Vergadering van Dinsdag 12 November 1912. b. door den Minister van Binnenlandsche Zaken de raadsbesluiten dd. 22 October 11. tot benoeming van J. Janssen tot tijdelijk leeraar aan het Gymnasium en tot wijziging der verordening, tot vaststelling van het getal en de jaarwedden der leeraren enz. aan die inrichting van onderwijs (Gemeenteblad 1910 no. 11); 230 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 October 1912. van ongeveer 90,000.met de toevoeging (voor dit jaar) vanna aftrek van 31,620.volgens art. 9bis der wet van 3 Juni 1905 (Staatsblad no. 151). 't Is naar aanleiding daarvan dat spreker een voor stel wenscht te doen. Deze zaak raakt de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten, welke verhouding niet goed is geregeld, 't Was de tegenwoordige Minister van Binnenlandsche Zaken, die als wethouder van Amster dam geheel doordrongen was van het onvoldoende dier regeling en die helaas velen heeft teleurgesteld, toen hij niet met bekwamen spoed hulp en uitkomst bracht aan de gemeenten, die reikhalzend uitzien naar verbetering. In een tijd van omvorming met toe neming der eischen, aan de wetgeving gesteld, had men mogen verwachten, dat een energieke daad ver lichting bracht aan de gemeenten, op wie meer en meer de uitvoering van zeer belangrijke zaken voor het algemeen belang komen te rusten. Een aanhangig wetsontwerp blijft aanhangig en als er geen aandrang komt van de gemeenten zelve, zal verbetering nog zeer lang uitblijven. Thans diende Leeuwarden ruim 127,000.rijks bijdrage te genieten naar het getal inwoners. Dit bedrag wordt verminderd met een meerdere rijks bijdrage in de kosten van lager onderwijs. Dat er meer voor dit onderwijs wordt uitgekeerd, valt te waardeeren. Het is voor die gemeente een welkome steun, wier ingezetenen bij voorkeur openbaar onder wijs wenschen. Maar waarom moet nu die meerdere subsidie met de andere hand worden teruggenomen Het mag een verbetering schijnen, praktisch komt het er op neer dat de eischen ten opzichte van het lager onderwijs hooger worden en de rijkssteun gelijk blijft. Dit is onbillijk tegenover onze gemeente, die in ongunstiger omstandigheden verkeert dan b.v. 's Hertogenbosch, welke gemeente weinig aan de volksontwikkeling besteedt. Wie meer doet, is er dus minder aan toe en wordt daardoor verlokt minder gewenschte wegen te be wandelen, door de financiën gedeeltelijk te doen drijven op de winsten der bedrijven. Daarom wil spreker een voorstel indienen, waarbij de gemeente Leeuwarden het initiatief neemt tot een adres beweging met de andere gemeenten om aan de re geering te verzoeken, zoo spoedig mogelijk eene wij ziging van art. 9bis der wet van 3 Juni 1905, Staats blad 151 ter hand te nemen, opdat de uitkeering naar het getal inwoners ten volle kan plaats hebben en er niet meer wordt afgetrokken voor meerdere subsidie van het lager onderwijs. Op instemming van andere gemeenten zal stellig mogen worden gerekend, als men weet dat b.v. in totaal de Friesche gemeenten in 1911 een aftrek ondergingen van 364,000. Ook voor de andere gemeenten zal het een uitkomst zijn iets meer in handen te krijgen, gedrukt als ze zijn door zware armenzorgen. Doet onze gemeente den door spreker aangewezen stap, dan zal dat voor de regeering een prikkel zijn de zaak der financieele verhouding van het Rijk tot de gemeente niet op de lange baan te schuiven. Er zal dan toch iets worden gevraagd wat praktisch mogelijk is, waarom niet de geheele wet van 1905 behoeft te worden omgewerkt en dat nu reeds zonder veel moeite uitvoerbaar zal zijn. Het verzoek behelst niets anders daD eene vereen voudiging der wet. De le alinea n.l. van artikel 9bis kan vervallen. Het is zoo noodig dat er verandering komt, dat men elke verbetering met graagte zal accepteeren. In de regeering mag men wel zooveel vertrouwen stellen, dat zij oen weg zal vinden om aan het ver zoek te voldoen, te meer nu aan het hoofd staat een man, die als wethouder van Amsterdam wist te spreken van een ongewenschten toestand. Spreker heeft de eer de volgende motie in te dienen De Raad, van oordeel dat een wijziging in de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeente dringend noodig is draagt Burgemeester en Wethouders op het initiatief te nemen om te komen tot een adresbeweging der gemeenten, om bij de regeering aan te dringen op het vervallen van den aftrek volgens art. 9bis der wet van 3 Juni 1905. De Voorzitter stelt voor deze motie te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders ten fine van prae-advies. Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen besloten. Yolgno. 45 wordt onveranderd vastgesteld. Yolgnos. 4687 worden onveranderd goedgekeurd en daarna volgno 310, onvoorzien, vastgesteld tot een bedrag van 27483.20. De begrooting wordt met algemeene stemmen in ontvang en uitgaaf vastgesteld tot een bedrag van 1,626,895.50. 10. Voorstel van Burpemeester en Wethouders tot het aangaan van een tijdelijke geldleening ter voorziening in de eventueele behoefte aan kasgeld. Overeenkomstig het voorstel wordt met algemeene stemmen besloten Burgemeester en Wethouders te machtigen om ter voorziening in de eventueele behoefte aan kasgeld, tot het gaande houden van den geregelden dienst, de daarvoor op de gemeentebegrooting voor 1913 uitgetrokken tijdelijke geldleening, zoover noodig, aan te gaan, uiterlijk voor den tijd van een jaar, tegen een rente hoogstens gelijkstaande aan het promessen- disconto bij de Nederlandsche Bank, vermeerderd met de zegelkosten en verder op de wijze en onder zoo danige voorwaarden en bepalingen, als zij in het belang der gemeente nuttig en noodig zullen achten. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het doen van inschrijvingen op de grootboeken der Nationale Schuld. Overeenkomstig het voorstel wordt met algemeene stemmen besloten Burgemeester en Wethouders te machtigen, de in 1918 te ontvangen sommen wegens afkoop van grond- pachten, grafgelden, onderhoud van grafzerken, het voortdurend onderhoud der van particulieren over genomen straten, den verkoop van gebouwde- en ongebouwde eigendommen (behalve de ongebouwde eigendommen aan het Nieuwe Kanaal) en de bijdragen voor gemeentelijke pensioenen, te doen inschrijven op de grootboeken der Nationale Schuld. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de Voorzitter de vergadering. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 November 1912. 231 Tegenwoordig eerst 17, later 18 leden, te weten de heerenFransen, Tulp, Lautenbach, Wilhelmij, Boosman, Oosterhoff, Tijsma, van Messel, G. W. Koopmans, J. Koopmans, Feitz, Beekhuis, Menalda, Zandstra, Haverschmidt, Schoondermark en Komter. Later de heer Beucker Andreae. Afwezig 4 leden, waarvan met kennisgeving de heeren Hartelust, Vonck en Berghuis. Zonder kennisgeving de heer Feddema. Twee vacatures. Voorzitterde heer mr. J. A. N. Patijn, Burgemeester. I. De notulen der op Maandag 28 October 1.1. gehouden vergadering worden vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1. dat zijn goedgekeurd: a. door Gedeputeerde Staten het le suppletoir kohier van den Hoofdelijken Omslag, dienst 1912 en het raadsbesluit dd. 22 October 11. tot verkoop van een gedeelte van de Lijkvaart aan S. P. Kramer wed. U. J. Noordenbos en M. Meijer 2. dat van Gedeputeerde Staten bericht is in gekomen van de ontvangst van het raadsbesluit dd. 22 October 11. tot wijziging van de algemeene politie verordening voor deze gemeente 3. dankbetuiging van de heeren Dr. J. Huisinga en H. van Eek voor hunne benoeming tot tijdelijk leeraar aan de school van Middelbaar Onderwijs voor meisjes, van H. Klaver voor zijne benoeming tot waagmeester en van mej. W. A. de Yries voor hare benoeming tot onderwijzeres in de nuttige handwerken aan gemeenteschool no. 6 4. rapport, naar aanleiding van een door Burge meester en Wethouders in verband met de gerezen klachten over het vervuilde grachtwater verstrekte opdracht, van den scheikundige H. W. Sonnega Cz. alhier omtrent het onderzoek van water 1. uit de Potmarge bij het terrein der stadsreiniging 2. uit de