8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
de provincie Friesland in eigendom af te staan, voor
zooveel de rechten dezer gemeente betreft, een gedeelte
van het oude trekpad, loopende ten zuiden van de Har-
lingervaart, kadastraal bekend gemeente Bied, sectie C
no. 1910.
110 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Mei 1913.
uit de aanwezige kleine straatsteenen, de rijweg besta
uit harde, vlakke waalstraatklinkers en het verhoogde
voetpad uit nieuwe gele bakklinkers, met een band
van vlakke harde waalsteen;
8. dat worde gezorgd voor een voldoende aanslui
ting van de nieuwe aan de bestaande bestrating
9. dat te allen tijde het terrein tusschen de ge
bouwen en de openbare straat goed bestraat worde
gehouden ter hoogte van het trottoir
10. dat het op het erf en de gebouwen vallende
hemelwater, alsmede het in de sloot afloopende water,
dat van de naastgelegen gebouwen en terreinen komt,
door middel van gegoten ijzeren straatkolken en
eene rioleering, wijd 0.25 M., ondergronds worde af
gevoerd naar de gracht
11. dat de vóór het kolenmagazijn in het trottoir
noodige inrit worde gelegd en onderhouden als bij
raadsbesluit van 26 Januari 1909, no. 12R/10 is om
schreven en jaarlijks daarvoor de recognitie ad ƒ1.
per inrit worde betaald, het eerst vóór of op 12 Juli
1913.
12. dat de kosten van overdracht en levering en
die van een notarieel afschrift der akte ten behoeve
van het gemeentearchief door adressante worden ge
dragen,
en wijders op de voorwaarden, welke Burgemeester
en Wethouders raadzaam zullen voorkomen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer J. Koopmans vraagt of het nu te nemen
besluit ook verband houdt met het verzoek-Overmeer
c. s. De eigendommen der beide belanghebbenden
grenzen aan elkander, en daar spreker den toestand
niet voldoende kent, zou hij gaarne weten of dit
voorstel ook van invloed is op gemeld verzoek.
De Voorzitter antwoordt dat het wel van invloed
kan zijn, voor zoover het de demping der sloot be
treft. De Brandstoffenhandel toch is opgelegd eene
beschoeiing te maken, en als de heer Overmeer nu
ook dempt, gaat de geheele sloot dicht. Door dit
verzoek in te willigen, wordt niet vooruit geloopen
op de te nemen beslissing op het verzoek van den
heer Overmeer.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
aankoop van het perceel Weerklank (Krimp) no. 1,
kadastraal hekend gemeente Leeuwarden, sectie O no.
2523.
Dit voorstel luidt als volgt
Door den Directeur der Gemeentewerken zijn met
onze machtiging onderhandelingen gevoerd over den
aankoop van een huisje in de Weerklank, met het
oog op de wenschelijkheid van verkeersverbetering
daar ter plaatse. De uitslag van zijn pogen is mede
gedeeld bij den hiernevens overgelegden brief.
Zooals daaruit blijkt, is het hem gelukt de ver
klaring van den eigenaar te bekomen, dat hij het
hem behoorend perceel Weerklank (Krimp) no. 1 voor
450.aan de gemeente wil verkoopen, onder voor
waarde, dat alle daarop vallende kosten door haar
worden gedragen.
Met de Commissie voor de openbare werken, hier
over door ons gehoord, zijn wij van gevoelen, dat
het belang van de zaak alleszins dezen aankoop
wettigt en de gevraagde prijs en de gestelde voor
waarde billijk zijn. Bij openbare verkooping zou zeer
waarschijnlijk geen lagere prijs verkregen kunnen
worden.
Wij hebben de eer U derhalve voor te stellen te
besluiten
van G. M. Sterenberg alhier ondershands te koopen
het perceel Weerklank (Krimp) no. 1, kadastraal be
kend gemeente Leeuwarden, sectie G, no. 2523, huis
en erf, groot veertig centiaren, voor de som van
vier honderd vijftig gulden 450.onder voorwaarde,
dat de op dien koop vallende kosten door de gemeente
worden gedragen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Dit voorstel luidt als volgt
Gedeputeerde Staten dezer provincie hebben ons
bij nevensgaand schrijven medegedeeld, ten behoeve
van de uitvoering van daarin genoemde werken door
de provincie, naast anderen grond, ook noodig te
hebben een gedeelte, groot 1220 M2, van het oude
trekpad, ten zuiden van de Harlingervaart dat thans
niet meer als zoodanig gebruikt wordt, kadastraal
bekend gemeente Ried, sectie C no. 1910. Dit
voetpad behoort gezamenlijk aan Harlingen en aan
deze gemeente. Nu vroegen Gedeputeerde Staten
op welke voorwaarden deze gemeente bereid zou
zijn, voor zoover haar betreft, dien grond aan
de provincie over te dragen. Zij voegden hieraan
nog toe de opmerking, dat Burgemeester en Wet
houders van Harlingen hun op gelijke vraag hebben
geantwoord er de voorkeur aan te geven het boven
bedoelde perceel over te dragen over de volle lengte
van het ten zuiden daarvan gelegen perceel, kadastraal
bekend in dezelfde sectie onder no. 1291 en nader in
roode ar£ure aangeduid op het bijgaande kaartje, tot
welke overneming Gedeputeerde Staten zich hebben
bereid verklaard.
