10 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Januari 1913.
electriciteitbedrijf, alsmede tot het doen van een rccht-
streeksche betaling en van ceue afschrijving uit den post
voor onvoorziene uitgaven op de gemcentebcgrooting, alle
dienst 1912.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Bertling hoopt niet buiten do orde te zijn
door het woord te vragen over een onderwerp, dat
eenigszins in verband staat met deze zaak. Het is
spreker n.l. opgevallen dat de toestand der slooten aan
den Poppeweg uiterst slecht is. Dat zijn, om een
onparlementair woord te gebruiken, vieze slooten.
Hij vraagt den wethouder, dien zulks aangaat, aan
deze zaak zijn aandacht te willen schenken.
De Voorzitter antwoordt dat de aandacht zoo nu
en dan al reeds op deze sloot is gevestigd. Overigens
wil spreker nu niet gaarne op dit onderwerp ingaan,
daar liet niet aan de orde is. Burgemeester en Wet
houders zullen aan den slechten toestand opnieuw
hunne aandacht schenken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de conclusies van de rapporten der commissie.
2. Rapport der commissie belast geweest met het
onderzoek betreffende eene wijziging der gcmeentc-begroo-
ting, dienst 1913.
De conclusie van het rapport, strekkende tot goed
keuring der voorgestelde wijziging, wordt met alge
meene stemmen aangenomen.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van het perceel Doelestraat no. 1 aan 11. de
Boer alhier, voor het tijdvak van 12 Mei 1913—12 Mei
1914, met stilzwijgende jaarlijksche continuatie.
Dit voorstel luidt als volgt
De huur van het huis Doelestraat no. 1 is door het
Bestuur van „het Tehuis voor vrouwen en meisjes"
alhier, die dit sinds 12 Mei 1907 in gebruik had,
tegen 12 Mei 1913 opgezegd.
Naar aanleiding daarvan zijn een drietal verzoeken
ingekomen om dat huis met ingang van laatstge-
melden datum te mogen huren, welke wij den Direc
teur der gemeentewerken om advies in handen hebben
gesteld en wiens gevoelen Uwe Vergadering in bij
gaande rapporten vindt weergegeven. Met hem zijn
wij van meening, dat de huur met H. de Boei' dient
te worden aangegaan. De door dezen geboden huur-
som, ad 185 's jaars, is f 35 hooger dan die, welke
bovengenoemd bestuur betaalde en komt ons alleszins
billijk voor. Ook de overige voorwaarden, welke in
overleg met den Directeur zijn gesteld, kunnen wor
den ingewilligd.
Derhalve hebben wij de eer U voor te stellen te
besluiten
aan Hieronimus de Boer, verver bij de Maatschappij
tot exploitatie van Staatsspoorwegen, alhier, onders
hands van 12 Mei 1913 tot 12 Mei 1914, met stil
zwijgende verlenging van jaar tot jaar, tenzij vóór
31 December door een der beide partijen opzegging
heeft plaats gehad, te verhuren het huis Doelestraat
no. 1, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, als
huis en erf, sectie C no. 1310, groot 95 cA.., voor de
som van een honderd vijf en tachtig gulden 185)
's jaars en verder onder de voorwaarden, welke Burge
meester en Wethouders noodig zullen achten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om voor
het tijdvak van 1 Maart 1913ultimo Februari 1918
aan Jarig de Jong alhier wederom ondershands te ver
pachten de exploitatie der buffelten en het gebruik van
het koffiehuis in den Stads- of IYinsentuin.
Dit voorstel luidt als volgt
Met den laatsten Februari 1913 eindigt de tijd,
waarvoor aan den tegenwoordigen pachter J. de Jong
do opkomsten van de buffetten in den Prinsentuin
krachtens raadsbesluit van 6 December 1910 no.
406r/194 zijn afgestaan. De prijs van 2522.die
destijds voor die pacht bedongen is, was volgens de
mededeeling: van de Jong 300.hooger dan hij
had kunnen opbrengen, indien de vier extra concerten,
die van gemeentewege buiten de gewone Zondagsuit
voeringen werden gegeven, achterwege waren gebleven.
Gelijk bij de mondelinge behandeling van de ge-
meentebegrooting voor 1913 van onze zijde reeds is
medegedeeld, ligt het inderdaad in het voornemen,
wegens de weinige belangstelling die zij gevonden
hebben, deze buitengewone concerten voortaan voor-
loopig niet weer te geven. In vergelijking met vroeger
zou dus de pacht voor een volgend tijdvak 2222.
moeten doen, in welk geval dan wordt uitgegaan
van de meening dat de pachtsom ook voor de eerst
volgende jaren overigens geenerlei verhooging of ver
laging zou moeten ondergaan. Nadat wij den pachter
gehoord hebben, meenen wij dat, indien op eene som
van 2222.per jaar onder de bestaande voor
waarden zou kunnen worden aangehouden, naar beide
zijden de billijkheid wordt betracht.
