152 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. Het amendement-Bertling wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heerenTulp, Lautenbach, G. W. Koopmans, Beekhuis en Bertling, Tegen de heerenFransen, Zandstra, Hiemstra, Oosterhoff, Boosman, Vonck, Haverschmidt, J. Koop- mans, Schoondermark, Menalda, Tiemersma en Komter. Artikel 12 wordt met algemeene stemmen vastgesteld. Artikel 13 wordt, zooals het bij nota van wijzigingen is voorgedragen, met algemeene stemmen vastgesteld. De artikelen 14 en 15 worden met algemeene stemmen goedgekeurd. Aan de orde is artikel 16. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans vraagt hoe de reclame commissie zal kunnen oordeelen over de inlichtingen die aan den controleur worden verstrekt. De belasting plichtige kan worden uitgenoodigd alle détails aan den controleur op te geven. "Wanneer dit gebeurd is, krijgt de commissie de reclame in handen. Hoe zal deze nu een juist oordeel vellen. De heer Komter (wethouder) verwijst den heer G. W. Koopmans naar het 2e lid van artikel 16. Daaruit blijkt dat de controleur behoort tot de commissie. De heer G- W. Koopmans had gedacht dat de heer Komter zou zeggen dat de belastingplichtige de détails aan de reclamecommissie moet geven, welke commissie door den controleur als secretaris wordt bijgestaan. Nu moet de controleur de inlichtingen overbrengen en deze kan van die inlichtingen mededeelen zooveel hij verkiest en dan is het beter „in 't geheel geen controleur". De heer Komter (wethouder) verwijst den heer G. W. Koopmans naar het laatste lid van artikel 16. De heer G. W. Koopmans hoeft dit wel gelezen, maar de controleur kan den reclamant uitnoodigen en de reclamecommissie kan dat ook. Dat is een minder aangename manier van handelen tegenover een be lastingschuldige. Die menschen moeten niet telkens weer kunnen worden opgeroepen om alles haarfijn uit elkander te zetten. Men zij voorzichtig. De heer Boosman gelooft dat de heer G. W. Koop mans zich de zaak verkeerd voorstelt. Een reclamant wordt door den controleur uitgenoo digd te zijnen kantore te komen. De beide heeren bespreken de reclame, en nu verwacht spreker dat in bijna 100 van de gevallen de controleur en de reclamant het samen eens worden. In al die gevallen nu zal de reclame worden ingetrokken. In de enkele gevallen nu dat zulks niet gebeurt, zal de commissie den reclamant nog eens ontbieden. Ditzelfde heeft men echter nu ook al bij reclames in beroepdan immers moeten de reclamanten voor Gedeputeerde Staten verschijnen. Do heer Lautenbach vraagt of dit niet aanleiding kan geven tot minder prettige verhoudingen. Zoodra toch de commissie besluit een reclamant te hooren zal dit altijd minder aangenaam zijn voor den contro leur, vooral als deze laatste in iederen reclamant iemand ziet, die het met de waarheid niet te nauw meent. Wanneer de commissie tot een ander resultaat komt dan de ambtenaar (en deze is toch ook een mensch) zal dat de goede verstandhouding verstoren. De heer Hiemstra is ook van oordeel dat dit het grootste bezwaar is. De controleur heeft den belas tingplichtige uitgenoodigd en heeft inlichtingen ge kregen. Die worden overgebracht aan de commissie en deze komt het gewenscht voor den belastingplich tige voor de tweede maal te hooren. Nu zal het kunnen gebeuren dat datgene, wat de controleur heeft medegedeeld en wat de belastingplich tige aan de commissie vertelt, niet met elkaar klopt en daardoor is het niet onmogelijk dat een slechte verhouding tusschen commissie en controleur kan ontstaan. De heer Komtsr (wethouder) is van oordeel dat men denkbeeldige bezwaren verkondigt. In de praktijk is elders bewezen dat het samenspreken met den contro leur meestal geleid heeft tot het voorkomen van vele reclames, met verlichting van de taak der commissie. De controleur is in de eerste plaats de man van de praktijk, die de verordening weet toe te passen. Hij moet dan ook