58 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Maart 1913. om het perceel Gouverneursplein no. 42 te mogen huren, af te wijzen. De Voorzitter deelt mede dat, nu de heer Draper zich heeft teruggetrokken en indien de Raad, over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders, het huis niet wil verhuren voor een timmer- winkel, het, in verband met het zooeven genomen besluit, voorloopig aan de gemeente moet blijven. Het voorstel wordt nu van de agenda afgevoerd. De Voorzitter deelt mede dat er nu nog twee punten zijn te behandelen, nl. het adres-Bos c.s. en een verzoek van den heer Hiemstra om een vraag tot Burgemeester en Wethouders te mogen richten op welken grond zij een verzoek tot het houden eener collecte voor de uitgesloten sigarenmakers hebben geweigerd. Spreker stelt voor eerst te behandelen het adres-Bos c.s. en daarna den heer Hiemstra het gevraagde verlof te verleenen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Aan de orde is nu 14. het adres-Bos c.s. (Mededeelingen II sub 9). De beraadslaging wordt geopend. De heer Fransen wijst er op dat het adres-Bos c.s. is ingediend omdat het gemeentebestuur heeft geweigerd de straat langs do lijn HarlingenGroningen over te nemen. Sub 6 der voorwaarden voor het verleenen van vergunning van den 25 Juni nu staat „dat de weg Achter de Hoven bij den tweeden spoorwegovergang door hen zooveel wordt verhoogd, dat hier ter plaatse de weg onder een helling van niet meer dan 1 op 50 aansluite eenerzijds aan de kruin van den spoorweg ter hoogte van den bovenkant der rails en aan den anderen kant aan den weg Achter de Hoven zelf, onder gelijkmatige helling van 1 op 30, terwijl die weg over de breedte van de straat A. B. C. D. waterpas moet liggen. Waar hij wordt verhoogd moet de weg naar de zijde van het bouwterrein zooveel worden verbreed dat de helft, gemeten uit de as, naar genoemde zijde ten minste 5 Meter breed zij". Zoover nu de straat ligt aan de zijde van het bouwterrein van adressanten is ze zoo breed gemaakt als het moet. Toen adressanten evenwel hun bouw terrein voorbij waren, kwamen zij bij het eigendom der Staatsspoor en had de bepaling dus geen zin meer. Nu kunnen zij de straat niet overdragen en moeten de huizen, die klaar zijn, dus onbewoond blijven. Of men nu het raadsbesluit handhaaft of wijzigt, spreker is van oordeel dat zulks tot de zaak niets afdoet. Al wordt het toch gewijzigd, dan is het daardoor voor adressanten niet mogelijk het eigendom van een ander aan te tasten. Volgens het raadsbesluit behoeven zij den weg alleen te verbroeden voor zoover die ligt langs het bouwterrein. De gemeente kan niet van adressanten eischeu, het stuk sloot van de Staatsspoor te dempen. Spreker is van meening, dat er een oplossing moet worden gevonden. De heer Tijsma heeft straks van den Voorzitter gehoord dat er schuld was bij de gemeente. Spreker vraagt waarin die schuld bestaat. De heer Hiemstra zegt dat adressanten, als hij de zaak goed begrijpt, niet aan de voorwaarden kunnen voldoen, omdat er overmacht bestaat. Die overmacht is aanwezig, omdat zij niet kunnen komen aan het terrein der Staatsspoorwegmaatschappij en deze maat schappij niet een stuk wil afstaan. Men zal dus adressanten van de hun te dezen opzichte opgelegde verplichting moeten ontheffen. De heer Haverschmidt zegt dat het niet de eerste maal is dat exploitanten van bouwterrein verplichtingen op zich nemen, waaraan ze, zooals later blijkt, niet kunnen voldoen. Uit het adres blijkt trouwens niet of adressanten pogingen hebben aangewend om met het Rijk of de Exploitatiemaatschappij tot een vergelijk te komen. Eigenlijk zou dit een motief zijn om het verzoek niet in te willigen. Het geheele bouwplan is een onderneming van groote beteekenis, waarvan de bedoelde verbreeding een punt is van zeer onderge schikt belang. Spreker vindt derhalve wel aanleiding adressanten tegemoet te komen, wanneer ze overigens aan alle voorwaarden hebben voldaan. Ter vermijding van dergelijke kwesties verdient het volgens spreker wel aanbeveling in het vervolg vóór den aanvang van het werk te laten aantoonen, dat overeenkomsten met derden zijn tot stand gekomen. Den heer Bertling komt het voor dat aan deze zaak veel te groote