26 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Februari 1913.
het 8Y2 centjes land. Ten opzichte van de leerares
in de gymnastiek evenwel schijnt men in dit euvel
te willen vervallen. Met haar 10 lesuren per week
staan haar verhoogingen van 25.te wachten. In
dit opzicht ware het beter ook haar verhoogingen
van 100.toe te kennen, alsmede aan de leeraressen
in teekenen en handwerken. Men verwacht van haar
toch niet minder trouwe plichtsbetrachting En nu
nog één vraag. Wat heeft de salariëering der be
trokken leeraressen te maken met het lesgeven aan
andere inrichtingen? Men doet zijn werk aan de
Middelbare School en dat werk dient betaald te
worden zonder te letten op bijkomstige omstandig
heden. Men is toch niet bevreesd dat de betrokken
personen te luxieus zullen gaan leven, zoodat de ge
meente als toeziende voogd moet optreden Een
bepaling om het loon te verminderen wegens werk
zaamheden aan andere inrichtingen is, meent spreker,
wel een merkwaardige vinding, maar hij en zijne
partijgenooten kunnen die niet aanvaarden. Ze dient
dan ook te vervallen.
Spreker wenscht nu nog eene kleine opmerking te
maken over art. 4.
Daar is alleen sprake van de leeraressen of leeraren.
Spreker en zijne partijgenooten meenen dat voor de
Directrice in deze geen uitzondering mag worden ge
maakt, zoodat ook zij in den aanhef dient te worden
genoemd.
Spreker is van oordeel dat er nog een zeer ernstige
opmerking dient te worden gemaakt naar aanleiding
van het salaris van den concierge. Spreker en zijne
partijgenooten deelen de meening van Burgemeester
en Wethouders niet. Eene bezoldiging van f 450.—
met vrije woning, vuur en licht achten zij geenszins
billijk. Deze bezoldiging toch is niet evenredig aan de
liefde en zorg, die de voorstanders der middelbare
meisjesschool aan die inrichting heeten toe te dragen.
Zoo'n salaris spreekt niet van waardeering, wel van
geringschatting der gevorderde diensten.
Ook een concierge behoort een redelijk bestaan te
hebben en het verschil te zijnon opzichte behoeft
niet te worden gekwalificeerd. Het spreekt voldoende
voor zich zelf. Voor een concierge toch veranderen
de tijdsomstandigheden evengoed als voor de leera
ressen. Evengoed als deze heeft hij ervaren, dat men
met 25 stuivers thans zoover niet komt als met een
gulden voor eenige jaren.
In de toelichting wordt zijne bezoldiging vergeleken
met even schriele loonen elders. Dat schijnt zoo
langzamerhand gewoonte te worden, wanneer men het
kan gebruiken. Men ziet naar andere plaatsen en
vreest zelf een goed voorbeeld te geven, waardoor
men met andere plaatsen juist een slecht voorbeeld
gaat vormen. Indien er al sprake van vergelijken
mocht wezen, dan dient de afstand gemeten tusschen
een karige bezoldiging als deze en een eenigszins
goed loon, dat in de allereerste levensbehoeften van
een gezin kan voorzien. Spreker heeft thans de eer
den Raad de volgende voorstellen aan te bieden
Art. 2, eerste lid, 4e zinsgedeelte waar sprake is
van de leerares sub c (teekenen) en sub d (handwer
ken) aldus te wijzigenwelke jaarwedden kunnen
worden verhoogd indien zij 3, 6, 9 en 12 jaar zijn
werkzaam geweest, telkens met 100.—.
Art. 2, le lid, 5e zinsgedeelte te wijzigen als volgt:
de jaarwedde van de leerares sub e kan worden ver
hoogd, indien zij 3, 6, 9 en 12 jaar werkzaam is ge
weest, telkens met 100.per jaar.
Art. 2, 2e lid, vervalt.
Art. 4 in den aanhef te lezen
de directrice, de leeraressen of leeraren enz.
en ten slotte
het salaris van den concierge aan de middelbare
meisjesschool worde bepaald op 600.en vrije
woning, vuur en licht. Hom kunnen drie 3 jaarlijksche
verhoogingen van 100.worden toegekend.
Deze amendementen worden ondersteund en maken
tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders een onderwerp van bespreking uit.