Burgemeester en Wethouders van Harlingen brachten
omstreeks denzelfden tijd bij hun mede hierbij over
gelegden brief deze aangelegenheid te onzer kennis.
Na den Directeur der Gemeentewerken, wiens
advies hiernevens is gevoegd, te hebben gehoord,
deelden wij Gedeputeerde Staten mede, dat wij ge
neigd waren onze medewerking te verleenen tot over
dracht van hetzelfde gedeelte, als door Harlingen
bedoeld, mits de provincie bereid was een koopprijs
van 1.te betalen en alle op de overdracht
vallende kosten te haren laste te nemen. Zooals uit
hun tweeden mede overgelegden brief blijkt, kunnen
zij zich daarmede vereenigen.
Waar het gemeentebelang zich tegen de bedoelde
overdracht niet verzet, geven wij U dan ook in over
weging daartoe te besluiten door vaststelling van het
hierbij aangeboden ontwerp-besluit.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden
kennis genomen van den wensch der provincie
Friesland, om, ten behoeve van de uitvoering van
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Mei 1913. Ill
door haar voorgenomen werken, in het bezit te komen
van een gedeelte oud trekpad, dat thans als zoodanig niet
meer wordt gebruikt, deel uitmakende van het perceel,
kadastraal bekend gemeente Ried, sectie C no. 1910, en
wel over de lengte van de geheele noordelijke grens van
het ten zuiden daarvan gelegen perceel, kadastraal
bekend in dezelfde sectie onder no. 1291
overwegende, dat tegen de overdracht van het
verlangde gedeelte, dat aan Harlingen en aan deze
gemeente te zamen behoort, zich geen enkel gemeente
belang verzet, terwijl daardoor het belang der provincio
zal worden gediend
dat uit bedoelden grond geen inkomsten worden
getrokken, zoodat een koopprijs van f 1.alleszins
billijk is te achten
gelet op de bepalingen der Gemeentewet
Besluit
aan de provincie Friesland, voor zooveel de rechten
dezer gemeente betreft, te verkoopen voor de som
van een gulden 1.het gedeelte van het perceel,
kadastraal bekend gemeente Ried sectie C no. 1910,
over eene lengte gelijk aan die van de noordelijke
grens van het ten zuiden daarvan gelegen perceel,
kadastraal bekend in dezelfde sectie onder no. 1291,
de juiste grootte nader door een landmeter van het
kadaster op te geven, onder voorwaarde
dat de kosten van uitmeting door een landmeter
van het kadaster, die der overdracht en der over
schrijving ten hypotheekkantore, alsmede de kosten
van levering van een notarieel afschrift der akte ten
behoeve van het gemeente-archief door de provincie
worden gedragen,
en wijders onder de bedingen, welke Burgemeester
en Wethouders geraden zullen voorkomen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9. Interpellatie van den heer II. Tiemersma betref
fende een door den pachter der buffetten opgelegde be
perking inzake het gebruik van de luifels in den Stads-
of Prinsentuin door het publiek.
De Voorzitter verleent het woord aan den heer
Oosterhoff ter beantwoording van de door den heer
Tiemersma in de vorige vergadering gestelde vragen.
De heer Oosterhoff zegt, dat de heer Tiemersma
in de vorige vergadering eene interpellatie heeft ge
houden naar aanleiding eener in de Leeuwarder courant
voorkomende advertentie van den pachter van den
Prinsentuin. De heer Tiemersma is geëindigd met
het stellen van twee vragen, die spreker thans zal
beantwoorden.