proporties zijn gegeven, die ze niet heeft. Adressanten hebben een stuk grond noodig, dat aan het Rijk toebehoort en bij de Staatsspoor in gebruik is. Wanneer zij zich dan ook tot do maatschappij hadden gewend met het verzoek do sloot te mogen dempen, dan hadden zij daarvoor wel heel spoedig de vergunning gekregen. Een dergelijke toestemming toch is door de maatschappij meermalen verleend. Spreker wil voorstellen adressanten een voudig te berichten dat het raadsbesluit gehandhaafd blijft en zij zich tot de Staatsspoor hebben te wenden met het verzoek een deel der sloot, dat zij noodig hebben, te mogen dempen. De heer Fransen doet opmerken dat de straat, zooals die er ligt, is gemaakt op aanwijzing van den Directeur der Gemeentewerken. Wel wordt er gezegd van een opzichter, maar deze heeft toch last van den Directeur. Nu de straat eenmaal in orde is, eischt men wat anders. De gemeente heeft het hek geplaatst waar zij meende dat het moest staan, en nu moeten adressanten den weg maken tot achter het hek. Spreker meent dat dit een verkeerde opvatting is. Zij moesten den weg verbreeden aan de zijde van hun bouwterrein. Wanneer zij dus dit terrein voorbij zijn, vervalt die voorwaarde. De heer Burger doet opmerken dat de heer Fransen duidelijk tracht to maken, dat adressanten de betrek kelijke voorwaarde reeds zijn nagekomen. In hun adres evenwel staat dat zij de voorwaarde niet kunnen naleven. Spreker meent dat op het oogenblik voor den Raad dan ook niet is uit te maken of reques- tranten gelijk hebben of niet. Er wordt wel op gewezen dat adressanten niet kunnen komen aan een terrein dat him niet toebehoort, maar het is volstrekt niet zeker dat de vergunning daartoe niet zal kunnen worden verkregen als die noodig is. Spreker acht hot niet onbillijk een bouwvergunning te verleenen onder voorwaarde, dat men met derden over zekere, punten tot overeenstemming komt. In do bouwver ordening toch is bepaald dat een sloot, gelegen binnen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Maart 1913. 59 25 Meter van een te bouwen huis, gedempt moet worden. Behoort die sloot nu aan een ander, dan moet de aanvrager der bouwvergunning eerst over die demping onderhandelen. Krijgt hij daarvoor geen toestemming, dan mag hij niet bouwen. Het gaat niet aan om eerst maar te bouwen en dan te zeggen nu moet de Raad de voorwaarden maar veranderen. Nu is het in het adres niet te vinden dat adressanten de Staatsspoor hebben gevraagd een stuk sloot te mogen dempen. Er wordt óf iets verzwegen óf men tracht er den Raad zoo maar even vlug door te sleepen. Het is, naar de Voorzitter mededeelt, de schuld van adressanten zelf, dat dit adres niet 14 dagen vroeger is ingediend. Spreker moet nu tegen stemmen. Hij vindt dit jammer, want hij acht het niet onmogelijk dat hij nog beter kan worden ingelicht. Tenzij nu Burgemeester en Wethouders den Raad beter op de hoogte kunnen helpen, zal spreker straks een voorstel doen om het adres alsnog in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders ten fine van pra-advies. De Voorzitter wijst er op dat de Raad straks met overgroote meerderheid heeft besloten het voorstel dadelijk te behandelen. De heer Burger kan dus zijn aangekondigd voorstel niet doen, daar de Raad toch in dezelfde vergadering niet op zijn besluit zal terugkomen. De heer Fransen, met verlof der vergadering voor de derde maal het woord erlangend, heeft den heer Burger hooren zeggen, dat adressanten beweren wel verplicht te zijn de sloot te dempen, maar dat zij daartoe geene vergunning hebben gevraagd van de Staatsspoor. Wanneer adressanten beweren het wel verplicht te zijn, dan komt dit, omdat Burgemeester en Wethouders hen in de war hebben gebracht, dat de voorwaarden aldus luidden. Spreker doet opmerken dat zij, als zij hun terrein voorbij zijn, met de slootdemping niets hebben te maken. Spreker stelt met den heer Tijsma voor De Raad besluit tot overname der straten van de adressanten, onder verplichting hunnerzijds om f 500. te storten in de gemeentekas als borgstelling voor het tot stand komen der eventueel nog uit te voeren werken. De heer Beekhuis zou zich het liefst plaatsen op het standpunt van den heer Haverschmidt. Deze heeft terecht gezegd dat