198 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1912. De heer Vonck doet opmerken dat volgens den bond van hulpkeurmeesters de keuring van vleesch veel te wenschen overlaat. In het prae-advies echter wordt opgemerkt dat er geen feiten zijn genoemd die aanleiding kunnen geven tot eene reorganisatie van den dienst. Waar nu geen feiten zijn aange bracht wil ook spreker onderstellen dat er geen dingen gebeuren, die niet zijn zooals dat behoort. Toch komt er wel eens twijfel op. Spreker heeft de verordening gelezen en nagegaan wat het werk van den keurmeester is. Hij moet aanwezig zijn bij het slachten van verdacht vee, niet alleen als het aan de een of andere ziekte gestorven is, maar ook als het te laag is aangegeven. Nu is het de vraag, of één man in staat is die slachtingen bij te wonen. Als dat niet het geval is en hij alleen na de slachting komt, zou spreker aan zoo'n keuring weinig waarde hechten. Hij moet toch nagaan of de hem getoonde organen bij het geslachte dier behooren en dat is niet mogelijk, als hij niet bij het slachting tegenwoordig is geweest. Wanneer daaromtrent twijfel bestaat, zal men niet op het abattoir mogen wachten, maar maatregelen moeten nemen in dien zin, dat het aantal keurmeesters worde uitgebreid. De Voorzitter kan den heer Boosman mededeelen, dat de plannen voor het slachthuis in behandeling- zijn. Spreker durft echter geen toezegging doen omtrent het tijdstip, waarop ze bij den Raad zullen inkomen. Spreker is er persoonlijk mee bezig en zal zooveel mogelijk spoed betrachten. Wanneer de heer Boosman dan ook onder spoedig verstaat dat het geen jaren meer duurt, dan kan spreker de vraag van dat raadslid wel bevestigend beantwoorden. Reorganisatie van den vleeschkeuringsdienst heeft geen zin, omdat men geen goeden keuringsdienst krijgt zonder abattoir. Verhalen als de heer Boosman heeft gedaan zijn spreker ook wel ter oore gekomen, maar daarin schuilt dikwijls overdrijving. Bovendien zijn in deze gemeente de kommiezen ook keurmeesters. Waar Leeuwarden zoowat over het geheele land vleesch levert, schijnt haar reputatie nog niet zoo slecht te zijn. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel der Commissie. 12. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van het bestuur der afdeeling Leeu- tvarden en omstreken van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers om het op de ontwerp-begrooting voor 1913 uitgetrokken bedrag ad 200.voor schoolreisjes te verhoog en tot f 800. Dit voorstel luidt als volgt De afdeeling Leeuwarden en omstreken van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers heeft zich bij adres, dat in onze handen om prae-advies werd gesteld en U hierbij weder wordt aangeboden, tot U gewend met het verzoek de som van f 200.als gemeentelijke subsidie voor de schoolreisjes te ver hoogen tot 800.Adressante is van meening, welke in een toelichting nog nader wordt uiteengezet, dat het sparen van de kinderen voor die reisjes aan het nut daarvan afbreuk doet en dat de eerstgenoemde som onvoldoende is, om de onkosten van de reisjes van de 5e, 6e en 7e leerjaren der kostelooze scholen te bestrijden. Verzoek noch argumenten zijn nieuw. Sedert 1907 toch zijn uit Uwe Vergadering op gelijke gronden telken jare bij de behandeling van de gemeentebe- grooting pogingen aangewend in 1910 gesteund door dezelfde afdeeling eerst om een post voor het beoogde doel daarop te brengen en, toen dit gelukt was, om de uitgetrokken som te verhoogen. De laatste pogingen hebben tot nu toe gefaald en de daartoe strekkende voorstellen mochten gewoonlijk niet meer dan 4 a 5 en eens (in 1911) ten hoogste 7 stemmen verwerven. Bij de beraadslaging daarover hebben wij ons standpunt toegelicht, een standpunt, dat wij nog steeds innemen. Toen de post eenmaal op de begrooting was geplaatst, hebben wij ons immer tegen verhooging verzet, omdat met de subsidie niets anders beoogd wordt dan van gemeentewege een bijslag te geven op de door de kinderen zelf gespaarde penningen voor die reisjes. (Zie ook 's Raads hande lingen van 1909, bladzijde 239). De geschiedenis van de totstandkoming toont dit mede aan, want het aangenomen amendement-J. Koopmans op het verworpen voorstel-Krijgsman werd, na aandrang uit den boezem Uwer Vergadering, in dien zin gewijzigd, dat daaruit duidelijk bleek, dat het bedrag van f 200.