Bij ons college is evenwel in overweging eene uit
breiding van het getal zitplaatsen in den tuin ter hand
te nemen, wat hier en daar met eenige niet onbelangrijke
veranderingen zal moeten gepaaid gaan en waartoe
eventueel de voorstellen U te zijner tijd zullen be
reiken. Het schijnt wenschelijk thans bij de nieuwe
overeenkomst met deze mogelijke verandering reeds
dadelijk rekening te houden en wel in dezer voege,
dat de pachtsom stijgt in verhouding tot de toe
neming van het aantal zitplaatsen. Volgens het loo-
pende contract zorgt de pachter voor de aanwezigheid
van 2500 stoelen. In waarheid kunnen er echter niet
meer dan 2200 gelijktijdig geplaatst worden. Met
de Jong is thans overeenstemming verkregen hierover,
dat de door hem te betalen prijs in gelijke verhouding
zal stijgen als het aantal nieuw te creëeren zitplaatsen
staat tot 2200. O. i. is hiermede een billijke maatstaf
gevonden.
Wij hebben alzoo do eer U voor te stellen te be
sluiten voor het tijdvak van 1 Maart 1913 tot en
met ultimo Februari 1918 aan Jarig de Jong onders
hands te verpachten de exploitatie der buffetten en
het gebruik van het koffiehuis in den Stads- of Prin
sentuin voor eene som van 2222.per jaar, in
gelijke evenredigheid te verhoogen als de verhouding
tot 2200 bedraagt van het getal stoelen dat, na eene
eventueele uitbreiding gedurende den loop van het
pachtcontract van het aantal zitplaatsen in den tuin,
boven de 2200 zal geplaatst worden en zulks op de
verder door Burgemeester en Wethouders geraden
geoordeelde voorwaarden.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wilheimij wil Burgemeester en Wethouders
vragen waarom dit voorstel zoo laat bij den Raad
aanhangig wordt gemaakt. Spreker is in principe
voor publieke verpachting, maar in dit geval zou hij
dit principe niet willen doordrijvon, omdat de pachter
den tuin, als hij geen pachter blijft, met vier weken
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Januari 1913. 11
reeds moet verlaten. Wanneer dit voorstel voor een
half jaar bij den Raad was ingekomen, zou de Jong
in de gelegenheid zijn geweest naar een andere be
trekking om te zien. Die gelegenheid heeft hij nu
niet. Spreker zal daarom vóór het voorstel stemmen,
maar hij spreekt den wensch uit, dat dergelijke voor
stellen in het vervolg vroeger bij den Raad ter tafel
zullen worden gebracht, opdat dergelijke menschen
in de gelegenheid zijn iets te zoeken.
De heer Boosman wenscht zich aan te sluiten bij
het door den ;heer Wilheimij gesprokene ook hem
spijt liet, dat dit voorstel zoo laat komt.
Spreker is een voorstander van publieke verpachting,
maar ook hij wil in dit geval dit beginsel niet door
drijven, omdat de gevolgen daarvan voor den heer
de Jong tot groote onbillijkheid zouden leiden. Wordt
de Jong niet opnieuw pachter, dan wordt hij. als
spreker het zoo eens mag zeggen, over vier weken
op sti aat gezet en daartoe wil spreker niet medewerken.
Hij zal dus voor de voordracht stemmen, doch hij
zou tevens gaarne zien, dat dergelijke voorstellen in
het vervolg vroeger bij den Raad worden ter tafel
gebracht.
De heer van Messel kan zich niet aansluiten bij het
door de heeren Wilheimij en Boosman gesprokene.
Dat dit voorstel zoo laat bij den Raad komt, kan niet
van invloed zijn op sprekers stem en gevoelen ten
opzichte van deze zaak. Hij wil Burgemeester en
Wethouders echter vragen, waarom zij, nadat de
adressen waren ingekomen, de heer Haasdijk heeft
f 425 hooger ingeschreven, staat hier hoog aange
schreven en heeft jaren tot aller genoegen de Beurs-
buffetten geëxploiteerd hun voorstel niet hebben
teruggenomen en den Raad in de gelegenheid gesteld
zijn oordeel over een ander voorstel uit te spreken.
Burgemeester en Wethouders schijnen hoogst overwegende
redenen te hebben om hun voorstel te handhaven.
Spreker zou die hoogst overwegende redenen gaarne
vernemen.
De heer Oosterhoff (wethouder) zegt dat de heeren
Wilheimij en Boosman hebben gevraagd hoe het komt
dat dit voorstel zoo laat bij den Raad is aangebracht.
Zij hebben gezegd dat dit hun spijt en dat zij nu
tegen hun wil genoodzaakt zijn vóór het voorstel te
stemmen. Spreker kan mededeelen, dat deze ver
traging een gevolg is van de aanhangige wijzigingen
in den tuin. Voor twee jaar hebben Burgemeester
en Wethouders den Raad medegedeeld dat zij, met
het oog op het voortdurend toenemen van het aantal
abonné's, plannen hadden wijzigingen in den tuin
aan te brengen om dan na het tot standkomen daar
van, een openbare verpachting te houden. Tegen
den tijd echter, dat men met de uitvoering der
werken zou beginnen, kwamen er nieuwe inzichten,
waardoor het onmogelijk was met de voorgenomen
veranderingen aan te vangen. Er werden bezwaren
geopperd tegen de plannen, want men was bang, dat
de acoustiek van een nieuw to bouwen tent niet zou
voldoen. Er waren daarom proefnemingen noodig
en vandaar dat de zaak moest worden uitgesteld.
