136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913.
behandeling uit te stellen. Spreker zal zich daartegen
dar ook verzetten.
De heer Komter (wethouder) is van oordeel dat de
bezwaren, die tegen directe behandeling zijn inge
bracht, niet van veel gewicht zijn. De heer Haver-
schmidt heeft er op gewezen dat de sectie-vergade
ringen zoo slecht bezocht waren, maar er zijn toch
18 leden geweest. Nu is het wel mogelijk, dat een
enkele opmerking, in de sectie gemaakt, niet tot haar
recht is gekomen, maar dat is geen reden om de
behandeling uit te stellen. Zooiets zal wel in elk
sectieverslag gebeuren.
De bezwaren van den heer Beekhuis zijn evenmin
te ondervangen door uitstel. De rapporteurs hebben
hunne werkwijze gekozen en zij hadden door een
kleine vormverandering kunnen voldoen aan het
reglement van orde. Het komt evenwel op hetzelfde
neer. Dat de rapporteurs het over verschillende zaken
niet eens zijn, komt dikwijls voor. De bedoeling
echter is, dat zij door onderlinge bespreking de ver
schillende opvattingen zooveel mogelijk tot overeen
stemming brengen en alleen wat overblijft in het rapport
meedeelen. Wanneer men nu het rapport leest, blijkt
het dat er geen groote bezwaren tegen het voorstel
zijn overgebleven. Spreker is dan ook van oordeel,
dat er voor uitstel geen redefi bestaat.
De Voorzitter vraagt den heer Beekhuis of deze ook
een voorstel doet tot uitstel van behandeling.
De heer Beekhuis antwoordt dat hij, als er van de
zijde der Commissie geen voorstel tot uitstel van
behandeling komt, een dergelijk voorstel niet zal doen.
De Voorzitter sluit over dit onderwerp de discussiën en
opent de algemeene beraadslagingen over het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
De heer Hiemstra heeft tot zijn spijt de sectiever
gadering niet kunnen bijwonen. Hij gaat echter niet
mee met Burgemeester en Wethouders, waar deze in
hunne memorie van antwoord zeggen
„met voldoening namen Burgemeester en Wethou-
„ders er kennis van dat, evenals in hun college, vrij
„algemeen in de sectiën verwacht wordt dat door de
„in de verordening gebrachte wijzigingen een meer
„billijke verdeeling van lasten zal worden verkregen."
Wanneer spreker toch het beginsel beschouwt dat
aan elke belastingheffing ten grondslag moet liggen,
n.l. het beginsel van belasting naar draagkracht,
dan is hij te dien opzichte zeer teleurgesteld. De
progressie van het percentage van het accres houdt
toch reeds op bij een inkomen van 2900.Het
is bekend dat de gemeente, voordat in 1901 door
het ministerie BorgesiusPierson deze regeling ge
troffen was, geheel vrij was om belasting te heffen
zooals zij dit wilde. Er was een regeeringsvoorstel
om de grens te stellen op 7 X de aftreksom, dus op
3000.maar door een amendement van den
heer Bink is de belasting geworden zooals die thans
is. Door den heer Rink werd nu tegen het regeerings
voorstel aangevoerd, dat de belasting te veel zoude
drukken op den middenstand.
Ook Burgemeester en Wethouders zijn te bang
geweest. Dit blijkt wel uit de memorie van antwoord,
waarin gezegd wordt dat men vreest, dat, als het
vroeger systeem wordt aanvaard, de belasting te veel op
de grootere inkomens zal drukken, tengevolge waarvan
deze uit de gemeente zullen verdwijnen. Nu is vrees
in het algemeen een slechte raadgeefster en spreker is
van oordeel, dat die vrees niet behoeft te bestaan.