oude Potmarge 250 M. uit de aardappel meelfabriek 3. uit het vaarwater langs de Tuinen, waaruit blijkt, dat het water uit de Potmarge bij het terrein van de Stadsreiniging niet de oorzaak kan zijn van de verontreiniging van het water in de stads grachten, doch dat het water uit de oude Potmarge met zijn groot gehalte aan organische stof (hoofdzakelijk eiwit en zwavelwaterstof) tot die verontreiniging aan leiding heeft kunnen geven. De mededeelingen 14 worden voor kennisgeving aangenomen 5. aanbeveling voor de benoeming van een voogd en een voogdes van het Nieuwe Stads Weeshuis, wegens periodieke aftreding van den heer Mr. C. W. Stheeman en van mevr. J. SprengerKnorre. De aanbevelingen luiden als volgt voor de vacature mr. C. W. Stheeman 1. Mr. C. W. Stheeman 2. F. de Greve 3. A. E. J. Bertling voor de vacature mevr. J. SprengerKnorre 1. mej. T. Witteveen 2. mevr. S. van Sloterdijck, geboren Jonkvr. van Panliuijs 3. mevr. baronesse van der Feltz, geboren Rauwenhoff. Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld 6. aanbeveling voor de benoeming van een lid der Commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs, wegens periodieke aftreding van den heer H. P. de Haan. De aanbeveling luidt als volgt 1. H. P. de Haan 2. L. C. baron van der Feltz 3. G. Redeker. Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld 7. Alsvoren voor de benoeming van een voogd van het Nieuwe Stads Weeshuis, wegens het vertrek van den heer dr. H. D. Verdam. De aanbeveling luidt als volgt L. mr. D. van Weideren baron Rengers 2. mr. M. Goslings; 3. dr. H. F. Huisken. Zal in eene volgende vergadering worden behandeld 8. adres van den heer L. van der Meij, alhier, houdende verzoek om uitstel van bebouwing van- en vergunning tot het aanleggen van een tuin op een gedeelte van het hem in 1907 in koop afgestaan bouwterrein aan de Emmakade N.Z. en de Vredeman de Yriesstraat, alsmede om ontheffing vandebeloopenboete; 9. adres van de Friesche Coöperatieve Zuivel- Export-Vereeniging, houdende verzoek om vergunning tot het maken en hebben van twee inritten in het gemeentelijk trottoir vóór perceel Willemskade Z.Z. no. 47, om de bestaande te laten vervallen en tot het leggen en hebben van rails in de openbare straat aldaar 10. adres van den heer D. Timmermans, alhier, houdende verzoek om wijziging van de rooilijn voor de te stichten woningen op bouwblok XVI aan de Gijsbert Japicxstraat De stukken 810 worden in handen gesteld van Burgemeester en Wethouders ten fine van prae-advies 11. dat door den Burgemeester is benoemd tot inspecteur van politie 3e klasse de heer A. E. Hombrink, volontair bij de politie te Noordwijk 12. dat Burgemeester en Wethouders provisioneel in erfpacht hebben afgestaan aan IJ. Verhoeve alhier een gedeelte van blok XIIIc der terreinen aan het Nieuwe Kanaal Z.Z. ter grootte van ongeveer 248 M2., canon pl.m. f 66.96. De mededeelingen sub 11 en 12 worden voor kennis geving aangenomen 13. wordt overeenkomstig het besluit van 9 No vember 1909 overgegaan tot de benoeming eener commissie van onderzoek van de rekening en verant woording der Stads Bank van Leening, dienst 1912. De Voorzitter wijst, daar de Raad de benoeming niet aan zich wenscht te houden, daarvoor aan de heeren Menalda, Berghuis en Tulp 14. dat door Burgemeester en Wethouders aan den heer D. Terwee op zijn verzoek eervol ontslag is verleend als brandmeester, terwijl in zijne plaats is benoemd de heer F. L. Uffelie, alhier 15. dat door Burgemeester en Wethouders bij openbare aanbesteding is gegund het doen van verf- werken in onderscheidene perceelen en wel perceel 1 aan O. Bajema, alhier, voor 103. 2 en 4 aan A. P. van Schagen, alhier, resp. voor f 165.en 76. 3 aan L. E. Vlaskamp te Hardegarijp, voor 158.— 5 en 6 aan P. J. Koopmans Zn., alhier, resp. voor 134.en f 69. 7 aan J. S. de Jong, alhier, voor 69. 8 aan G. de Beer, alhier, voor 232. 9 aan C. Elzinga, alhier, voor f 228.50. De mededeelingen 1415 worden voor kennisgeving aangenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 1