100 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Mei 1913. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aan vulling der bouivverordening (invoering van het beer- puttenstelsel). (Bijlage no. 17.) De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Menalda heeft om verschillende redenen met genoegen kennis genomen van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ten eersten om de zaak zelf, omdat Burgemeester en Wethouders de gelegen heid openen voor de ingezetenen om hunne privaten anders in te richten en ten tweede om de wijze waarop het wordt voorgesteld. Het wordt z. i. voorgesteld bij wijze van proef. Burgemeester en Wethouders hebben rekening gehouden met het feit dat de zaak, waarom het gaat, nog verkeert in het stadium van proefneming. Spreker acht dat goed gezien en hij kan zich er zeer goed mee vereenigen. Hij heeft dan ook alleen het woord gevraagd om, naar aanleiding der memorie van toelichting, op een paar zaken de aandacht te vestigen. Het is spreker allereerst opgevallen, dat Burgemeester en Wethou ders een alternatief stellen. Zij zeggen n.l. „de eenvoudigste oplossing ware afschaffing van het „tonnenstelsel. Daaraan valt echter, althans voorloopig, „niet te denken. Immers, dat zou gepaard gaan met „den aanleg van een rioleering, waarvan de kosten, „welk stelsel men ook aanvaardde, veel te bezwa rend zijn." Spreker heeft zich afgevraagd of dat wel juist is. In het verslag der gezondheidscommissie heeft spreker gezien dat de toestand in Leiden ongeveer gelijk is als hier. Ook daar zijn grachten waarmee men met de uitwatering behoedzaam moet zijn, omdat het wa terschap Rijnland eischen stelt. In Leiden nu zijn de beerputten verplichtend gesteld. Is daar dan zoo'n volmaakt rioolstelsel Spreker geeft toe dat het antwoord niet van grooten invloed zal zijn op hetgeen heden zal worden besloten. Dan heeft spreker echter, nog iets dat hij echter niet als een bezwaar kan laten gelden. Burgemees ter en Wethouders zeggen „In het oude gedeelte der stad zijn de riolen nau welijks voldoende om het huishoudwater af te voeren." Spreker wil er aan toevoegen dat lang niet overal in het oude gedeelte der stad riolen liggen. Hoe men daarin op den duur moet voorzien kan spreker niet zeggen. Een volledig rioolstelsel kost te veel, daar is geen denken aan. Wanneer men echter overeen komstig het voorstel besluit, zal men er langzamerhand wel toe moeten overgaan een volledig rioolstelsel te maken. Nog wordt er gesproken over het gevaar bij be smettelijke ziekte en dat men dan den afloop kan afsluiten. Spreker heeft zich afgevraagd welke toestand dan ontstaat Hebben Burgemeester en Wethouders daarbij wel stilgestaan. Spreker varagt wat moet er dan gebeuren De heer Vonck zegt dat in de toelichting op het voorstel van Burgemeester en Wethouders tevens critiek wordt uitgeoefend op het voorstel van de heeren Beekhuis en Feddema. Het ligt in den aard der zaak dat deze critiek een afbrekende is en spreker zou haar gaarne nog wat willen aandikken. Spreker zal dit doen door uit de toelichting op het voorstel der beide heeren een paar punten te releveeren. Zoo beweren de onderteekenaars „de nieuwe leer der bacteriologie is een geheel „andere dan de vroegere". Wanneer men hen echter zou afvragen wat zij daarmee bedoelen, dan zouden zij waarschijnlijk moeilijk een antwoord op die vraag kunnen geven. In één opzicht hebben zij echter gelijk. De toe passing der bacteriologie op de praktijk is veel om vangrijker dan vroeger. Men heeft meer en meer geleerd hoe men deze kleine wezens in dienst kan stellen van het menschdom. Dit is o. a. gebleken bij de inrichting van een septic-tank, waar zij helpen de organische producten de gewenschte veranderingen te doen ondergaan. Dat had echter de heeren Feddema en Beekhuis er toe moeten brengen om het systeem dat zij in hun voorstel aanbevelen, juist af te keuren. Verder staat er „Onze gemeentelijke riolen zullen het werk doen „van een gesloten septic-tank in den meest ge wenschten „vorm. Spreker is van oordeel dat het er maar van af hangt welke eischen men aan een septic-tank stelt. De eerste voorwaarde, over de andere zal spreker niet uitweiden, is echter, dat een septic-tank moet zijn een bezinkingsbassin. Dat zullen de riolen, vooral 's zomers, wanneer er wel eens stortbuien komen, zoodat de grachten met riool vuil gevuld worden, dan toch zeker niet zijn. De voorstellers wijzen op een schrijven van den inspecteur van het staatstoezicht van de Volksgezond heid, den heer Faber, die zegt „de grachten van Leeuwarden nemen zooveel vuil „op, dat de vergelijkenderwijs geringe hoeveelheid „faecalien, die uit de waterclosets komt, er best bij „had gekund." Spreker stelt daartegenover het oordeel van een anderen inspecteur, den heer Pijnappel „de overtuiging dat de openbare wateren in de „gemeente toch reeds zoo vervuild zijn, dat toevoeging „van meer vuil in den vorm van faecalien geen ver schil zal maken, schijnt mij uit hygiënisch oogpunt „eenigszins bedenkelijk en buitendien als grondslag „van handelen niet in overeenstemming met de waar digheid der gemeente". Een paar regels verder leest spreker „de verontreinigende werking van de urine op de „grachten is zeker niet geringer dan die van de vaste „faeces en ik acht het niet logisch, het eene te ver bieden en het andere toe te staan." Dit is iets dat spreker moet toegeven, maar wan neer men het betere niet kan krijgen, moet men zich tevreden stellen met het goede dat wordt aangeboden. Om al dezo redenen gaat spreker dan ook niet mede met de heeren Beekhuis en Feddema en voelt hij veel voor het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Hij is overtuigd dat daardoor tegemoet zal worden gekomen aan een gemotiveerden wensch van vele ingezetenen, zonder dat de gemeenschap er eonige schade of last van zal ondervinden. Spreker gelooft dat een groot aantal leden van den Raad deze opinie zal deelen, na inzage te hebben genomen van het dossier en wanneer hij bedenkt, dat het voornaamste gedeelte daarvan ingenomen wordt door het belang wekkend verslag over het onderzoek van de heeren Thorn Prikker en de Vogel, kan hij niet nalaten dien heeren een woord van hulde te brengen. De heer Beekhuis, die niet van plan was het woord te voeren, is door den heer Vonck uit zijn tent ge lokt. Dit raadslid stelt de vraag of spreker en de heer Feddema, in de Memorie van Toelichting zeggende dat de nieuwe leer der bacteriologie eene geheel andere is dan de vroegere, zich van die nieuwe leer wel een goede voorstelling maken. De heer Vonck heeft zelf reeds het antwoord op die vraag gegeven en wel het eenig mogelijke. De vroegere leer was dat de stank grooter werd naarmate meer vuil werd bijeengebracht, de latere leer daarentegen dat het omgekeerde plaats vond, tengevolge van vertering door biologische werking. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Mei 1913. 101 De heer Feddema en spreker hebben gemeend dit in toepassing te kunnen brengen. Spreker gelooft op grond van de toelichting van het voorstel van Burgemeester en Wethouders dat deze en ook de heer Vonck, blijkens het door hem gesprokene, de bedoeling van het gedane voorstel niet geheel hebben begrepen. Het heeft niet de bedoeling alle privaten te doen loozen op het openbaar water. Zij wilden tochle. wisseltonnen2e. privaten met waterspoeling en 3e. beerputten met overloop. Op sommige plaatsen toch in de stad, op de Twee- baksmarkt en den Eewal b.v. heeft men uitstekende riolen. Van afstand tot afstand heeft men groote putten, het vuil loopt van de eene put in de andere en voor het in het openbaar water komt is het wel voldoende gereinigd. Op zulke plaatsen, doch ook alleen op zulke plaatsen, zouden naar de bedoeling der voorstellers beerputten kunnen worden gemist. Spreker gelooft dat men in de toekomst wel tot het door den heer Feddema en hem voorgestelde stelsel zal komen en hij vertrouwt dat de toekomst de voorstellers wel gelijk zal geven. In dat ver trouwen zou hij dan ook niet gesproken hebben, had de heer Vonck hem daartoe niet genoodzaakt. Hij heeft echter één vrees, en die kunnen Burgemeester en Wethouders grootelijks wegnemen, n.l. deze, dat de voorschriften omtrent de inrichting der beerputten te bezwaarlijk zullen worden gemaakt. Indien dat geschiedt zal het aantal privaten met waterspoeling uiterst gering worden, en dat zou zeer jammer zijn, want volgens het oordeel van bijna ieder deskundige zijn zij te verkiezen boven privaattonnen. Spreker hoopt dan ook dat Burgemeester en Wethouders de bezwaren zoo gering mogelijk zullen maken, opdat waterclosets zoo talrijk mogelijk zullen worden in gevoerd. De heer Haverschmidt heeft zich vroeger steeds geschaard aan de zijde van hen, die in onze stad met stilstaand water het tonnenstelsel- het beste systeem vonden. Wordt het voorstel aangenomen dan krijgt men naast het tonnenstelsel den beerput met overstorting en spreker heeft daartegen geen bezwaar, maar hij vindt het niet overbodig aan te dringen op strenge handhaving van het verbod van de systeemen die de