138 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. Later kan te dien opzichte dan wel eene beslissing worden genomen. De heer J. Koopmans wenscht in de eerste plaats zijne ingenomenheid te betuigen met hetgeen de heer Bertling in het midden heeft gebracht ten opzichte van het beschrijvingsbiljet. Dit biljet is ook spreker te uitvoerig. Er wordt daarin te veel naar de détails gevraagd, naar bijzonderheden omtrent de financieele aangelegenheid, die men nu juist niet gaarne ter algemeene kennis brengt. Bovendien geeft zulks aan menig belastingschuldige moeilijkheden. Zij weten de finesses dikwijls zelf niet zoo nauwkeurig en geven dan allicht onjuiste antwoorden. Nu moet men bij de Rijksbelastingen ook wel zeer uitvoerig zijn, maar doet dan de mededeeling aan een ambtenaar, die tot geheimhouding verplicht is en bij wien het blijft. Dit is bij de gemeente anders. Wel wordt alleen het totaalcijfer in het kohier publiek gemaakt, doch de finesses zullen toch worden bekend gemaakt aan de commissie van aanslag. Men gelieve in acht te nemen, dat spreker niets ten nadeele van deze commisssie wil zeggen, integendeel, maar deze commissie's wisselen af en ten slotte is de geheele Raad er mede bekend. Beter is het de bijzonderheden te laten blijven bij den ambtenaar, die tot geheim houding is verplicht, dan dat deze bekend worden aan eene commissie of aan Burgemeester en Wethouders. Heeft men nu een zoo uitvoerig beschrijvingsbiljet als wordt voorgesteld, dan is een controleur bepaald noodakelijk. Is het daarentegen eenvoudig en beknopt dan zou deze ambtenaar achterwege kunnen blijven. Maar vooral wenscht spreker een woord van hulde te brengen aan Burgemeester en Wethouders voor het omvangrijke werk, dat door hen met deze veror dening is verricht. Hij heeft moeite gedaan de stukken, hierop betrekking hebbende, door te lezen en het trof hem, dat de Rotterdamsche verordening, naar zijne meening, dit onderwerp zeer goed regelt. Het komt hem voor, dat Burgemeester en Wethouders ook deze verordening, zeer terecht, tot leidraad hebben genomen, behalve de wijze waarop het inko men wordt berekend en de wijze van heffing. De laatste is zijns inziens veel eenvoudiger dan de hier voorgestelde, die eene voortzetting is van de bestaan de, al is er veel in verbeterd, vooral in de kleinere klassen, terwijl het accres in totaal ongeveer gelijk is gebeven. Evenwel moet toch het percentage van den aanslag worden verhoogd, om op hetzelfde bedrag van den hoofdelijken omslag te komen als bij de bestaande verordening. Ontegenzeggelijk worden de lagere klassen hierdoor niet ontlast. Geheel anders is dit bij de wijze van de heffing te Rotterdam. Daar wordt het maximum van het percentage vastgesteld; boven het af te trekken bedrag voor noodzakelijk levens onderhoud wordt voor de eerste f 800.slechts de helft van het percentage berekend. Daardoor ontstaat eene progressie, die in alle klassen doorloopt, doch slechts zeer gering is en natuurlijkerwijze nooit op het maximum van het percentage kan komen. Men heeft hier eigenlijk eene degressie, maar zoodanig, dat de lagere inkomens het meest worden ontlast. Een inkomen van 600.betaalt naar deze heffing 0,33 een van 1000.1%> een van 2000. 2,20 °/0, terwijl van een inkomen van 11,000. 