De heer Burger wenscht eene kleine opmerking te
maken naar aanleiding der concierge-kwestie. In het
voorstel van Burgemeester en Wethouders komt de
concierge niet voor om de goede reden dat Burge
meester en Wethouders meenen, dat hij niet in dit
voorstel thuis behoort. Spreker stelt nu niet de
vraag welk tractement de concierge moet hebben,
maar in welken vorm denken Burgemeester en Wet
houders deze zaak te regelen Willen zij met eene
nieuwe verordening te dezer zake komen, dan is het
juister het adres en het amendement bij die gele
genheid te behandelen.
Ook om een andere reden geeft spreker er de
voorkeur aan de concierge-kwestie nu niet te be
handelen. Burgemeester en Wethouders hebben een
opdracht van den Raad onder handen om een onder
zoek in te stellen naar de salarieering van den con
cierge van het gymnasium. Spreker acht het logisch
deze beide tractementen in verband met elkaar te
behandelen. Hij vraagt nu of er van Burgemeester
en Wethouders ten opzichte van het salaris van den
concierge een afzonderlijk voorstel is te wachten en
acht het in elk geval verstandig de behandeling dezer
kwestie aan te houden tot de salarisregeling van den
concierge van het gjunnasium.
De Voorzitter meende dat het voorstel betrof eene
verordening op de middelbare meisjesschool en dat
hij het voorstel van den heer Zandstra wel als
amendement kon beschouwen.
Nu hij echter tot de conclusie komt dat het eene
verordening is regelende de jaarwedden der leera
ressen, behoort de bepaling van het salaris van den
concierge er niet in thuis en kan het voorstel van
den heer Zandstra niet als amendement worden be
schouwd. Het is dan ook een voorstel vreemd aan
de orde van den dag en kan, na in overweging te
zijn genomen, in handen van Burgemeester en Wet
houders worden gesteld ten fine van prae-advies.
Burgemeester en Wethouders kunnen dat dan uit
brengen tegelijk met het prae-advies over de salaris
regeling van den concierge van het gymnasium.
De heer Zandstra zou waarschijnlijk niet met een
voorstel tot salarisverhooging van den concierge zijn
gekomen als Burgemeester en Wethouders dien beambte
zelf niet ter sprake hadden gebracht. Ook spreker
voelt er veel voor dat deze kwestie thans niet ter
sprake wordt gebracht en hij kan zich met het
voorstel van den Voorzitter dan ook wel vereenigen.
Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig
besloten en de algemeene beraadslagingen gesloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Art. 1 wordt onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is artikel 2 met de daarop ingediende
amendementen.
De zinsgedeelten 1 en 3 van het le lid worden
onveranderd vastgesteld.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Februari 1913. 27
Aan de orde is zinsgedeelte 4 van het le lid met
het amendement-Zandstra.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Schoondermark (wethouder) wijst er op dat
het, als het amendement wordt aangenomen, voor de
hand ligt, dat de verhouding tusschen de salarieering
der verschillende vakken verbroken wordt.
Dit is dan ook voor spreker het motief den Raad
te ontraden het amendement aan te nemen. Deze
zaak is door de Commissie van Toezicht, de dames
gehoord, zeer ernstig behandeld.
Meegaan met het amendement zou de heele zaak
dan ook bederven, daar het de bedoeling is een goede
salaris regeling te krijgen, maar niet om in den blinde
de salarissen te verhoogen.
De heer Zandstra hoort den wethouder beweren dat
de verhouding der salarissen voor de verschillende
vakken door aanneming van sprekers amendement zal
worden verbroken. Dit is niet het geval. Alleen het
verband tusschen de verhoogingen wordt verbroken.
Waar echter de hier bedoelde titularis zooveel achter
aan komt is het wenschelijk haar er 50.bij te
geven. Haar salaris is niet te hoog.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Zandstra wordt verworpen met
15 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Zandstra, Tulp, Hiemstra
en Tiemersma.
Tegen de heeren Wilhelmij, Lautenbach, Bertling,
van Messel, Berghuis, Boosman, Tijsma, G. W. Koop-
mans, Schoondermark, Haverschmidt, Feitz, Menalda,
Burger, Vonck en Beekhuis.
Aan de orde is het vijfde zinsgedeelte van het
le lid met het amendement-Zandstra.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Schoondermark (wethouder) heeft voor de
niet aanneming van dit amendement hetzelfde motief
als zooeven. Hier echter komt het nog veel sterker
uit. Wanneer men het salaris beschouwt in verband
met de voorgestelde verhooging dan ziet men direct,
dat deze niet in verhouding is tot het tractement,
laat staan tot de andere vakken.