Dat kan wel het geval zijn in luxe steden als b.v.
den Haag en Arnhem, waar veel menschen wonen die
zich desnoods overal kunnen vestigen waar zij willen,
maar hier in Leeuwarden, waar men het meest te doen
heeft met zakenmenschen of renteniers uit de provincie,
die nog al wat aan de hoofstad gebonden zijn, behoeft
men niet te vreezen dat dergelijke menschen, omdat
zij een paar guldens belasting meer moeten betalen,
de gemeente zullen verlaten. Wanneer men dit systeem
toepast en zich laat leiden door de vrees voor het
vertrekken van menschen met grootere inkomens, dan
legt men daardoor den druk op de lagere inkomens.
In de eerste plaats heeft spreker het betreurd dat de
stijging van het cijfer van het percentage van het
accres niet verder gaat dan tot 8. In de memorie van
antwoord staat dat dit cijfer kan stijgen tot 10,76.
Spreker betwijfelt of dit juist is, maar het zou toch
nog vrij wat kunnen worden verhoogd. Waar de wet
de gemeenten reeds een muilband heeft aangelegd
door voor te schrijven, dat niet verder mag worden
gegaan dan tot een bepaalde grens, is er geen enkele
reden om beneden die toegestane grens te blijven.
Spreker zou het zeer wenschelijk hebben gevonden,
dat Burgemeester en Wethouders wat meer moed
hadden gehad om de groote inkomens wat beter aan
te pakken. Verder is spreker teleurgesteld, dat de
aftrek voor levensonderhoud niet is verhoogd. De
tegenwoordige verordening is al eenige jaren oud en
de aftrek bedraagt 450.Wanneer men nu de
stijging der prijzen van de eerste levensbehoeften
nagaat, was reeds naar dien maatstaf een hoogere aftrek
geboden. Wordt het voorstel van Burgemeester en
Wethouders aangenomen, dan zal iemand met een
inkomen van f 10.per week reeds in de belasting
vallen. Spreker is het met Burgemeester en Wethou
ders eens dat zooveel mogelijk alle menschen die
kunnen, in de belasting mee moeten betalen, maar ten
opzichte van de vraag wanneer dit kan, is verschil
van meening mogelijk. Waarde Raad voor de gemeente
werklieden een minimumloon van 10.20 heeft aan
genomen, mag van de menschen, die dit minimum
verdienen, geen belasting worden gevorderd.
Het voorstel betreffende den kinderaftrek heeft de
sympathie van spreker en zijne partijgenooten. Zij
verheugen zich in de tegemoetkomende houding van
Burgemeester en Wethouders tegenover de geuite
wenschen. Hierover zal spreker nu niet veel zeggen,
aangezien de meeste dezer zaken straks toch bij de
artikelsgewijze behandeling zullen worden besproken.
Spreker meent evenwel dat in de voorgestelde ver
ordening het beginsel naar draagkracht niet voldoende
is doorgevoerd. Nu zal men hem tegenvoeren dat de
sociaal-democraten maar een verordening hadden
moeten voorstellen die op een ander systeem is gebaseerd,
maar spreker en zijne partijgenooten hebben dit in
den korten tijd van voorbereiding niet kunnen klaar
spelen. Burgemeester en Wethouders toch, die zich
door hunne ambtenaren op allerlei wijze kunnen laten
bijstaan, hebben hiervoor twee jaar noodig gehad.
Spreker zal trachten dit beginsel door enkele voorstellen
beter tot zijn recht te doen komen en hij hoopt dat
de Raad hem daarin zal willen helpen.
De heer Boosman is een der leden, die Burgemees
ter eu Wethouders hulde hebben gebracht voor de
indiening van hun voorstel. Zooals den Raad bekend
is, heeft spreker indertijd het voorstel gedaan, om
door verhooging van de aftreksom, door invoering
van het stelsel van eigen aangifte en het aanstellen
van een controleur, te komen tot een billijke belas
tingregeling.