3,57 °/0 zou worden geheven. Hier is, naar sprekers inzicht, een groote regelmaat en geringe stijging van de progressie bij de grootere inkomens. Spreker vraagt of het college van Burgemeester en Wethou ders deze wijze van heffen ook heeft overwogen en of er misschien te veel bezwaren aan verbonden waren. De heer Komter (wethouder) mag constateeren, dat zoowel in de secties als in deze vergadering eigenlijk alleen belangrijke bezwaren zijn te berde gebracht door den heer Hiemstra. De andere bedenkingen zijn van practischen aard en hebben de strekking om hier en daar verbetering aan te brengen. Spreker zal trachten het voorstel van de zijde van Burgemeester en Wethouders zooveel mogelijk te belichten. De heer Hiemstra heeft gezegd dat de verordening den middenstand drukt en de groote vermogens ontziet. Spreker meent dat men hiermee direct komt in het hart, in het moeilijkste gedeelte der kwestie. Wanneer de heer Hiemstra spreekt van vrees, als van een slechte raadgeefster, dan stelt spreker daartegenover de ervaring van Burgemeester en Wethouders. Die ervaring is deze, dat het aantal der grootere inkomens in deze gemeente in den loop der jaren sterk is verminderd. Wat hiervan de oorzaak is, is niet zoo gemakkelijk na te speuren, maar spreker hoort wel eens bedreigingen, die de oorzaak er van doen vermoeden. Vrees heeft dan ook bij Burgemeester en Wethouders niet voorgezeten, maar de ervaring die zij hebben, welke tot voorzichtigheid stemt en daarom geven Burgemeester en Wethouders den Raad dan ook in ernstige overweging niet verder te gaan dan zij voorstellen. Leeuwarden verliest langzamer hand de grootste kapitalen en krijgt daarvoor welge stelde renteniers en nijvere menschen in de plaats. Deze menschen kunnen een bescheiden belasting dragen en daarop moet bij het samenstellen der verordening ook wel degelijk worden gelet. Burgemeester en Wet houders hebben dit punt ernstig overwogen en zij zijn van meening dat men bij de ontheffing der kleinere vermogens niet verder mag gaan. De heer Hiemstra heeft gezegd dat iemand, die 10.per week verdient, reeds belasting moet betalen. Spreker wijst er op, dat 450.vrij is en van een inkomen van f 450.tot 500.slechts 25. belastbaar inkomen overblijft en van bedragen beneden f 50.volgens de verordening geen belasting wordt geheven. De betaling begint dus pas bij een inkomen van meer dan 500.Iemand, die dit inkomen geniet en geen kinderen heeft, betaalt f 3.15 met één kind 2.10, met twee kinderen niets. Spreker is van oordeel dat ten opzichte der ver plaatsing van den druk van de lagere inkomens naar de hoogere een grens is bereikt, welke niet kan worden overschreden. De heer Boosman heeft over het geheel zijn instem ming met het voorstel betuigd en hij heeft op de goede kwaliteiten er van gewezen. De heer G. W. Koopmans heeft bezwaar gemaakt tegen de aanstelling van een controleur en hij heeft beweerd dat meteen en ander een uitgaaf van 5000.zou zijn gemoeid, welk bedrag misschien niet eens meer zou worden gevonden uit de opbrengst der belasting. Spreker is van meening dat dit bedrag van 5000.wel wat hoog geraamd is. De heer G. W. Koopmans die 5000.geldt de geheele verordening en niet den controleur alleen. De heer Komter (wethouder) vervolgt en wijst erop dat de heer G. W. Koopmans zegt niet te kunnen zien wat het gevolg is van de wijziging der veror dening voor de lagere klassen. Hij heeft dan zeker niet geraadpleegd den staat, afgedrukt op bladz. 183 en 184 van bijlage 20. Daaruit blijkt dat in alle lagere klassen minder zal worden betaald dan onder de vigeerende verordening, al heeft de aangeslagene maar één kind. Het groote gebrek van de tegen woordige verordening is dit dat men evenveel heeft te betalen of men geen, dan wel zes kinderen heeft. Ook heeft de heer G. W. Koopmans bezwaren geuit tegen het invullen van het beschrijvingsbiljet en gezegd, dat de belasting daardoor impopulair dreigt te worden. Belasting betalen, zegt spreker, is altijd onpleizierig werk geweest, en dat zal wel zoo blijven. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. 139 Hij is echter van oordeel dat het invullen van het beschrijvingsbiljet er wel in zal gaan. De eigen aan gifte zal voor de administratie een groot gemak zijn. Voor de Rijksbelastingen worden al 10 jaar beschrij vingsbiljetten ingevuld en deze wijken daarvan slechts weinig af. Er zullen dan ook tegen de invulling van het biljet, noch tegen de uitvoerigheid ervan en hier komt spreker aan de bezwaren van den heer Bertling overwegende bezwaren bestaan. De heer G. W. Koopmans heeft erop gewezen dat in enkele gemeenten de eigen aangifte weer is afge schaft. Dat zijn kleinere plaatsen en het is dikwijls zeer moeilijk na te gaan waarom dat gebeurd is. Vaak hangt het af van de toepassing en wanneer de verordening dan ook van den beginne af niet met den noodigen ernst wordt toegepast, kan het gebeu ren dat men na verloop van een paar jaar tot de conclusie komt, dat het zoo toch niet goed is. Juist daarom is het van belang dat er een goede controleur wordt aangesteld. Burgemeester en Wethouders achten zoo'n ambte naar dan ook bepaald noodig en of die nu controleur of ambtenaar ter secretarie heet, het is slechts een kwestie van naam. Een afzonderlijk ambtenaar is er noodig die zich geheel wijdt aan de goede toepassing van de verordening op den hoofdelijken omslag. Wat het ontworpen beschrijvingsbiljet betreft, spre ker is van oordeel dat de vaststelling ervan niet aan Burgemeester en Wethouders moet worden overgelaten. Er wordt ook gezegd dat het biljet zoo uitvoerig is. Vele vragen echter zullen slechts door enkele aan gevers beantwoord behoeven te worden. Dit is toch ook al het geval met de beschrijvingsbiljetten voor de vermogens- en bedrijfsbelastingen. Bovendien komt men nu met allen ijver, die de afdeeling financiën aan den dag legt om tot goede aanslagen te komen, dikwijls tot vreemde ontdekkingen. Spreker meent, dat het biljet voor de goede werking der verordening onmis baar is en groot nut zal afwerpen, mits men het niet te veel besnoeit. De kwestie van de geheimhouding is van meer ernstigon aard. Niet alleen de controleur, maar ook de leden van den Raad moeten do verschillende gegevens geheim houden. Dan zal het vertrouwen van de aangevers ook in ruime mate worden verworven. Wat nu de Rotterdamsche verordening betreft, spreker meent te moeten opmerken dat in die ver ordening alle geleidelijkheid ontbreekt. Burgemeester en Wethouders hier hebben getracht de toeneming der belasting te laten klimmen met de toeneming van het inkomen en in verband met het hebben van een al of niet groot gezin. Zij hebben er op die manier naar gestreefd de meest billijke regeling zoowel voor groote als kleine inkomens en gezinnen te krijgen. De Rotterdamsche verordening, meent spreker, vertoont in dit opzicht groote gebreken en wanneer men er toe overgaat die verordening te wijzigen, zal dat zeker geschieden in de richting die Burgemeester en Wethouders hier hebben ingeslagen. De heer Hiemstra zal er niet veel aan toevoegen, omdat bij de behandeling der artikelen de meeste zaken wel aan de orde komen. Hij moet echter terug komen op wat de wethouder zeidat iemand, die 10.verdient, geen belasting behoeft te betalen. Spreker meent dat de heer Komter niet kan ontken nen dat iemand, die 10.of 520.verdient, in de 2e klasse wordt aangeslagen en 3.15 moet betalen. Bij de beoordeeling moet men rekening houden met gezinnen zonder kinderen en den kinderaftrek uitscha kelen, want die kinderaftrek komt ten goede aan alle kringen der maatschappij. Spreker blijft erbij, dat een armoedzaaier, die 10.