niet alleen de vertrouwensman zijn van de burgerij, maar ook iemand die het de commissie gemakkelijk maakt. Spreker geeft den Raad ernstig in overweging, het met deze redactie te probeeren en men zal ondervinden dat het aantal reclames, dat bij do commissie komt, kleiner zal worden. Er zullen wel altijd verschillen tusschen reclamant en controleur overblijven, maar dan kan de reclamant zelf de reclame in de commissievergadering nader toelichten. In dezen gang van zaken zit veel goeds en dat het op een andere wijze beter zal gaan, gelooft spreker niet. De heer G. W. Koopmans vraagt aan wie de eind beslissing is. De Voorzitter: „aan Gedeputeerden". De heer G. W. Koopmans acht het gelukkig dat dit college er ook nog geen controleur op na houdt. Dan zou het nog erger worden. De Raad moet beslissen en advies verstrekken over de reclame en als die alléén inlichtingen van den controleur krijgt, acht spreker dat niet voldoende. De heer Bertling zal een amendement voorstellen, dat geen bespreking behoeft. Dit amendement luidt: aan art. 16 toe te voegen „Van het hooren der toelichtingen en van het geven van advies moeten de leden zich onthouden in de gevallen, bedoeld bij artikel 46 dor Gemeentewet." Burgemeester en Wethouders nemen dit amendement over. De heer Tiemersma heeft begrepen, dat de heer G. W. Koopmans bedoelde dat de reclame-commissie kon worden uitgeschakeld ais den controleur de recla manten hoort. Spreker meent, dat dit niet het geval is en dat de reclame wel degelijk de commissie moet passeeren. Anders is de commissie niet anders dan de knecht van den controleur. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 16 wordt met op 1 na algemeene stemmen vastgesteld. Alleen de heer Lautenbach stemt tegen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. 153 De artikelen 1721 worden met algemeene stem men onveranderd vastgesteld. Aan de orde komt de verordening op de invordering. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Artikel 1 wordt met algemeene stemmen onveran derd vastgesteld. Aan de orde is artikel 2. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans zegt dat Burgemeester en Wethouders gevraagd hebben wat met „gemeente belang" wordt bedoeld. Spreker zal dat toelichten. Nu worden de biljetten door den ontvanger geschre ven en uitgereikt. Hij krijgt voor het rondbrengen van alle biljetten 100.Dat is niet veel. Hij gebruikt daarvoor één man, n.l. den ambtenaar, belast met de beteekening der vervolgingsstukken. Nu is het in het gemeentebelang, dat de biljetten zoo spoedig mogelijk worden uitgereikt en dit kan alleen gebeuren door hiervoor tijdelijk aan te stellen personen te ge bruiken. Nu begint de uitreiking b.v. 26 April en dat duurt tot 3 Juni. Wel is het dan gebeurd binnen twee maanden na de goedkeuring van het kohier zooals is voorgeschreven maar het duurt toch te lang. Na 3 Juni houdt de gemeente-ontvanger zes weken pauze om de eersten te vervolgen. Wanneer nu in het vervolg het kohier later klaar komt en de biljetten in Juli pas rond zijn, dan valt dit precies in den tijd dat de ontvanger de rekening moet opma ken. Dat is een praktisch bezwaar. Wanneer de biljetten op 1 Augustus rond zijn, kunnen de eersten pas in September worden vervolgd en dan moet reeds het 3/4 deel van den aanslag betaald zijn. Het is ook geen gelukkig oogenblik, dat de laatste termijn in November vervalt. Beter ware het als dit op einde December werd gesteld, want met het Nieuwojaar zijn er ook weer nieuwe centen. Het gemeentebelang brengt mee, dat de gemeente zorgt voor het rond brengen der biljetten. Spreker wil daarmede niet te kennen geven, dat de ontvanger niet doet wat hij moet doen. Integendeel, deze en de ambtenaar, belast met de bezorging, doen, wat billijkerwijze van hen kan worden gevraagd, maar het gemeente belang brengt mee dat de biljetten zoo spoedig mogelijk worden uitgereikt. De ontvanger heeft daar geen persoonlijk