Het groote bezwaar toch tegen de tegenwoordige
regeling is, dat men dikwijls opmerkt, dat personen,
die meer inkomen genieten althans lettende op
woning, levensstandaard, uitgaan, enz. meer moeten
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. 137
hebben minder belasting betalen dit toch is iets,
dat het belasting betalen zoo hoogst onaangenaam
maakt en bovendien maakt dat iemand, wier inkomen
bekend is, te veel betaalt. Spreker herhaalt, dat het
dus te doen is om eene billijker verdeeling van de
lasten. Hij is het dan ook niet eens met wat in de
derde sectie is betoogd, dat het verkrijgen van
een hoogere opbrengst wordt beoogd. Dat toch is
onjuist, hoewel het gevolg van de invoering der nieuwe
verordening zeer zeker wel zal zijn, dat de opbrengst
hooger wordt. Spreker is er althans van overtuigd
dat die opbrengst hooger zal worden en daarvan zal
weer een verlaging van het heffingspercent het gevolg
zijn. Er wordt ook op gewezen dat het stelsel in
enkele gemeenten niet goed voldoet. Wanneer men
echter de lijst nagaat, dan bemerkt men, dat er andere
gemeenten tegenover staan, waar de voordeelen van
het stelsel zoo duidelijk in het oog springen, dat het
beslist aanbeveling verdient het hier in te voeren.
De heer G. W. Koopmans wil den heer Boosman
even antwoorden op diens gezegde van de meerdere
opbrengst. Ook Burgemeester en Wethouders immers
zeggen in de memorie van antwoord 2e alinea
dat de Hoofdelijke Omslag onder de nieuwe verorde
ning meer zal opbrengen.
Spreker gelooft dat zulks ook in de bedoeling ligt,
omdat het moet. Met de nieuwe regeling zullen toch
ongeveer f 5000.aan kosten gemoeid zijn en als
die niet door den Hoofdelijken Omslag worden opge
bracht, zullen zij de gemeente-financiën op andere
wijze drukken. Die 5000.moet in elk geval
worden teruggevonden.
Wanneer de nieuwe regeling anders niets tengevolge
heeft dan een betere regeling der aanslagen, is zij,
volgens sprekers bescheiden meening, dit geld niet
waard. Spreker is van oordeel dat die som dan beter
zal kunnen worden besteed. De regeling, die men
nu krijgt, zal toch weinig verschillen van de bestaande.
Spreker toch zal ongeveer hetzelfde betalen als onder
de oude verordening. Wat het verschil zal zijn voor
de hoogere en lagere klassen, is spreker niet direct
bekend. Als minderheid in de commissie van rappor
teurs heeft hij dan ook medegedeeld voor uitstel van
behandeling te zijn. Toch zal spreker thans niet een
dergelijk voorstel doen, omdat hij als rapporteur goed
in de zaak zit. Hij heeft wat er ook gebeuren
mag voldoende inzicht in de zaak. Zijn denkbeeld,
om de zaak beter te onderzoeken, grondde zich op
de gedachte, dat deze belasting impopulair dreigt te
worden. Men krijgt nu al thuis, om in te vullen: een
beschrijvingsbiljet voor de vermogens-, bedrijfs- en
personeele belasting. Spreker komt dikwijls met
personen in aanraking, die pruttelen over het invullen
van al die biljetten.
Nu krijgen ze er nog een beschrijvingsbiljet voor
den Hoofdelijken Omslag bij. De andere biljetten
betreffen rijksbelastingen en daaraan kunnen ze
niet ontkomen, waar zij ook in den lande wonen.
Wanneer echter de gemeente het den menschen lastig
maakt, dan is er maar een klein stootje noodig om
ze te doen verhuizen over de spoorlijn naar de ge
meente Leeuwarderadeel. Die gemeente kan het ons
men zag het al met het paardenspel, waarbij reeds
werd geannonceerd „geen stedelijke belasting" op
den duur lastig maken.
Spreker hoopt dat de Raad mee zal gaan met alle
voorstellen, die strekken om de belasting zoo zacht
mogelijk te doen drukken.
In enkele gemeenten is de verplichte aangifte afge
schaft. Om nu een goed oordeel te kunnen
vormen, zou spreker gaarne willen weten ivaarom dat
is gebeurd.
