b. ingevolge de hun ter raadsvergadering van 11
Maart 1.1. verstrekte machtiging hebben benoemd tot
tijdelijk leerares in het teekenen aan de school van
middelbaar onderwijs voor meisjes mej. J. Ruiter alhier
b. de met haar aangegane huur van de beneden
woning Tuinen no. 40 met Mei a.s. te ontbinden en
50 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Maart 1913.
huis niet bewoond mag worden voordat de straat,
waarin het zich bevindt, is goedgekeurd en overgenomen.
De heer Fransen geeft toe, dat het voor Burge
meester en Wethouders moeilijk is, maar vraagt of er
niet een andere mouw aan is te passen. Kan men de
straat niet overnemen en adressanten een bedrag laten
storten voor de nakoming hunner verplichtingen Het
is zeer de vraag of ze de gestelde eischen kunnen
nakomen. Burgemeester en Wethouders kunnen niet
eischen dat adressanten een stuk sloot, aan de Maat
schappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen be-
hoorende, zullen moeten dempen. Dat is toch het
eigendom van een ander.
De Voorzitter antwoordt, dat het lang niet vast
staat, dat adressanten het stuk sloot niet mogen dempen.
Zij hebben er de Staatsspoorwegmaatschappij niet
naar gevraagd. Het is echter een voorwaarde die zij
hebben geaccepteerd.
Spreker blijft er bij, dat de Raad geen oordeel over
de zaak kan hebben. De Directeur der Gemeente
werken moet worden gehoord. Spreker voelt er veel
voor de zaak te bespoedigen, maar hij acht het heel
verkeerd nu rauwelings terug te komen op een eens
genomen raadsbesluit.
De heer Franssn „de aanleg der straten heeft toch
plaats gehad op aanwijzing van den Directeur der
Gemeentewerken".
De Voorzitteri;van den opzichter".
De heer Fransen „toch namens den Directeur".
Deze nu heeft het hek der Maatschappij tot Exploi
tatie van Staatsspoorwegen op kosten der gemeente
verplaatst en nu moeten adressanten de straat verder
leggen tot achter het hek. Uit het plaatsen van het
hek blijkt dat de breedte van de straat zoo was bedoeld.
De Voorzitter blijft den Raad ernstig ontraden deze
zaak thans te behandelen.
De heer Beekhuis vraagt of de heer Fransen zijn
standpunt niet met een enkel woord zou kunnen toe
lichten. Misschien blijkt daaruit dat de zaak zoo
eenvoudig is, dat ze nog heden kan worden behandeld.
De Voorzitter wijst er op dat het, al kreeg de Raad
den indruk dat het een zeer eenvoudige zaak is, toch
niet wenschelijk is haar voetstoots te behandelen.
Spreker heeft liever dat de heer Fransen zijn stand
punt niet toelicht, want dan wordt reeds met de
behandeling begonnen.
De heer Hartelust heeft uit den loop der discussiën
gehoord, dat er een principieel verschil bestaat tusschen
den heer Fransen en den Voorzitter. De heer Fransen
zegt dat adressanten misleid zijn door een ambtenaar
en dat zij daardoor schuld op zich hebben geladen,
terwijl de Voorzitter betoogt dat de schuld bij adres
santen zelf ligt. Spreker vraagt of het ook over
weging verdient de zaak van een humaan standpunt
te behandelen. Waar er schuld aan beide zijden is,
zooals spreker heeft gehoord, is hij er voor het voorstel-
Fransen te steunen.
De heer Burger is het niet eens met den heer
Hartelust. Hij plaatst zich evenwel niet geheel op
het standpunt van den Voorzitter, dat het zoo vreeselijk
is deze zè,ak direct te behandelen, omdat het een
wijziging van een raadsbesluit geldt. Spreker heeft
een ander afdoend bezwaar n.l. dit, dat de Voorzitter
pertinent heeft verklaard dat de zaak te ingewikkeld
is, dan dat Burgemeester en Wethouders terstond alle
noodige inlichtingen zouden kunnen verschaffen.
Spreker dringt er ernstig op aan het adres te stellen
in handen van Burgemeester en Wethouders ten fine
van prae-advies.
Den heer G. W. Koopmans doet het genoegen van
den voorzitter te hebben gehoord dat deze adressanten
heeft gewezen op het gevaar, dat er kwestie zou kunnen
ontstaan. Ongeveer een jaar geleden vertelde een
der adressanten spreker dat hij met de gemeente een
overeenkomst had aangegaan om straten aan te leggen
en hij deelde daarbij mede dat die straten gingen
door een stuk land, eigen aan den heer Reeling
Brouwer. Spreker vond het niet goed, dat de ge
meente een contract aanging met particulieren, waarvan
de uitvoering onmogelijk is. Dat is geen standpunt
voor de gemeente.