het een groot werk betreft, dat tot ieders genoegen is uitgevoerd. Het gaat hier nu om een kleinigheid, waardoor exploitanten en huurders worden gedupeerd. Waar de heer Fransen bovendien voorstelt adressanten een waarborgfonds te laten storten voor eventueel na te komen verplichtingen, meent spreker, dat de Raad wel dispensatie kan ver leenen. De Voorzitter zegt dat de heer Tijsma heeft gevraagd wat spr. bedoelde toen hij sprak van schuld bij de gemeente. Spreker kan dit antwoorden, dat er een fout schijnt te zijn geslopen in een teekening door een opzichter gemaakt. Dit doet er echter, voorzoover spr. bekend is, niets toe, want de exploitanten hebben zich niet naar een dergelijke teekening, maar naar de voorwaarden te richten. Spreker deelt mede dat zijn ingekomen voorstellen van de heeren Bertling en Fransen, respectievelijk luidende „Het verzoek af te wijzen" en „De Raad besluit tot overname der straten van adressanten onder verplich ting hunnerzijds om 500.te storten in de gemeen tekas als borgstelling voor het tot stand komen der eventueel nog uit te voeren werken." Spreker is van oordeel dat dit tweede voorstel in strijd is met de verordening, want dat Burgemeester en Wethouders hebben te beoordeelen of een straat kan worden overgenomen door de gemeente. De heer Tiemersma wijst er op dat het volgens de verordening niet mogelijk is de straat over te nemen. Wanneer nu de Raad Burgemeester en Wethouders machtigt de straat over te nemen en bepaalt dat adressanten een zekere som moeten storten als waarborg voor het nog in orde te brengen gedeelte, zou dat z. i. de juiste oplossing zijn. De Voorzitter ziet tegen het voorstel-Tiemersma geenerlei bezwaar. Wanneer Burgemeester en Wet houders tot het besluit komen dat de overneming kan geschieden zonder vervulling der bewuste voorwaarde, heeft de Raad hieraan bij voorbaat zijn goedkeuring gehecht. De heer Burger dient nu het volgende voorstel in Burgemeester en Wethouders te machtigen om, zoo overigens aan de gestelde voorwaarden is voldaan, de straten over te nemen behoudens de regeling der kwestie bij den tweeden spoorwegovergang, mits adressanten als waarborg voor hunne verplichtingen te dien aanzien een waarborgsom storten van ƒ500. De heeren Fransen en Bertling trekken hunne voor stellen in, waarna het voorstel-Burger met algemeene stemmen wordt aangenomen. V. De Voorzitter verleent thans het woord aan den heer Hiemstra voor het stellen zijner vraag (zie vorige pagina). Den heer Hiemstra is ter oore gekomen dat Bur gemeester en Wethouders geweigerd hebben vergunning te verleenen voor het houden eener openbare inzameling voor de uitgesloten sigarenmakers. Spreker vraagt wat de reden daarvan is. De Voorzitter antwoordt, dat in deze gemeente reeds lang als regel geldt, dat alleen vergunning voor het houden eener collecte wordt verleend als die een algemeen neutraal of specifiek plaatselijk belang beoogt. Om een dam op te werpen aan den stroom van col lecten, die over de gemeente worden uitgestort, heeft men dezen regel gesteld, die overeenkomt met de formule, welke voorkwam in de ontwerp-collectenwet van Dr. Kuyper. Wanneer dus voor een algemeen neutraal belang, b.v. voor den nood op Curaqao, voor tuberculosebe strijding, het houden eener collecte wordt aangevraagd, zal die worden toegestaan. Dit zal ook het geval zijn wanneer een vereeniging, wier werk zich tot een be paalde groep van ingezetenen beperkt, een aanvraag doet. De heer Vonck heeft intusschen de vergadering verlaten. De heer Hiemstra dankt Burgemeester en Wethou ders voor de gegeven inlichtingen, maar hij kan zich met de uitlegging niet vereenigen. Wanneer tengevolge van een storm duizenden menschen broodeloos zijn geworden en daarvoor werd een collecte aangevraagd, zouden Burgemeester en Wethouders die toestaan, denkende daarmee een algemeen neutraal belang te dienen. Hier, in het door spreker bedoelde geval, is het niet de natuur, die broodeloos maaktmaar een organisatie, daartoe door een bepaalde formule genood zaakt, maakt dat duizenden arbeiders, die hoegenaamd geen kwestie hebben met hunne patroons, op straat zijn gezet. Op dit oogenblik zijn die arbeiders, die

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 6