De heer G. W. Koopmans begrijpt de redactie van
den heer Zandstra niet. Krijgt de hier bedoelde
categorie na 12 jaar dienst soms 1200.meer?
De Voorzitter gelooft dat de uitdrukking „per jaar"
uit het voorstel kan wegblijven.
De heer G. W. Koopmans kan, na de verklaring van
den heer Schoondermark, dat deze regeling is voor
gesteld in overleg met de leeraressen, geen vrijheid
vinden mee te gaan met de voorstellen tot verhooging.
Wanneer zij verklaren tevreden te zijn kan spreker
niet meegaan met een voorstel om hun nog meer te
geven.
De heer Schoondermark (wethouder) wil, om ver
keerde gevolgtrekkingen te voorkomen, doen opmerken,
dat hoewel de regeling is gemaakt in overleg met de
leeraressen, daarmee niet is bedoeld te zeggen dat
deze met hot voorstel accoord gaan. Daar komt nog
bij dat we hier nu te doen hebben met de leerares
in de gymnastiek en spreker weet niet of deze bij
het plaats gehad hebbend overleg tegenwoordig is
geweest.
Spreker wil er nogmaals op wijzen dat in verhouding
tot het salaris de voorgestelde verhoogingen bespot
telijk dwaas zijn. De door Burgemeester en Wet
houders voorgestelde regeling is een der meest gun
stige in den lande. In Dordrecht is die regeling precies
eender als hier wordt voorgesteld. Daarmee is ook
rekening gehouden. Spreker is van oordeel dat elke
gemeente dergelijke salarisregelingen voor zich zelf
moest beoordeelen. Er wordt helaas te dikwijls naar
andere gemeenten gezien.
De heer Zandstra zegt dat hij de verklaring van
den wethouder, dat de leeraressen gehoord zijn,
niet heeft willen tegenspreken. Nu heeft de heer
Schoondermark verklaard dat hij niet gezegd heeft,
dat ze met het voorstel accoord gaan. Spreker wil
dat wel gelooven. Hij had niet den moed salaris
verhooging voor de leerares in de gymnastiek voor
te stellen, daar hij wel wist dat zoo iets niet wel
willend zou worden ontvangen, maar hij is overtuigd
dat het salaris van de leerares in de gymnastiek te
laag is. Dit salaris is in den regel gelijk aan dat
van de leerares in het teekenen, hier komt het
achteraan. Om nu dit te laag salaris eenigszins te
vergoeden, is een verhooging van 2.50 per wekelijksch
lesuur bespottelijk laag in verhouding tot wat zij
moet presteeren.
Les geven in de gymnastiek is inspannend en ver
moeiend werk. Het vereischt een krachtige, sterke
persoon en de belooning is niet in verhouding tot
wat er gevraagd wordt. Spreker beveelt zijn voorstel
warm bij den Raad aan.
De heer Schoondermark (wethouder) wil den heer
Zandstra er op wijzen dat hij één factor vergeet.
Wat doet toch de leerares Zij geeft 10 uren les.
Spreker geeft toe, dat een salaris van 500.te
laag is om van te leven, maar deze leerares heeft
nog meer te doen in gemeentedienst, zoodat zij, alles
bij elkaar genomen, een voldoend salaris heeft.
Men kan niet verlangen dat iemand, die 10 uren les
geeft, zooveel moet verdienen dat zij ervan kan leven.
Dan zou men ook wel kunnen verlangen dat een
ambtenaar, die 2 uren dienst per week heeft, ƒ1000.
a 1200.salaris krijgt.
De heer Zandstra kan niet beamen wat de heer
Schoondermark beweert. Hij erkent dat het salaris
te laag is en dat is een mooie erkenning, maar hi.j
voegt er aan toe, dat de leerares ook andere lessen
geeft waarvoor zij betaald wordt. Spreker kan niet
snappen wat dat er mee te maken heeft. Wanneer
spreker toch onderwijzeres in de gymnastiek was en
hij werd benoemd aan de meisjesschool, dan moest
hij daarvoor worden betaald en moest er geen rekening
worden gehouden met hetgeen elders wordt verdiend.
De Voorzitter wil den heer Zandstra wijzen op een
kleine fout in zijn amendement.
Wanneer dit toch wordt aangenomen zal het salaris
worden bepaald in verband met het aantal lesuren,
terwijl de verhooging daar absoluut los van is. Spreker
noemt dit niet logisch.
De heer Zandstra erkent dat dit niet logisch is,
maar hij kan niet met een voorstel tot salarisver
hooging komen.
De beraadslaging wordt gesloten.