132 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. De Voorzitter stelt voor het rapport en de rekening en verantwoording in eene volgende vergadering in behandeling te nemen, onder dankbetuiging aan de commissie voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Hartelust deelt mede, dat de commissie, belast geweest met het onderzoek der begrootingen van den Armenraad, diensten 1913 en 1914, voorstelt de begrooting voor den dienst 1913 te verlagen met 200,daar het salaris van den armbezoeker slechts over een half jaar behoeft te worden uitgekeerd en met ƒ40.omdat de post voor telefoon niet behoeft te wor den uitgetrokken. De begrooting voor 1913, aangeboden tot een bedrag van f 1190.zal daardoor worden teruggebracht tot 950.—. Nog stelt de commissie voor de begrooting voor 1914 met 40.voor den post telefoon te verlagen. Die post kan altijd worden aangebracht als het noodig blijkt. Hierdoor wordt deze begrooting teruggebracht tot een bedrag van 1000. Na deze wijzigingen stelt de commissie goedkeuring der aangeboden begrootingen voor. De Voorzitter stelt voor het rapport en de begroo tingen in eene volgende vergadering in behandeling te nemen, onder dankbetuiging aan de commissie voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. YI. Wordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Rapport der commissiebelast geweest met het onderzoek van de rekening en verantwoording van het Nieuwe Stads- Weeshuisdienst 1912. Do conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der rekening en verantwoording, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 2. Rapport der commissie, belast geweest met het onderzoek van de rekening en verantwoording van het Gemeentelijke Werkloozenfondsdienst 1912. De conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der rekening en verantwoording, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 3. Rapport der commissie, belast geweest met het onderzoek van de rekening en verantwoording van het Stads Ziekenhuisdienst 1912. De conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der rekening en verantwoording, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 4. Rapport der commissie, belast geweest met het onderzoek van de rekening en verantivoording van de Stads Armenkamer, dienst 1912. De betrekkelijke stukken hebben ter visie gelegen. De conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der rekening en verantwoording, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan P. M. van Bemmel op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen als leeraar in het lijn- en vakteekenen aan de Burgeravondschool. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van mr. T. Binnerts en 24 andere bewoners van perceelen aan den Qrachtsiual Z.Z. of den weg Achter de Hoven om de pont over de stadsgracht bij het Stads-Ziekenhuis te vervangen door een brug. Dit prae-advies luidt als volgt T. Binnerts en 24 andere onderteekenaren verzoeken bij adres, ingekomen 31 Mei 1.1., aan den Baad de pont, die nabij het Stads-Ziekenhuis den Nieuweweg met den Grachtswal Zuidzijde verbindt, te vervangen door een eenvoudige draaibrug, zulks met het oog op de noodzakelijkheid om het rijwielverkeer, dat niet lang geleden in de Oosterstraten beperkt is, te kunnen afleiden en om voorts eene kortere verbinding te hebben tusschen Tweebaksmarkt en omliggende straten met de zich uitbreidende stadswijk tusschen den weg Achter de Hoven en de spoorlijn. Het adres is in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om prae-advies. Het is niet te ontkennen dat twee omstandigheden in onze gemeente voor het verkeer moeielijkheden opleveren, die het soms hoofdbreken kost op eenigs- zins bevredigende wijze tot oplossing te brengen het zijn de ligging der oude stad in den gordel der voormalige vestinggrachten en de geringe breedte van vele belangrijke verkeersstraten. Het eerstgenoemde feit heeft reeds tengevolge, dat aan alle zijden van de stad de buitenliggende wijken door bruggen met haar zijn verbonden, die met hare noodzakelijke tijdstippen van opening en sluiting even zoovele hinderpalen zijn voor de schipperij, voor wie Leeuwarden, gelegen te midden van een net van waterwegen, een centrum is. En moge de gemeente al van oordeel zijn