56 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Maart 1913.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verbouwing van het Stadhuis. (Bijlage no. 13.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wilhelmij kan zich best voorstellen dat
Burgemeester en Wethouders en de Commissie voor
de Openbare Werken goed op de hoogte zijn met de
plannen tot verbouwing van het Stadhuis. Met de
raadsleden is dit echter niet het geval. Zij toch worden
voor het feit gesteld over deze zaak te oordeelen,
terwijl ze slechts een paar dagen de gelegenheid hebben
gehad zich eenigszins op de hoogte te stellen. Dit is
nu voor leeken niet wel mogelijk, te meer niet daar
de Raad te kiezen heeft tusschen een klein en een
groot plan. Hij acht het dan ook verstandiger dat
de leden van den Raad gelegenheid krijgen zich op
de hoogte te stellen. Spreker zou daarom gaarne zien,
dat de behandeling van dit voorstel werd aangehouden
tot de volgende vergadering. Nog liever zou spreker
dit voorstel in de secties zien behandeld. Dan kunnen
de leden beter worden ingelicht.
De Voorzitter vraagt of er meer leden zijn die er
over denken als de heer Wilhelmij.
De heer Tijsma had hetzelfde voorstel willen doen.
De Voorziter dacht dat uitstel van behandeling niet
noodig was omdat het een eenvoudig voorstel is.
De heer Burger „het is de vraag of de Raad met
dit eenvoudige plan tevreden is."
De Voorzitter heeft de oude plannen, waarvan in
de toelichting sprake is, niet bij den Raad gebracht,
omdat die niet aan de orde zijn. Spreker nu zou
niet weten, wat er aan de stukken valt te bestudeeren.
Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel dat
men geen nieuw stadhuis moet bouwen en doen het
nu aanhangige voorstel. Nu kan de Raad eenvoudig
oordeelen over de vraag of hij dit wil of niet wil.
Wil hij een nieuw stadhuis, dan eerst is het plan
daarvoor aan de orde.
De heer Wilhelmij gelooft wel dat het voor den
Voorzitter gemakkelijk is een oordeel te vellen. Die
toch heeft de zaak kunnen bestudeeren. Spreker kan dit
niet, daar hij niet op de hoogte is. Het kan zijn, dat
spreker niet erg bevattelijk is, maar hij weet niet hoe
hij moet stemmen. Spreker herhaalt dan ook zijn
voorstel om dit punt aan te houden, opdat de leden
beter beslagen op het ijs komen. Er is ook geen
bezwaar om het aan te houden, daar de zaak al zoo
lang heeft geduurd, dat er nog wel 14 dagen bij kan.
De Voorzitter wijst er op, dat dit voorstel 14 dagen
geleden is aangebracht, zoodat de leden 14 dagen tijd
hebben gehad om het te bestudeeren.
De heer Burger is het wel eens met den heer Wil
helmij dat het moeilijk gaat dit voorstel af te stemmen,
zonder dat men weet wat er dan zal komen.
Spreker begrijpt wel dat Burgemeester en Wet
houders ons nevens dit plan geen subsidiair plan kun
nen overleggen, maar er zijn buiten den Raad om al
zooveel plannen overwogen, dat hij, alvorens over
dit plan te stemmen, gaarne zou weten, wat men
anders zou kunnen krijgen. Spreker is het echter
niet eens met den heer Wilhelmij, wanneer deze
denkt dat de Raad in de 14 dagen van uitstel ook
maar één stap verder zal komen.
Hij wil er graag meer van weten en hij zou
dan ook liever met de behandeling aanvangen, in de
hoop dat hij daardoor het noodige licht zal kunnen
krijgen.
Spreker wil dus gaarne eens hooren welke inlich
tingen den Raad gegeven worden.
De heer Tijsma is het als altijd met den heer Wil
helmij eens. Hij wil echter nog iets verder gaan dan
de heer Wilhelmij en voorstellen deze zaak in de
sectiën te onderzoeken. Dan krijgt de Raad meer
licht, daar erin elke sectie een lid van het Dagelijksch
Bestuur als voorzitter aanwezig is, die de noodige
inlichtingen kan geven. Het gaat toch over een be
langrijk bedrag.
De Voorzitter deelt mede dat de heer Wilhelmij
een voorstel tot aanhouding heeft ingediend. Spreker
vraagt hoe lang de heer Wilhelmij zich voorstelt dat
de behandeling ware uit te stellen.
De heer Wilhelmij wil dit gaarne aan Burgemeester
en Wethouders overlaten, maar wil dien termijn wel
op vier weken stellen.