-op de begrooting slechts werd uitgetrokken als bijdrage in de kosten, ('s Raads handelingen 1908, bladzijde 247). Evenmin als vroeger kunnen wij nu vrijheid vinden tot de verlangde verhooging mede te werken, wes halve wij de eer hebben U voor te stellen op het verzoek afwijzend te beschikken. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra gevoelt zich naar aanleiding van het prae-advies verplicht eenige woorden tot den Raad te spreken. Hij onderschrijft geheel het door adressant in zijn memorie van toelichting medege deelde, en zegt dat hij, zoolang schoolreisjes niet zijn opgenomen in het leerplan, steeds op de bres zal staan om daarvoor te strijden. Verzoek noch argumenten zijn nieuw, zeggen Burgemeester en Wethouders, maar de toestanden zijn sedert 1907 vrij wat veranderd. Spreker denkt aan de prijs stijging der eerste levensbehoeften en wat daar meer voor de arbeiders in de lucht hangt. De tariefwet is in aantocht en verzekeringspremies zullen straks van de arbeiders worden gevraagd. Dat alles werkt mee om de kosten van de huishouding nog grooter te maken, waardoor het sparen, zoo dat nog geschiedt, steeds moeilijker zal worden. En waar nu bij de bestaande spaarmethode lang niet alle kinderen van de schoolreisjes kunnen profiteeren, zal dat deel bij de veranderde toestanden nog geringer worden. Daardoor wordt het nog meer noodzakelijk dat de gemeente de volle kosten der schoolreisjes voor hare rekening neemt. Wat Burgemeester en Wethouders nu verder zeg gen, dat telken jare bij de behandeling der begroo ting pogingen worden aangewend, eerst om den post erop te krijgen en toen dat gelukt was hem te verhoogen, meent spreker te moeten zeggen dat dit van zelf spreekt, daar men in het begin niet alles krijgt wat men noodig heeft en men dan een deel neemt. Waar het hier geldt een zaak van zoo groot belang voor het onderwijs, kan spreker zich niet neerleggen bij het geringe deel dat verkregen is. Er moet vooruitgang zijn. En waar nu de pogingen steeds mislukt zijn en de betrekkelijke voorstellen gewoonlijk steeds 4 a 5, eens in 1911 ten hoogste 7 stemmen hebben verkregen, is dit geen motief om het bijltje erbij neer te leggen. Integendeel, het is bemoedigend te kunnen zeggenwij winnen veld. Overigens noemt spreker het motief van Burgemees Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1912. 199 ter en Wethouders een verdwaald motief, dat beter op zijn plaats geweest ware, als zij een pleidooi hadden willen leveren ten bewijze, dat de samenstelling van den Raad noodzakelijk dient gewijzigd. Als zoodanig neemt spreker nota van 4 en 5 en de 7 stemmen. Die zijn voor hem een bewijs, dat er krachtig dient gewerkt om de samenstelling van den Raad veranderd te krijgen en die zoo te maken, dat zij meer over eenkomt met den geest van den nieuwen tijd. Verder doet het spreker genoegen dat Burgemeester en Wet houders het nut der schoolreisjes niet hebben bestreden. Men zal dat ook niet meer kunnen doen, want men is het er wel over eens dat het aanschouwingsonder wijs van een zeer groote waarde is. In die richting wordt dan ook steeds gewerkt, hetzij met platen of, zooals hier en elders, met de bioscope. Spreker weet niet of met dit laatste bedoeld wordt de schoolreisjes te onderscheppen hij is echter van oordeel dat de bioscope het bewijs zal leveren dat schoolreisjes on misbaar zijn en de waarheid zullen bevestigen van de woorden van een hoofd der schoolschoolreisjes zijn het leermiddel bij uitnemendheid maar spreker meent en hij hoopt dat ze in het leerplan zullen worden opgenomen, terwijl dan de kosten door de gemeente zullen worden gedragen. De heer Boosman zal in tegenstelling met den heer Zandstra vóór stemmen, niet omdat hij 200. voldoende acht hij behoudt zich de vrijheid voor om bij de begrooting te trachten dat bedrag verhoogd te krijgen maar omdat de tot nu toe gevolgde wijze van doen aan het idee van sparen ten goede komt, en hij dit idee wil zien aangemoedigd. Er doen zich