dat er nog altijd geen bruggen genoeg zijn, Gedeputeerde Staten, die de belangen voor het doorgaande scheepvaartverkeer in het oog hebben te houden nagenoeg alle stadsgrachten zijn bij de provincie in onderhoud en beheer konden daarover wel eens anders denken. Zoo is, toen in 1903 de tegenwoordige Oosterbrug in de plaats kwam van een tot dat jaar ter plaatse bestaande pontver binding, dan ook geen verlof gekregen kunnen worden om voor het afdraaien der brug bruggeld te heffen. Iets dergelijks zou ook hier kunnen geschieden. Nu spreekt het vanzelf dat de gemeente zich de kosten van een brug, waarvoor geen draaigeld mag worden gevraagd, ten slotte moet getroosten, als zij om het verkeer niet gemist worden kanzóó gespannen is de toestand hier ter plaatse nog niet. Zonder al te groot tijdverlies kan althans de voetganger en de wielrijder (voor rijverkeer wenschen adressanten de gevraagde brug niet ingericht te zien) uit of naar de Vegelin- buurten zijn weg kiezen door de Maria Louisastraat en over de le Kanaal- en Oosterbruggen. Wel is waar zijn de Oosterstraten en de Peperstraat voor het rijwielverkeer in de richting naar oost afgesloten, maar wegen, aan deze evenwijdig loopende, zijn open gebleven. Bovendien zijn bij ons college maatregelen in overweging, waarvoor wij ons vleien dat binnen niet te langen tijd Uwe aandacht zal worden gevraagd, om het rij- en rijwielverkeer in die straten op vol doende wijze in goede banen te leiden. Bovenstaande beschouwingen voeren ons tot de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. 133 conclusie, dat de gevraagde verbinding niet zoo hoog noodig is als adressanten willen doen voorkomen, althans niet zoozeer dat een offer uit de gemeentekas en een last voor de schipperij, als met haar hoogst waarschijnlijk zullen gepaard gaan, verantwoord is te achten, zoodat wij de eer hebben U voor te stellen op het adres te doen antwoorden, dat het daarbij verlangde thans niet voor inwilliging vatbaar is. De beraadslaging wordt geopend. De heer Haverschmidt zegt dat het antwoord van Burgemeester en Wethouders, dat na kort beraad werd vastgesteld (het adres kwam immers pas 14 dagen geleden bij den Baad) adressanten zal teleur stellen, daar in 1886 en 1902 de zaak ook is misge- loopen. Vroeger werd er op gewezen dat er een flinke draaibrug zou kunnen komen wanneer het zie kenhuis ging verdwijnen, maar die kans is verkeken nu het ziekenhuis veel is verbeterd, terwijl de behoefte aan een brug steeds grooter wordt. In 1902 had men twee adressen, een voor de Oos terbrug en een voor deze brug de exploitatie van de kanaalterreinen en de ontlasting van de Tuinsterbrug gaven toen den doorslag voor de Oosterbrug. Nu weet spreker dat er een technisch bezwaar is en wel het verschil in hoogte tusschen de beide kaden, dat 60 centimeter bedraagt, maar met een voetbrug van lichte constructie is dit bezwaar wel over te komen. Spreker heeft het oog op de verplaatsing van de Oosterbrug, die binnen korten tijd toch dient te wor den vervangen en daarom spijt het hem dat Burge meester en Wethouders wat haastig zijn geweest met het verzoek af te wijzen. Spreker geeft er de voorkeur aan de beslissing aan te houden en intusschen te onderzoeken of er niet iets kan worden gedaan. De heer Hartelust heeft weinig toe te voegen aan hetgeen door den heer Haverschmidt is gezegd. De motieven van Burgemeester en Wethouders, in hun prae-advies ontwikkeld, zijn niet zoo doorslaand, dat spreker de overtuiging heeft gekregen, dat hetgeen door adressanten wordt gevraagd, niet noodig is. Spreker wil toegeven dat Burgemeester en Wethouders bij de vele bezwaren niet alles tegelijk tot stand kunnen brengen en hij gelooft wel dat adressanten voorloopig tevreden zullen zijn als zij de overtuiging krijgen, dat wat zij wenschen in de toekomst zal tot stand komen. Spreker is het dan ook niet geheel eens met den heer Haverschmidt, die Burgemeester en Wethouders verwijt te zeggen dat het verzoek niet voor inwilliging vatbaar is. Dat is niet juist, want zij zeggen dat zulks thans niet geval is. Spreker distilleert daaruit dat het verzoek in de toekomst wel voor inwilliging vatbaar is. Ook spreker heeft het oog gehad op de Oosterbrug, die moet worden vervangen door een brug, geschikt voor het