Spreker kan echter namens Burgemeester en Wet
houders wel de toezegging doen dat zij in het vervolg
dergelijke voorstellen wat vroeger bij den Raad zullen
indienen.
De heer van Messel heeft verder bezwaren geopperd
tegen onderhandscho verpachting en gevraagd of de
adressen van do heeren van der Ploeg en Gorter en
dat van den heer Haasdijk, geen wijzigingen hebben
kunnen brengen in het voorstel van Burgemeester
en Wethouders. Spreker moot in de eerste plaats
de opmerking maken, dat het een vreemde manier
van doen is om, nadat bekend is hoeveel pacht zal
worden gevraagd, een bod te doen. Het is dan toch
wel zeer gemakkelijk om met een som te komen, die
er wat aardiger uitziet. Dan doet spreker opmerken
dat het achteraf is gebleken dat de heer Haasdijk
eigenlijk niet wist wat hij schreef. Burgemeester en
Wethouders hebben Haasdijk ontboden en hem ge
vraagd hoe zijn inschrijving was bedoeld en of hij
wel wist dat de Jong, als hij den tuin verlaat, de
vergunning meeneemt en dat Burgemeester en Wet
houders dan weer bij de Kroon mooten aankloppen
om een nieuwe vergunning'. Toen heeft de heer
Haasdijk tot spreker persoonlijk gezegd dat hij, als
de vergunning verviel, 2 a 300.— minder pacht
moest geven en dan komt hij tot ongeveer dezelfde
pachtsom als de heer de Jong. Bovendien was den
heer Haasdijk van den onderhoudstoestand van het
meubilair niets bekend en het zou dan ook best kunnen
gebeuren, dat bekendheid daarmee hem. nog een paar
honderd gulden minder deed bieden.
Nu heeft do heer van Messel gezegd te willen
weten, welke hoogst ovorwegende redenen Burge
meester en Wethouders hebben genoopt hun voorstel
tot onderhandscho verpachting te handhaven. Bur
gemeester en wethouders stellen op den voorgrond
dat ook zij voorstanders zijn van openbare verpachting.
En al zouden zij dat niet willen, dan zou de
Gemeentewet, die onderhandsche verpachting slechts
bij uitzondering toelaat, hen daartoe wel noodzaken.
In gevallen als het onderhavige heeft onderhandsche
verpachting echter veel voor en in dit geval bestaan
er bijzondere redenen voor. In het algemeen heeft
onderhandsche verpachting veel voor, omdat de
exploitatie voor een groot deel van den pachter
afhangt. Spreker geeft toe, dat er wel een andere
goede pachter zou zijn te vinden, maar bij openbare
verpachting is men wel wat gebonden aan den hoog-
sten inschrijver en gaat het moeilijk om dezen, als
er niets op hem valt te zeggen en zijn borgen goed
zijn, te passeeren. Dan laat men zich to veel leiden
door hot geboden bedrag en te weinig door de per
soonlijke geschiktheid van den pachter.
Nu zijn hier bovendien bijzondere omstandigheden
in het spel. Voor twee jaar zijn plannen geopperd om
verandering aan te breDgen. Burgemeester en Wet
houders vonden het niet geschikt om tijdens de voor
bereiding den tuin voor langen tormijn te verpachten
en daarom is toen de termijn van twee jaren genomen.
Feitelijk verkeeren Burgemeester en Wethouders thans
nog in dezelfde omstandigheden. Zij hadden gehoopt
met do plannen klaar te zijn, maar zooals gezegd is
er op het laatste oogenblik nog een kink in den kabel
gekomen. Daarom hebben zij dan ook eerst getracht te
verpachten op korten termijn en do Jong gevraagd of hij
den tuin niet voor één of twee jaar zou willen pachten.
Daartegen had hij echter bepaald bezwaar met het
oog op den onderhoudstoestand van het meubilair.
Wanneer de daaraan te besteden onkosten over eenige
jaren worden verdeeld, voelt men dit niet zoo.
Burgemeester en Wethouders hebben nu gezocht
naar een middel om in verhouding tot eene eventueele
uitbreiding van het aantal zitplaatsen een evenredig
hoogere pacht te krijgen. Waar de vertering toch in
hoofdzaak komt van het aantal zitplaatsen achten
Burgemeester en Wethouders het billijk de pacht in
dezelfde verhouding te verhoogen. Wat de nu geboden
pachtsom betreft, Burgemeester en Wethouders achten
die billijk. De voorlaatste pachtsom, ƒ2022.is het
gevolg geweest van eene openbare verpachting. De
pacht voor 1911 13 is met 500.verhoogd met het
oog op het steeds grooter worden van het aantal
abonné's en de vier extra concerten, vanwege Burgemee
ster en Wethouders gegeven. Waar deze concerten nu
echter weer vervallen, achtte de Jong het billijk de
ƒ300.waarop do opbrongst voor die vier concerten