echter enkele gevallen voor dat sommige kinderen tengevolge van verschillende oorzaken te min hebben kunnen sparen. Dan gebeurt het wel dat de onderwijzers uit eigen zak bijpassen. Daarom zou spreker gaarne het bedrag van 200.zien verhoogd. Hij zal hiertoe bij de begrooting een poging doen. Hij meent dit nu in het midden te moeten brengen, omdat hij niet gaarne wil, dat men hem dan verwijte, thans vóór het voorstel te hebben gestemd. De heer Zandstra zal nu niet ingaan op het door den heer Boosman gesprokene, dat kan wel bij de behandeling van de begrooting. Wij zijn er niet op tegen de kinderen zuinigheid te leeren, maar dat de kinderen zullen moeten sparen voor hun eigen onder wijs is iets, waar spreker zich sterk tegen zal verzetten. De Voorzitter doet opmerken dat de heer Boosman terecht heeft gezegd dat hij, als hij voor het voorstel stemt, zich niet uitgesproken heeft over het bedrag. Het gaat hier n.l. om het beginsel of de reisjes geheel voor gemeenterekening moeten komen of dat het zal blijven zooals het nu is. De beraadslaging wordt gesloten. Met op 1 na algemeene stemmen, de heer Zandstra stemt tegen, wordt besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Y. De Voorzitter stelt nu aan de orde het voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan J. Kroes op te dragen den aanleg der centrale verwarming in het Stads Ziekenhuis voor 2560.61. De beraadslaging wordt geopend. De heer T ijs ma vraagt wie na Kroes de laagste inschrijver is. De Voorzitter antwoordt dat zulks niet is uitgerekend. Er is ingeschreven op de onderdeelen en Kroes was op bijna alle de laagste. De heer Hartelust begrijpt de strekking dezer vraag niet. Hij vermoedt dat het deze is. Als Kroes van de levering afziet kan de gemeente op den volgenden inschrijver terugtasten. Allen hebben echter onder dezelfde omstandigheden ingeschreven en zij zouden, evenals de heer Kroes gedaan heeft, ook een brief hebben geschreven, dat zij hunne inschrijving niet langer gestand deden als b.v. tot morgen, als zij niet geweten hadden dat de heer Kroes de laagste was en zij geen kans meer hadden. Spreker hecht er niet veel waarde aan of de heer Tijsma al dan niet weet hoeveel de volgende inschrijver hooger is. De heer Fransen vraagt wat de reden is waarom Burgemeester en Wethouders de inschrijving hebben geopend, vóórdat nog over al of niet centrale ver warming was beslist. Indien nog voor den winter de verwarming kon worden geplaatst was het eenigszins begrijpelijk, doch waar dit onmogelijk is en men ook in een ziekenhuis die werkzaamheden niet 's winters zal doen, had die aanbesteding ook gevoegelijk tot het volgend voorjaar kunnen wachten. De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en Wet houders eenvoudig prijsopgave hebben gevraagd om te weten, welk bedrag op de begrooting moest worden uitgetrokken. De heer Beekhuis gelooft na het gehoorde te kunnen constateereu, dat deze zaak niet rijp is voor behandeling. Er is niets anders dan een prijsopgave gevraagd, zoodat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat bij een aanbesteding, waar scherpe concurrentie bij te pas komt, lager zal worden ingeschreven. Het is dan ook mogelijk dat de f 300.er wel uit wordt gehaald. Het komt spreker dan ook voor dat deze zaak den heer Tijsma kan ook al geen antwoord worden gegeven op diens vraag heden niet moet worden behandeld. De Voorzitter wijst er op dat de prijsopgave is gevraagd aan 10 firma's, zoodat op uitgebreide schaal de concurrentie is geopend. De heer van Messel vraagt of het de bedoeling is de verwarming nog voor dezen winter aan te leggen. De Voorzitter„de post wordt uitgetrokken op de begrooting voor 1913." De heer van Messel „dan heeft de behandeling van het voorstel ook geen haast." De Voorzitter zegt dat hij zich zeer goed de bezwaren tegen een dadelijke beslissing kan begrijpen, maar dat het wellicht de gemeente een paar honderd gulden zal schelen als het werk nu wordt gegund. De heer G. W. Koopmans vraagt of de Voorzitter straks geen belofte heeft afgelegd of eene toezegging heeft gedaan met het oog op dit onderwerp.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 8