Nu de Voorzitter adressanten op dit gevaar heeft
gewezen, gaat hij vrij uit en dat doet spreker genoegen.
Spreker hoort ook dat de Voorzitter genegen is te
trachten de zaak in der minne af te doen en te be
spoedigen. Spreker zal zich dan ook bij het voorstel
van Burgemeester en Wethouders neerleggen in de
hoop dat de zaak geschikt wordt naar den zin van
adressanten.
De heer Beekhuis zegt dat het vaststaat dat deze
zaak veel spoed eischt. Bovendien heeft spreker van
den Voorzitter gehoord, dat zij eigenlijk tot de com
petentie van Burgemeester en Wethouders behoort.
Spreker vraagt of het niet beter is haar in handen
te stellen van Burgemeester en Wethouders ten fine
van afdoening. Dan is er kans dat er nog vóór 1
April een gunstige beschikking wordt genomen.
De heer Fransen „of een ongunstige".
De Voorzitter antwoordt dat de zaak zelf, de goed
keuring van den straataanleg en verder alles wat tot
de toepassing der verordening betreft tot de compe
tentie van Burgemeester en Wethouders behoort. Wat
adressanten echter vragen, de wijziging van een
raadsbesluit, behoort thuis bij den Raad. Het gaat
er niet om wie in deze schuld heeft. Spreker weet
niet in hoeverre er schuld is bij adressanten, maar
wanneer zij de zaak een paar weken geleden hadden
aangebracht, dan zou er tijd voor onderzoek zijn
geweest. Spreker blijft bij zijn oordeel dat het geen
zaak is die zoo rauwelings kan worden behandeld.
De heer Tijsma stelt voorde Raad besluit tot
overneming der straten van adressanten, met ver
plichting hunnerzijds om f 500.te storten in de
gemeentekas als borgstelling voor het tot stand komen
der eventueel nog uit te voeren werken.
De heer Fransen is van oordeel dat dit voorstel
pas aan de orde kan komen als de zaak in behandeling
komt. Dan pas is het mogelijk tot een overeenkomst
te komen.
De Voorzitter wijst er op dat het voorstel-Tijsma
een slag in de lucht is. Er is geen enkele reden om
een adres, waarover Burgemeester en Wethouders
verklaren zich geen oordeel te kunnen vormen, zoo
maar hals over kop af te doen. Spreker geeft toe
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Maart 1913. 51
dat men zooveel mogelijk aan de bouwers tegemoet
moet komen, maar hij blijft onmiddellijke behandeling
van dit adres ontraden.
De heer Hartelust moet na de uiteenzetting van
den Voorzitter toegeven, dat hij zich meer aan diens
zijde schaart dan aan die van den heer Fransen. Hij
zal tegen het voorstel-Fransen stemmen.
De heer G. W. Koopmans vraagt of het niet mogelijk
is dat Burgemeester en Wethouders de zaak spoedig
onderzoeken en den Raad a.s. Maandag, 31 Maart,
tot een vergadering bijeen roepen, ter behandeling
van dit punt. Dan kan alles nog vóór 1 April in orde zijn.
De Voorzitter acht het niet onmogelijk dat hij, na
den Directeur der Gemeentewerken te hebben gehoord,
reeds morgen de kwestie met adressanten kan regelen.
Mocht het noodig zijn den Raad te hooren, dan zullen
Burgemeester en Wethouders overwegen in hoeverre
de zaak van genoeg belang is om een raadsvergadering
te houden. Spreker acht thans de kwestie van alle
zijden voldoende bekeken en zal laten stemmen over
het voorstel-Fransen om dit adres nog heden te be
handelen.
Dit voorstel wordt aangenomen met 11 tegen 8
stemmen.
Vóór stemmen de heerenBoosman, Zandstra,
Tiemersma, Fransen, Feitz, Lautenbach, Hiemstra,
Tijsma, Wilhelmij, Beekhuis en Haverschmidt.
Tegen de heeren G. W. Koopmans, Burger, Har
telust, Oosterhoff, Bertling, Menalda, Schoondermark
en Komter.
Het adres zal nu behandeld worden na afhandeling
der agenda.