— per week verdient, belasting moet betalen en hij meent dat de gemeente niet het recht heeft dat te vorderen. De heer Komter heeft het bezwaar geopperd dat menschen met hoogere inkomens Leenwarden zullen verlaten. Spreker heeft gezegd dat vrees een slechte raadgeefster is. Het is een publiek geheim, dat de kapitalisten niet graag de lasten dragen waartoe zij verplicht zijn. Wanneer toch dit bezwaar van den Wethouder ernstig werd gevoeld, zouden Burgemeester en Wet houders niet komen met de eigen aangifte. Immers de wethouder Komter sprak ervan dat er aan den aanslag der menschen met groote inkomens nog al eens iets mankeert en dat er daarom ook een contro leur moet worden aangetoond. Daardoor wordt evenwel ook aan die menschen het leven hier minder aange naam gemaakt en Burgemeester en Wethouders schijnen zich dan toch niet zoo door de vertrekvrees te laten beheerschen, als zij het willen doen voorkomen. Zij hadden zich dan ook op ander gebied niet zoo door die vrees moeten laten drijven. Want wat is het gevolg Dit, dat de menschen met de groote inkomens de gemeente voorschrijven wat zij zullen betalen. Spreker zal het hierbij laten en hij hoopt dat de Raad hem zal steunen in zijn pogen, om het beginsel van belasting naar draagkracht tot zijn recht te doen komen. De Voorzitter moet nog een enkel woord aan het door den heer Komter gesprokene toevoegen. De heer Hiemstra heeft gezegd, dat het beginsel belasting naar draagkracht beter had moeten worden doorge voerd. Spreker meent te kunnen constateeren, dat Leeuwarden, vergeleken bij andere gemeenten, een sterke progressieve verordening heeft, ja spreker ge looft zelfs de meest progressieve. De opmerking van den heer Komter was ook volkomen juist, dat Leeu warden een gemeente is met achteruitgaande groote kapitalen en toenemende kleine vermogens. Het ge vaar bestaat dan ook, dat men, als men de progressie nog verder doorvoert, den bezitters van de groote vermo gens het leven onaangenaam maakt, tengevolge waarvan deze menschen de gemeente verlaten of er zich niet vestigen, en ten slotte de bezitters der kleinere vermogens op den duur wat meer moeten betalen. Dit is een feit, dat niet uit de wereld is te praten met zinnen als vrees is een slechte raadgeef ster. Men moet daarmee dan ook wel degelijk reke ning houden. Spreker is niet met den heer Hiemstra eens, dat dit bezwaar wel op gaat voor steden als den Haag en Rotterdam, maar niet voor Leeuwarden. Het tegendeel is waar. Spreker heeft nog gisteren avond een onderzoek ingesteld naar het aantal der aangeslagenen in de verschillende klassen in de jaren 1903 tot en met 1913. Daarbij is hem gebleken dat tot f 1400 inkomen, de toeneming aanzienlijk is, soms met meer dan 100 Daarna is er nog een bevredigende toeneming van 1400 tot 5000 inkomen, gemiddeld een goede 40 tot 50 Daarboven is de toeneming belangrijk minder, in sommige klassen is er afneming, zooals in de 25e 8250 f 9000, achteruitgang met 37 °/0 28e 11000 - 12000, 30 29e 12000 - 13000, 50 31e 14000 15000, 60 37e 20000 22000, 50 46e 38000 40000, van 1 op 0; 48e 43000 46000, 2 op 0; 53e 58000 61000, f op 0; 64e 101000 106000, 1 op 0; Nu zijn er wel in die hooge klassen met weinig aanslagen, die er tusschen uit loopen, zooals b.v. de 35e klasse, met een toeneming van 300 en andere die van 0 op 1 gekomen zijn, enz. maar de beweging in haar geheel beschouwd, geeft het volgende beeldeerste groep, inkomens tot f 1400, sterke toe-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 5