In de derde sectie is de opmerking gemaakt dat
het misschien goed zou zijn de Rotterdamsche veror
dening te volgen. Artikel 10 dier verordening zegt
„Het percentage wordt geheven vooreen belastbaar
„inkomen tot en met 800.voor de helft,
„een belastbaar inkomen van 800.en hooger
„over f 800.voor de helft, over het meerdere ten
„volle".
Dit was een idee der overweging waard, maar het
is niet besproken, omdat men geen gegevens had en
derhalve niet kon berekenen wat het zou opleveren.
Ook zou het mogelijk zijn geweest een voorstel te
doen om de inkomsten uit vermogen zwaarder te be
lasten dan die uit een bedrijf. Ook dat was zeker
een goed idee. Het is echter niet mogelijk geweest
dergelijke regelingen te vergelijken met de onze,
daar hiervoor de tijd heeft ontbroken. Ook het rapport
heeft, omdat er zoo weinig tijd is geweest voor de
samenstelling, daaronder geleden. Wanneer rapporteurs
daarvoor meer tijd hadden gehad zou er een ander
stuk ter tafel gekomen zijn. Spreker brengt dan ook
gaarne hulde aan den heer Boosman, die zich alle
moeite heeft getroost om er van te maken wat er
nog van kon worden gemaakt.
Spreker was er op deze wijze niet toe in staat en
hij wilde het daarom liever ook niet doen. Daarvoor
moet hij meer tijd hebben. Het is zaak om de ver
ordening zoo zacht mogelijk toe te passen en spreker
meent dan ook dat het een goed idee is om alleen
aan hen, die reclameeren, een beschrijvingsbiljet ter
invulling te zenden. Wanneer men allle belasting
plichtigen een dergelijk biljet zendt vreest spreker
dat men dikwijls zal hooren„wat heb ik met die
„drukte noodig, zeg liever wat ik moet betalen".
De heer Bertling brengt gaarne een woord van
hulde aan Burgemeester en Wethouders voor de in
diening van hun voorstel waarin de verplichting tot
eigen aangifte is neergelegd, hetgeen een groote ver
betering is. Het is toch een onloochenbaar feit dat
verschillende aanslagen niet worden vastgesteld naar
het werkelijk inkomen. Eigen aangifte zal daarin
verbetering brengen, waardoor men van zelf komt tot
een billijker verdeeling van de lasten. Spreker heeft
echter één bezwaar en wel tegen het biljet van aan
gifte n.l. dit, dat het te uitgebreid is. De heer
Komter heeft gezegd dat men er niets van kan missen
maar spreker gelooft, dat het overweging verdient het
beschrijvingsbiljet vooral in het eerst zooveel mogelijk
in te perken. Later kan het altijd worden uitgebreid.
Spreker vraagt of het noodzakelijk is om het be
schrijvingsbiljet in de verordening vast te leggen. Hij
is van oordeel dat het een stuk is van uitvoering en
vraagt of het niet mogelijk is de samenstelling over
te laten aan Burgemeester en Wethouders. Spreker
meent dat het slechts deze twee vragen behoeft te
bevatten
1. Hoeveel is uw inkomen uit vermogen
2. Hoeveel is uw inkomen uit het bedrijf
Hij wil gaarne in overweging geven om het biljet,
ten einde meer sympathie bij de belastingplichtigen
te wekken, niet zoo uitgebreid te maken.
Nog een vraag wenscht spreker aan Burgemeester
en Wethouders te stellen n.l. deze is het noodig voor
de uitvoering der verordening direct met een contro
leur te beginnen.
Het werk, aan de uitvoering verbonden, zal toch
weinig moeilijker worden dan nu het geval is. Wij
krijgen de aangifen van verschillende personen.
Wanneer wij die aangiften voor ons hebben, de
aangiften van Friezen welke naar wij mogen
verwachten, betrouwbaar zijn, zal het zeer gemakkelijk
vallen, de aanslagen vast te stellen. Spreker vraagt
of de Wethouder van Financiën ook bezwaar heeft
alles uit de verordening te laten verdwijnen, wat
betrekking heeft op de aanstelling van een controleur.