ingezetenen zelf hebben uitgevonden, namelijk het closet op een ton boven een riool, een methode, die zelfs geperfectionneerd is met een afvoerbuis, waar door de ton nooit vol wordt. Hoewel de verscherping van artikel 39, door spreker in 1905 voorgesteld, met algemeene stemmen was aangenomen en de overtreders ten stadhuize bekend waren, heeft men dezen altijd met rust gelaten, al stond op het feit ook een hechtenis van ten hoogste 6 dagen of een geldboete van ten hoogste 25 gulden. Spreker dringt op toepassing aan, omdat deze wij ziging der bouwverordening juist geschiedt ten be hoeve van hen, die zich een closet wenschen. De Voorzitter heeft aan het gesprokene niet veel toe te voegen. De meeste sprekers toch zijn het volkomen met het voorstel eens. De heer Menalda echter heeft zich gestooten aan een alternatief dat gesteld wordt, omdat er in de toelichting staatals het tonnenstelsel wordt afge schaft, is de aanleg eener rioleering noodzakelijk. Spreker ziet niet in hoe men het tonnenstelsel kan afschaffen zonder centrale rioleering. De heer Menalda heeft verwezen naar Leiden. Spreker weet niet hoe het daar is, maar onder de herinneringen van den heer Menalda aan Leiden zal de lucht van de grachten wel niet tot de aangenaamste behooren. Wanneer men de tonnen afschaft, moet worden besloten tot eene rioleering. Die mogelijkheid is onder de oogen gezien en Burgemeester en Wethou ders hebben daarnaar een onderzoek ingesteld en een bijeenkomst gehad met eenige ingenieurs, die een ander stelsel aanbevolen. Zij zijn echter voor de hooge kosten teruggedeinsd. Wat de uitbreiding der rioleering betreft, daarmee wordt geleidelijk doorgegaan. Zij wordt gemaakt op plaatsen waar zij het meest noodig is. Dit jaar is er 5000 voor uitgetrokken. Nog heeft de heer Menalda gevraagd wat er ge beurt, als de afvoer bij besmettelijke ziekte wordt afgesloten. Spreker weet niet zeker wat men zou doen, maar hij stelt zich voor dat in geval van epi demische cholera of typhus b.v. de controle-putjes met zand worden dichtgemaakt en dat dan de putten moeten worden uitgeschept. Met den heer Beekhuis zal spreker geen uitgebreid debat openen over de bacteriologie van tegenwoordig. Hij heeft echter nota genomen van den wenk van dit raadslid om de voorwaarden niet te veel aan te schroeven. Spreker gelooft dat dit praktisch is, want hij acht het in het gemeentebelang, dat er zooveel mogelijk beerputten komen. Wat de opmerking van den heer Haverschmidt betreft, spreker geeft toe dat het verkeerd is dat iets wat niet mag, oogluikend wordt toegestaan. Wanneer echter deze verordening van kracht is, zullen Burgemeester en Wethouders streng de hand aan de bepaling houden en zullen zij zorgen dat aan den verkeerden toestand een einde komt. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen worden de onderdeelen A, B en C van het voorstel van Burgemeester en Wethouders achtereenvolgens aangenomen, met in achtneming van de opmerking van den heer Beekhuis, of in art. IV van onderdeel B voor het woord „in houd", moet worden gelezen „grootte". VI. De Voorzitter verleent het woord aan den heer Tiemersma tot het stellen zijner vraag (zie onder IV). De heer Tiemersma zegt dat een in de pers voor komende advertentie Prinsentuin waar wordt aangekondigd dat Zondags namiddags van 25 uur in de waranda en onder en voor de groote en kleine luifel alleen verterend publiek wordt toegelaten, welke advertentie is onderteekend door den pachter, sprekers aandacht heeft getrokken. Het is hem onbekend of de voorwaarden van ver pachting den pachter de vrijheid geven zoo te han delen. Mocht dat zoo zijn, dan hoopt spreker dat aanstonds van Burgemeester en Wethouders te ver nemen. Wat de zaak zelf betreft, die heeft eenige be vreemding en onrust onder de burgerij, ten minste onder een deel ervan, te weeg gebracht. Dat is te begrijpen. Bezwaren, die reeds door de pers naar voren zijn gebracht, welke nog wel met andere kunnen worden aangevuld, zijn het niet alleen. Men moet nu zoomaar aanzien dat de bezoekers van den tuin in tweeën worden verdeeld, n.l. verterende en niet verterende. Nog een stap verder en de verplichte vertering is entrée geworden. Spreker meent dat dit den ver keerden weg op gaat en dat de bezoekers van den tuin niet in de eerste plaats moeten worden genood zaakt vertering te maken, daar ze anders van hun plaats worden verdreven. Hij is van oordeel dat de vrijheid om rustig in den tuin te verblijven, ge handhaafd moet worden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 3