Spreker zou de beide vragen heel kort kunnen be
antwoorden door op de le ontkennend te antwoorden
en te zeggen dat de pachter in deze niet op eigen
initiatief heeft gehandeld, terwijl op de tweede vraag
het antwoord zou kunnen luidenin overleg met
Burgemeester en Wethouders. Hij begrijpt echter
dat dit niet de bedoeling van den heer Tiemersma
is geweest. Ook Burgemeester en Wethouders stellen
er prijs op iets meer ter zake mede te deelen, te
meer, omdat het een beginsel raakt en zij daarom
trent hun standpunt wel eens nader uiteen willen
zetten. De maatregel, in de advertentie bedoeld, is
door Burgemeester en Wethouders genomen naar aan
leiding van het misbruik dat er op Zondag van den
Prinsentuin door een zekere categorie van personen
wordt gemaakt. Als wandelpark is de tuin door het
Rengerspark verdrongen en het grootste gedeelte van
het publiek bestaat des Zondags uit een stelletje op
geschoten jongelui, die zooveel herrie maken dat het
voor fatsoenlijke menschen onmogelijk wordt om onder
de luifels uit te rusten.
Het was nu moeilijk om door het bepalen van een
leeftijdsgrens hieraan een einde te maken, omdat er
ook wel andere jongelui rustig zitten, die dan ook
zouden moeten worden verjaagd. Burgemeester en
Wethouders meenden daarom het best te doen met
een bepaling te maken als de ontworpene en waar
tegen huns inziens in beginsel geen bezwaar kan
bestaan.
Hit hetgeen er nu te dezer zake is geschreven is
gebleken, dat er nog zeer velen zijn die gelooven
aan de legende, dat de tuin gegeven is aan de burgerij
en dat deze het recht heeft er te allen tijde gebruik
van te maken. Dit is onjuist. Volkomen juist is het
wat de heer Duparc daarover in de Leeuwarder courant
heeft geschreven, en ook Eekhoff is dezelfde meening
toegedaan. De tuin is indertijd in bruikleen gegeven
aan den toenmaligen stadhouder en later aan de ge
meente in vollen eigendom teruggekomen, alleen met
den wensch dat de plek in den bestaanden toestand
zou blijven behouden en een wandelplaats voor het
publiek zou blijven.
Waar nu de gemeente dit wandelpark heeft ver
beterd en zich groote kosten heeft getroost, kan er
toch geen bezwaar zijn dat zij tracht dat geld op de
een of andere wijze terug te krijgen. Die gelden
worden deels teruggevonden in de pacht der buffetten,
zoodat elke maatregel, die den pachter ten goede komt,
ook de gemeente ten goede zal komen.
Burgemeester en Wethouders hebben, om aan de
geuite bezwaren tegemoet te komen, hun besluit in
zooverre gewijzigd dat de bepaling alleen geldt voor
de korte luifel en de ruimte daarvoor.
Dan blijft er ook voor het publiek, dat wil gaan
zitten zonder iets te verteren, genoeg overdekte ruimte
over, daar het aantal van deze menschen in den regel
klein is.
De heer Tiemersma dankt den Wethouder voor do
inlichtingen en de voorloopig verleende concessie.
Hij meent echter te moeten opmerken, dat de Prinsen
tuin zoo langzamerhand van wandelplaats, een tuin
is geworden waar men komt zitten om uit te rusten.
Hij geeft toe dat een zeker aantal jongelui zich on
hebbelijk hebben gedragen, maar is van oordeel, dat
aan dat onhebbelijk gedoe door de gemaakte bepaling
geen einde wordt gemaakt, daar ze, als ze iets ver
teren, onder de luifel kunnen gaan zitten. Het zijn
toch meest jongelui, die wel 25 of 10 cent in den zak
hebben.
Spreker wil aannemen dat men de bedoelde jonge
lui naar den vijver verdrijft. Dan zullen zij, wier prin
cipe of beurs het niet toelaat iets te verteren, ge
noodzaakt zijn bij die minder fatsoenlijke jongelui
plaats te nemen. In de uren van 25 komen er meest
onbemiddelde arbeiders, die er willen uitrusten en
deze worden nu gedwongen om bij die herriemakende
jongelui plaats te nemen. Bij informatie is spreker
gebleken, dat de toestand er in den korten tijd dat
de maatregel werkt, niet minder op is geworden, maar
daarom mag de maatregel nog niet als afdoende
worden beschouwd.
Gepasseerden Zondag was spreker in den tuin en
hij zag bij den vijver een formeele kloppartij en
hoorde liederlijke taal.
Spreker is echter van oordeel dat de gemeente dien
weg niet moet opgaan, want de verplichte vertering
zal een entree worden en waar nu de mindere man
reeds in zooveel ten achter komt, moet hem de ge
legenheid niet worden ontnomen om Zondags van
25 rustig in den tuin te zittten.
De heer Hiamstra heeft gehoord dat de luifel nu