belang bij. De gemeente daarentegen wel. De heer Bertling is van oordeel dat het rondbrengen der biljetten eigenaardig tot de betrekking van den ontvanger behoort. Deze krijgt toch het kohier en hij moet zorgen voor de invordering. Een der eerste daden daarvoor is het schrijven en rondbrengen der aanslagbiljetten. De heer Komter (wethouder) kent geen gemeente, waar dit werk niet aan den ontvanger is opgedragen. Spreker is van oordeel dat het bij de betrekking behoort en het is den ontvanger dan ook bij instructie opgedragen. Bovendien is deze verordening hem toegezonden met het verzoek haar met zijne opmer- te willen terugzenden, maar deze kwestie is niet ter sprake gekomen. De beraadslaging wordt gesloten. De artikelen 28 worden met algemeene stemmen onveranderd vastgesteld. De tabel, houdende berekening van cijfers van aanslag, wordt met algemeene stemmen vastgesteld, nadat de heer Komter (wethouder) er op heeft gewezen dat nu de formule, waarnaar de cijfers van aanslag worden berekend, aan de tabel is toegevoegd, de noot, voorkomende in de oude verordening, hier moet worden opgenomen, n.l., dat bij de berekening der cijfers breuken van U.5 en minder zijn verwaarloosd en daarboven voor een geheel genomen. Aan de orde komt het beschrijvingsbiljet model A. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans wijst erop dat enkele wijzigingen moeten worden aangebracht in verband met de wijzigingen in de verordening. Over het alge meen is het hem te uitgebreid. Wanneer er echter geen voorstel tot bekorting komt, zal spreker zich er thans bij neerleggen. Den heer Fransen is het biljet ook te uitvoerig. Er zijn toch vragen gesteld die met het inkomen niets hebben te maken en die moest men er niet op hebben geplaatst. Spreker wijst o. a. op vraag 9. De heer Komter (wethouder) wijst er op dat deze zaak ook reeds in de sectie is besproken. Er wordt hier niet gevraagd naar geheimen. Vraag 9 dient alleen om het werk te vergemakkelijken de controleur zou deze gegevens desnoods ook wel langs een minder gemakkelijken weg kunnen krijgen, doch wie zal deze vraag gemakkelijker kunnen beantwoorden dan de patroon De heer Bertling zag het biljet gaarne vereenvoudigd. Het is echter moeilijk te zeggen dit of dat wil ik er wel uit hebben. Spreker wil echter even wijzen op vraag no. 14. Spreker kan zich niet begrijpen wat de controleur heeft aan de beantwoording dier vraag. Wanneer de belastingschuldige b.v. antwoordtJa, van Piet Jansen. Wat heeft de controleur aan zoo'n antwoord. Hij kan toch niet onderzoeken wie Piet Jansen is. Deze vraag kan aanleiding geven tot moeilijkheden en spreker zou haar wel willen schrappen. Nog zou spreker de verschillende onderdeelen van vraag 16, I en II, bij elkaar willen zien gevoegd, bijvoorbeeld a en ft kunnen worden a, c, d, tot ft, eg tot e, de rest tot d. Met vraag 16, II, zou hetzelfde kunnen gebeuren. Spreker wil hierover wel eens het gevoelen der vergadering weten. De heer Fransen wil om de zooeven genoemde redenen vraag no. 9 schrappen. De heer Komter (wethouder) zegt er prijs op te stellen dat de onderdeelen van vraag 16 afzonderlijk worden behandeld. Wat de onderdeelen a en ft betreft, er zijn veel menschen die een eigen woning bezitten en nu komt de afzonderlijke opgave van de huur waarde daarvan zeer gewenscht voor. Spreker zou willen vragenwat is er tegen het te doen zooals is voorgesteld Men heeft dan de gelegenheid om bij elk onderdeel even stil te staan en men krijgt een meer zuiver, beter te controleeren geheel. De heer G. W. Koopmans is van oordeel dat de praktijk zal uitmaken of het goed is. Hij vraagt of Burgemeester en Wethouders overtuigd zijn alle moge lijke vragen te hebben gedaan die kunnen leiden tot opsporing van het juiste inkomen der belastingplich tigen. Anders zou er nog deze vraag aan kunnen worden toegevoegdhebt u niets vergeten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 12