10. dat D. A. G. Draper volgens aan Burgemeester
en Wethouders gericht schrijven, afziet van zijn voor
nemen tot inhuring van het perceel Gouverneursplein
11. dat Burgemeester en Wethouders
a. ingevolge de bepalingen van het betrekkelijk
contract aan J. Postma vergunning hebben verleend
de bediening van de Oosterbrug van 12 Mei 1913
voor den verderen duur van het contract, alzoo tot
12 Mei 1915, over te dragen aan O. Stiensma, wonende
Verlengde Schrans onder Huizum;
c. bij openbare aanbesteding hebben gegund het
verrichten van wit- en verfwerken in het stadhuis en
het Stadsarmhuis als
perceel I, witwerken in het stadhuis, aan A. G. Fazzi
voor 85.
II, witwerken in het Armhuis, aan J. F.
Wempe voor 184.
III, verfwerken in het Armhuis, aan K. Roeda
te Goutum voor 179.
De mededeelingen 1011 worden voor kennisgeving
aangenomen.
III. Wordt ter tafel gebracht:
1. Aanbeveling van Burgemeester en Wethouders
voor de benoeming van een bestuurslid der woning-
vereeniging „Leeuwarden", wegens periodieke aftreding
van den heer G. Pijselman.
De aanbeveling luidt als volgt
1. G. Pijselman.
2. A. R. v. d. Sluis.
Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden
behandeld.
2. Alsvoren voor de benoeming van vier leden dei-
commissie tot wering van schoolverzuim, wegens perio
dieke aftreding.
De aanbevelingen luiden als volgt
le vacature,
1. J. M. D. Brink, bakker en koopman.
2. G. Ooiman, timmerman en aannemer.
2e vacature,
1. J. N. Bresson, hoofd eener bijz. school voor
R. C. jongens, aftredend lid.
2. J. H. Spoelstra, onderwijzer aan eene bijz. school
voor R. C. jongens.
3e vacature,
1. mevr. G. C. Stellingwerf—Jentink, aftredend lid.
2. mej. J. Mesdag.
4e vacature,
1. D. Roorda, commies ter secretarie, aftredend lid.
2. F. W. L. Mijlius, adj.-comm. le kl. ter secretarie.
Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden
behandeld.
3. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
omtrent het adres van W. F. J. Uffelie om wederom
voor een driejarig tijdvak benoemd te worden tot
arts, belast met de genees- en heelkundige behandeling
van behoeftigen in deze gemeente.
4. Alsvoren inzake het beroep, door W. J. Jorna
alhier ingesteld van het besluit van Burgemeester en
Wethouders, waarbij hem vergunning werd geweigerd
tot het verbouwen van het perceel Vijzelstraat no. 19.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
aan E. G. Veldman Hzn. alhier en zijne rechtverkrij
genden vergunning te verleenen tot het maken en
hebben van een inrit in het trottoir vóór het perceel
Nieuweweg no. 11.
6. Alsvoren om hen te machtigen voor het gebruik
van gemeentegrond voor het leggen van kabels, waartoe
door hen krachtens de bouwverordening vergunning
moet worden verleend, in gevallen niet bij de verorde
ning geregeld, eene jaarlijksche recognitie te vorderen.
7. Alsvoren om aan A. C. Nubé, hoofd van ge
meenteschool no. 9 alhier, een gedeelte van de voor
malige stadskweekerij, bij die school gelegen, van 1 April
1913 tot 1 April 1914 met jaarlijksche verlenging in huur
af te staan tegen eene vergoeding van 8.55 per jaar.
8. Alsvoren om
a. aan H. G. Schuurmans, wed. Tjeerdema, eervol
ontslagen schoonmaakster-oppasster aan gemeentebe
waarschool no. 6, een pensioen uit de gemeentekas
ad 122.'s jaars te verleenen;
c. die woning aan te wijzen als dienstwoning voor
de schoonmaakster van gemeentebewaarschool no. 6.
9. Alsvoren om aan mej. E. A. van Daalen op
haar verzoek eervol ontslag te verleenen als onder
wijzeres aan gemeenteschool no. 11.
10. Alsvoren om naar aanleiding van een verzoek
van Gedeputeerde Staten aan de provincie Friesland
in eigendom, beheer en onderhoud over te dragen een
gedeelte van het oude trekwegpad onder Ried, ka
dastraal bekend in die gemeente, sectie C no. 1291.
11. Alsvoren tot hernieuwde vaststelling van ver
ordeningen tot heffing en op de invordering van
rechten aan de Waag.
De stukken 311 zullen in eene volgende vergade
ring worden behandeldhet voorstel sub 11 wordt
gedrukt als bijlage en bij de leden rondgezonden.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling der voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.