moge gaan.
Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1912. 157
Tegenwoordig 19 leden, te weten de heerenG.
W. Koopmans, Boosman, Tulp, Lautenbach, Fransen,
Wilhelmij, Feddema, Feitz, Berghuis, Tijsma, Hartelust,
Zandstra, Haverschmidt, Vonck, Menalda, Schoon-
dermark, J. Koopmans, Oosterhoff en Komter.
Afwezig met kennisgeving de heeren van Messel,
Beucker Andreae, Burger en Beekhuis.
Twee vacatures.
Voorzitterde heer mr. J. A. N. Patijn, Burge
meester.
I. De notulen der op Dinsdag 20 Augustus 1.1.
gehouden vergadering worden vastgesteld.
II. De Voorzitter deelt mede, dat overeenkomstig
artikel 37 van het reglement van orde, de heer F. Kroon,
commies-redacteur ter secretarie, aangewezen om den
secretaris, aan wien door Burgemeester en Wethouders
een verlof is verleend, te vervangen, alsnog zal
moeten worden beëedigd.
De heer Kroon legt de bij artikel 100 der Gemeente
wet voorgeschreven eeden af.
III. Wordt verder medegedeeld
1. dankbetuiging namens H. M. de Koningin voor
de haar uit naam van het gemeentebestuur en de
burgerij aangeboden gelukwenschen, bij gelegenheid
van Haar verjaardag op 31 Augustus 1.1.
2. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd
de raadsbesluiten dd. 20 Augustus 1912 tot wijziging
van de gemeentebegrooting, dienst 1912, en tot het
doen van eene rechtstreeksche uitgaaf uit den post
voor onvoorziene uitgaven op die begrooting;
3. dat bij Koninklijk besluit van 9 Augustus 1912, no.
48, aan de gemeente tot 1 September 1917 vrijstelling
is verleend van de verplichting tot het oprichten van
eene burgerdagschool, met aanwijzing van de vakken,
waarin aan de burgeravondschool onderwijs moet
worden gegeven
4. rapport van de verificatie der boekhouding aan
de gasfabriek over het 2e kwartaal 1912;
5. bericht van den heer Z. S. Feddema, dat hij
ontslag neemt als lid van den Gemeenteraad.
De mededeelingen 25 worden voor kennisgeving
aangenomen
6. bericht van mej. H. E. Wigersma alhier, dat
zij hare sollicitatie voor de betrekking van leerares
in de gymnastiek aan de school van Middelbaar
Onderwijs voor meisjes intrekt.
Zal bij de stukken worden gevoegd, welke onder punt
2 der agenda aan de orde zijn gesteld
7. schrijven van de heeren M. J. Faber en V.
Frantzen, waarbij zij de aandacht vestigen op eenige
voorwaarden, te verbinden aan de overdracht aan hen
van een strookje gemeentegrond aan de Posthoorn-
steeg, welke h. i. den met Burgemeester en Wethouders
overeengekomen prijs hoog genoeg doen zijn.
Zal bij de stukken worden gevoegd, welke onder
punt 13 der agenda aan de orde zijn gesteld:
8. de begrooting van inkomsten en uitgaven der
stads bank van leening, dienst 1913.
Wordt in handen gesteld van de heeren S. J. van
Messel, D. Lautenbach en C. L. B. J. Feitz om onder
zoek en rapport
9. adres van de Nederlandsche Yereeniging van
Schoolartsen, houdende aanbeveling om eene veror
dening vast te stellen, waarbij aangifte van alle
gevallen van mazelen en kinkhoest verplichtend wordt
gesteld en, behalve lijders aan deze ziekten, ook die
aan andere dan bij de wet genoemde besmettelijke
ziekten het verblijf in of bezoek van de school tijdelijk
kan worden ontzegd enz.
De Voorzitter stelt voor adressanten te berichten,
dat bij de betrekkelijke verordening reeds aan de
meeste wenschen, in het adres vervat, is voldaan.
De heer Vonck is overtuigd dat er aan de wet op
de besmettelijke ziekten wel wat hapert. Dit blijkt
ook uit het adres van de vereeniging van schoolartsen,
die de gelegenheid niet voorbij laten gaan om te
trachten verbetering aan te brengen. Spreker acht
het dan ook beter dat Burgemeester en Wethouders
het advies der schoolartsen inwinnen en stelt voor
de behandeling van deze zaak aan te houden tot de
volgende vergadering.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat er
wel geen bezwaar zal zijn om het voorstel aan te
houden, ten einde het in eene volgende vergadering
te behandelen. De reden echter, waarom Burge
meester en Wethouders met hun voorstel zijn gekomen,
zit daarin, dat de zaken waarover het loopt, in de
verordening op het schoolartseninstituut, die tot
voorkoming, wering en beteugeling van besmettelijke
ziekten en die houdende bepalingen van orde en
tucht zoo goed zijn geregeld, dat Burgemeester en
Wethouders deze zaak met een vrijmoedig oog kunnen
bekijken.
De vereeniging van schoolartsen nu noemt een
paar ziekten, welke niet vermeld zijn in de verorde
ning op het schoolartsen-instituut. Daarentegen komen
in deze verordening ziekten voor die door de ver
eeniging niet worden genoemd, b.v. de St. Vitusdans.
Die ziekte behoort er volgens spreker in en wordt
door de vereeniging van schoolartsen niet genoemd.
De hoofdzaak voor die vereeniging is deze, dat zij
verschillende ziekten wil gebruiken als middel om
kinderen van school te weren, omdat zij hinderlijk
zijn voor anderen. Dit is genoemd sub 2 van het
adres.
Sub 3 staatkinderen van wie huisgenooten lijdende
zijn aan de een of andere ziekte kunnen worden
geweerd. Dit echter vonden Burgemeester en Wet
houders wat al te kras. Er wordt b.v. genoemd
pediculosis (luizenziekte). Als nu een kind een broertje
of zusje heeft dat lijdende is aan luizenziekte, moet
dan zoo'n kind worden geweerd? Ook wordt in het
zelfde verband osena (stinkende neus) genoemd. Nu
gaat het toch niet aan een kind te weren, wiens
broertje of zusje een stinkenden neus heeft. Die stap
gaat Burgemeester en Wethouders, ook in verband
met de leerplichtwet, te ver. Art. 12 dier wet luidt
Geldige redenen van tijdelijk schoolverzuim zijn:
1. tijdelijke sluiting van de school of schorsing
van het onderwijs;
2. een wettelijk voorschrift, hetwelk het bezoeken
van de school tijdelijk verbiedt
3. tijdelijke wegzending van de school als tucht
maatregel.
Wanneer men nu den weg opgaat, dien de verorde
ning van schoolartsen wil, om nd. de kinderen het
bezoeken der school te verbieden als een broertje of
zusje aan een der genoemde ziekten lijdende is, zal
men de school leegpompen. Vandaar dat Burgemeester
en Wethouders hun voorstel hebben gedaan. Wanneer
het de bedoeling van den heer Vonck is om alsnog
in overleg te treden met de schoolartsen en hun te
vragen of zij er zich mee kunnen vereenigen om nog
eenige bepaalde ziekten op te nemen, zal spreker
zich niet tegen aanhouding van het voorstel verzetten.
De heer Vonck zal het evenwel, wat het door spreker
omtrent sub 3 opgemerkte betreft, met hem eens zijn.