rijtuigverkeer, en hij had gehoopt dat deze brug dan zou kunnen dienen voor de verbinding van den Grachtswal met de binnenstad. Spreker wil echter daarom de aandacht vestigen op het woordje thansopdat een latere Baad zich niet beroepe op een besluit dat pas genomen is en waarvoor hij eerbied heeft te koesteren. Spreker neemt de vrijheid dit onder de aandacht van den Baad te brengen en hij hoopt dat het de bedoeling van Burgemeester en Wethouders is adressanten de hoop te geven, dat eerlang hunne wenschen zullen worden vervuld. De heer Tiemersma kan meegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Spreker kan zich voorstellen dat het groote verkeer aan Achter de Hoven door de Oosterbrug zeer is ontlast. Blijft dit nog te druk, dan zullen Burgemeester en Wethouders deze zaak later onder de oogen zien. Van het bestaan van een noodtoestand is dan ook geen sprake. Ter loops wil spreker nu even wijzen op een andere zaak, die hiermee verband houdt en waarop de aandacht van Burgemeester en Wethouders wel mag worden ge vestigd. Spreker bedoelt de Verversbrug. Daar heerscht werkelijk een noodtoestand en daarin dient eerst te worden voorzien. In één uur passeeren daar honderden menschen en als de scholen uitkomen is het verschrik kelijk, want dan heeft men daar een voortdurende opstopping. Spreker weet niet hoever deze zaak is, maar dringt ernstig op verbetering aan. De heer Lautenbach is dankbaar en voldaan. Hij meent dat Burgemeester en Wethouders op juiste wijze hebben aangetoond hoe moeilijk het is aan te nemen, dat de provincie verlof zal geven tot het heffen van bruggeld, en dat de toestand ter plaatse niet zoo ondragelijk is. De belangen der schippers toch mogen ook niet uit het oog worden verloren en daarvoor hebben Burgemeester en Wethouders een open oog gehad. Wanneer er bovendien ergens behoefte is aan een brug ter verbinding van de buitenwijken met de binnenstad, dan is het bij het Diaconessenhuis. Wanneer men van daar uit de Vrouwenpoort wil bereiken of de Noorderbrug, moet men een heelen marsch maken. Hier heeft men de Oosterbrug, de pont en de Beursbrug om in de stad te komen, dus drie verbindingen. Spreker ziet de noodzakelijkheid van het leggen van een brug niet in, en is dankbaar voor het antwoord van Burgemeester en Wethouders. De heer Vonck zegt dat een der motieven, waarop het verzoek is gegrond, berust op de noodzakelijkheid om het rijwielverkeer door de Oosterstraat af te leiden. Over de waarde daarvan kan spreker evenwel niet oordeelen, zoolang hij geen kennis draagt van de maatregelen, welke door Burgemeester en Wethouders zullen worden voorgesteld. Spreker meent dan ook dat het goed zal zijn dit punt aan te houden, totdat het bekend is op welke wijze Burgemeester en Wet houders in dit bezwaar denken te voorzien. De heer G. W. Koopmans zegt dat het den Baad niet zal verwonderen als hij het woord neemt, nadat hij zijne zienswijze in de besloten zitting van 24 Juni heeft kenbaar gomaakt. Spreker is van oordeel dat de brug er „vandaag of morgen" toch moet komen. Hij heeft beweerd dat de bewoners ten zuiden van de lijn-coöperatieve zuivelfabriek tot de Potmarge, het noodzakelijk zullen maken dat door de gemeente ten gerieve van het verkeer met het centrum der stad deze brug wordt gelegd. Do heer Vonck spreekt van het maken van een beteren toegang, aan de Oosterstraat, voor rijwielverkeer. Dat kan niet anders blijven dan lapwerk. Wanneer hier een flinke brug werd gelegd zou de Oosterstraat voldoende worden ontlast en zal de gemeente in het vervolg geen kosten voor onteigening of verbetering op andere wijze behoeven te maken. In de door spreker bedoelde gesloten zitting heeft hij ook gesproken over de verplaatsing van het Ziekenhuis. Sprekers denkbeeld is dat deze inrichting daar moet verdwijnen en dan kan er een flinke brug voor algemeen verkeer worden gelegd en niet een loopbrugje. Hij doet opmerken, dat het nu al bijna een halve eeuw geleden is dat de gemeente grond aankocht voor de verplaatsing van het Ziekenhuis. Spreker meent dat daaraan behoefte bestaat en dat dit ook binnen korten tijd wel zal gebeuren. Hij verwacht toch van bevoegde zijde een voorstel tot verplaatsing of vergrooting van het Ziekenhuis. Wan-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 2