De heer Beekhuis zou gaarne zien dat de leden, als
tot een nader onderzoek besloten werd, onder des-
kundigo leiding in het stadhuis worden rondgeleid.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 13 tegen 7 stemmen wordt het voorstel-Wil-
helmij aangenomen.
Vóór stemmen de hoeren G. W. Koopmans, Fransen,
Feitz, Lautenbach, Hiemstra, Tijsma, Wilhelmij, Beek
huis, Oosterhoff, Bertling, Menalda, Schoondermark
en Vonclc.
Tegen de heerenBoosman, Zandstra, Tiemersma,
Burger, Hartelust, Haverschmidt en Komter.
De heer Tijsma stelt voor het voorstel van Burge
meester en Wethouders in de sectiën te onderzoeken.
De heer Komtsr (Wethouder) heeft tegen het sectie-
onderzoek bezwaar. Wanneer de Raad in openbare
vergadering bijeen is, kan de zaak van alle kanten
worden bezien. Zij heeft echter ook eenfinancieëlezijde
en spreker zou deze gaarne in het openbaar willen
behandelen. Bovendien zal de toelichting, zoowel van
deze als van de technische zijde der zaak, in alle
sectiën niet even volledig kunnen geschieden. Spreker
acht daarom behandeling in een openbare vergadering
beter.
De heer Hiemstra meent dat het bezwaar van den
heer Komter geen bezwaar is. Na de sectievergadering
immers komt de openbare vergadering, in welke ver
gadering over de financieële zijde der kwestie het
licht kan worden ontstoken. Een sectievergadering
is dan ook geen nadeel, daar de leek dan over tech
nische zaken beter kan worden ingelicht.
De heer Fransen zou de financieële zijde der zaak
niet te veel op den voorgrond willen stellen. Wanneer
er eene belangrijke verbouwing noodig is voor den
goeden dienst der gemeentelijke huishouding, dient die
te gebeuren. Binnenkort komt er een voorstel tot
het bouwen van een abattoir, waarvoor de kosten
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Maart 1913. 57
misschien wel 3 of 4 ton zullen bedragen. Wat dan
liet noodigste is moet voorgaan en het andere maar
wat wachten en dan zal het geld er ook wel komen.
Dit kost veel meer
De Voorzitter interrumpeert den heer Fransen en
wijst dezen er op dat aan de orde is de vraag of dit
punt al dan niet in de sectiën zal worden onderzocht.
De heer Tijsma zegt dat de Wethouder, speciaal
met de financiën belast, bezwaar heeft tegen de sectie
behandeling. De begrooting wordt toch ook in de
sectiën behandeld en die raakt speciaal de financiën.
Dit is ook het geval met het kohier. Alle financieële
zaken worden eerst zoo behandeld. Het is dus van
den Wethouder geen schlagend argument. De leden
weten twee dingen, n.l.Leeuwarden is arm en het
bouwen in Leeuwarden is duur. Zij kunnen daar
rekening mee houden.
De heer Burger is ook tegen behandeling in de
sectiën. Het sectieonderzoek toch zal niets opleveren,
want hoe zal dit onderzoek de leden ook maar iets
wijzer maken Spreker wil den Raad evenwel een
anderen weg wijzen. Wanneer Burgemeester en Wet
houders konden goed vinden den Raad in comité-
generaal mede te deelen, alles waaraan zij getracht
hebben te voldoen en de manier waarop zij dat hebben
gedaan en als dan een deskundige een lezing hield
over de zaak met de verschillende stukken er bij,
dan zou men een practischen weg bewandelen.
De heer Tijsma vraagt of zulks mogelijk is. Kan de
Raad tot het houden van een dergelijke vergadering
besluiten
De Voorzitter antwoordt dat de Raad kan besluiten
tot het houden van een geheime vergadering, waarin
een deskundig ambtenaar de noodige inlichtingen kan
verstrekken.
De heer Burger stelt voor een besloten vergadering
te (houden en Burgemeester en Wethouders uit te
noodigen den Raad voor te lichten omtrent den
geheelen stand der zaak.
De heer Tijsma trekt nu zijn voorstel in.
Het voorstel-Burger wordt nu met algemeene stem
men aangenomen en de verdere behandeling van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders aangehouden.
13. Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders
betreffende de verhuring van het huis Gouverneursplein
no. 42.
Dit voorstel luidt als volgt
In verband met een nader in Uwe vergadering van
11 dezer ingekomen aanbieding voor de huur van het
huis Gouverneursplein no. 42 werd aangehouden een
voorstel tot afstand in huur van dat perceel aan den
heer Draper, tegen een huursom van 20.per
maand, met recht aan beide partijen tot opzegging
op een termijn van vier weken en met bepaling, dat
de kosten van het in orde maken en onderhouden
van het huis ten laste van den huurder komen. De
nieuwe aanbieding van den heer Z. S. Feddema houdt
in, dat hij bereid is een huur te betalen van 350.
per jaar, met wederzijdsche opzegging van drie maanden,
terwijl de aanvaarding zal geschieden 1 Mei e.k., doch
verder onder bepaling dat hij het onderhoud voor
zijn rekening neemt behalve eventueele vernieuwing
wegens bouwvalligheid en behoudens 's Raads goed
keuring op de verandering der indeeling, in verband
met de bestemming van het gebouw als een adressant
passende werkplaats, en voorts onder verplichting het
huis bij het verlaten weer in den tegenwoordigen
staat op te leveren.
Een zeer aannemelijk aanbod achten wij dit niet.
Daargelaten toch dat een ingaan erop niet zou over
eenstemmen met het op voorstel der heeren Feddema
en Berghuis genomen raadsbesluit van 25 Juni 1912,
dat dit pand niet anders dan voor korten termijn zou
worden verhuurd, kunnen de voorwaarden de gemeente
in allerlei bezwaren brengenwanneer is er sprake
van bouwvalligheid, zoodat op haar de verplichting
der vernieuwing rust? is het wel doelmatig dit ge
bouw, als de huur verstreken is, gedurende welke het
voor zijn nieuwe bestemming pasklaar is gemaakt,
weer in zijn tegenwoordigen staat, die, het zij den
heer Wilhelmij toegegeven, niet zeer fraai of solide
is, terug te brengen? Is het éindelijk wel gewenscht,
zooals reeds de voorzitter in Uwe laatste vergadering
vroeg, op dit centrale punt der stad met medewerking
der gemeente een timmermanswerkplaats te doen ver
rijzen? Het zijn alle vragen, waarvan het stellen voor
de hand ligt, doch waarop het antwoord niet uitvalt
ten bate van het ingediend verzoek.
Intusschen is de zaak van deze verhuring wel in
een eenigszins ander stadium gekomen door de in
middels ingediende stadhuis-plannen.
Besluit Uwe Vergadering dienovereenkomstig, dan
ligt het voor de hand te trachten het huis definitief
te verhuren. Wij hebben hiervan dan ook mededee-
ling gedaan aan den heer Draper, opdat hij wel zou
weten, dat, ging hij op de huur in overeenkomstig
het de vorige vergadering aan de orde zijnde voorstel,
hem boven het hoofd hing dat hij elk oogenblik kans
zou loopen het veld voor een meer vasten huurder
te zullen moeten ruimen. De heer Draper heeft daarop
alleen zekerheid van huur gevraagd van 12 April tot
12 September.
Wij brengen, omdat wij ons gebonden achten door
de onzerzijds aan den heer Draper gegeven toezeg
ging, het den vorigen keer aangehouden voorstel dus
wederom bij U ter tafel, er daarbij op wijzende, dat,
gelijk van zelf spreekt, de Raad niettemin ten aan
zien van deze verhuring vrijheid van handelen heeft.
Op de bovenaangegeven gronden ontraden wij echter
de verhuring aan den heer Feddema.
Ons voorstel strekt alzoo, dat worde besloten
I. indien door den Raad besloten wordt overeen
komstig het voorstel van 26 Februari 1913, no. 3812
'12/36, (bijlage no. 13) ten aanzien van de verbouwing
van het Stadhuis, Burgemeester en Wethouders te
machtigen, te trachten het huis Gouverneursplein no.
42 na 12 September 1913, of bij eerdere opzegging
door den heer Draper eerder, definitief te verhuren;
II. aan D. A. G. Draper alhier, met ingang van 12
Mei 1913, ondershands van maand tot maand te ver
huren het huis Gouverneursplein no. 42, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden, sectie A no. 650, als
huishoudschool en erf, groot 2.50 A., tegen de som
van twintig gulden per maand en, behalve op de
gebruikelijke, onder de volgende voorwaarden
1. De huur kan door beide partijen, met inacht
neming van een termijn van vier weken, te allen tijde
worden opgezegd.
2. De kosten van het in orde maken en onder
houden van het huis komen ten laste van den huurder.
3. Yan het recht van opzegging zal door de ge
meente niet vóór 12 September 1913 gebruik gemaakt
worden.
III. het verzoek van den heer Feddema, eveneens