140 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. neming van het aantal aanslagentweede groep, 1400 5000, nog een behoorlijke toeneming daar boven geringe toeneming of achteruitgang. Uit dit beeld blijkt dan ook ten duidelijkste, dat men zeer voorzichtig moet zijn met het verder door voeren der progressie. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. De artikelen 12 worden met algemeene stemmen onveranderd vastgesteld. Aan de orde is artikel 3. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Hiemstra een amendement is voorgesteld luidende „de Raad besluit de aftreksom voor noodzakelijk levensonderhoud te stellen op 500. Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet houders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Hiemstra meent dat hij zijn amendement bij de algemeene beschouwingen reeds voldoende heeft toegelicht. Waar toch voor 10 jaar 450. voor levensonderhoud voldoende werd geacht is thans, gezien de stijging van de prijzen der levensmiddelen, 500.zeker niet te veel. Spreker hoopt dat de Raad zijn amendement zal steunen. De heer Komter (wethouder) wil er den heer Hiemstra nogmaals op wijzen dat, wat hij beoogt, reeds wordt verkregen door de eerste 50.niet te belasten. De eerste klasse toch loopt van ƒ450.tot 500. Het middencijfer is 475. Blijft belastbaar 25.en van een bedrag beneden 50.wordt geen belasting geheven. Hieruit volgt dus duidelijk dat hetgeen de heer Hiemstra voorstelt reeds bereikt is, zij het dan ook in een anderen vorm. Wanneer het amendementHiemstra echter wordt aangenomen, zullen alle aanslagen met 50.belast baar inkomen worden verminderd, wat een vermin dering: aan belastbaar inkomen beteekent van rond 6000 X 50.of 3 ton. Het amendement Hiemstra is dan ook onaannemelijk. De heer Hiemstra meent dat het niet precies juist is wat de heer Komter heeft gezegd. Iemand toch die 500.verdient, betaalt niet, maar voor iemand die 10.per week of 520.verdient is de middensom 525.— en die moet dus betalen naar een belastbaar inkomen van 75.Spreker meent dan ook dat er te dezen opzichte bij enkele leden een misverstand bestaat. De wethouder toch stelt het voor alsof er geen verschil bestaat tusschen het voorstel van Burgemeester en Wethouders en het amendement van spreker. Hij is van oordeel dat er wel degelijk verschil bestaat. Wanneer toch de aftreksom 500.wordt is iemand, die 10.per week verdient, vrij van belasting, wat bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet het geval is. De heer Komter (wethouder) zegt dat het bezwaar hierin bestaat, dat de wet een aftreksom eischt die voor alle aanslagen gelijk is. Wanneer dus 500. aftreksom wordt toegestaan, moet dit bedrag van alle aanslagen worden afgetrokken. Dit maakt dus een groot verschil en stuurt de berekening geducht in de war. De heer J. Koop mans heeft het amendement-Hiemstra ondersteund op grond, dat waar voor eenige jaren de aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud op ƒ450. werd bepaald, dit bedrag in verband met de veran derde tijdsomstandigheden thans wel 500.mag zijn. Spreker weet zeer goed dat hierdoor eene ge- heele opschuiving in de klassificatie en ook wijziging in de progressie plaats vindt, doch dit is voor ieder gelijk en hij ziet er daarom er geen bezwaar in den aftrek tot 500.te verhoogen. Den heer Boosman is het voorstelHiemstra zeer sympathiek. Zelf heeft hij destijds voorgesteld een bedrag van 600.—vrij te stellen. De bezwaren, door den heer Komter aangevoerd, acht spreker echter van zoo groote beteekenis, dat hij niet met het amendementHiemstra kan medegaan. Spreker vraagt echter of het niet mogelijk is aan het bezwaar tegemoet te komen, door de som van 50.—in het laatste lid van artikel 4 genoemd, te verhoogen. De heer Komter (wethouder), kan zich niet begrij pen hoe de heer J. Koopmans zoo lichtvaardig met de gemeente-financiën kan omspringen. Men moet niet vergeten, dat door aanneming van het amendement het belastbaar inkomen met 3 ton vermindert. Met het voorstel van den heer Boosman is dit wat anders. Dit bepaalt zich alleen tot ontheffing van de laagste klassen. Maar, waar de wet toestaat boven het voor levensonderhoud af te trekken gedeelte slechts een gering bedrag onbelast te laten, meent spreker dat men dit bedrag niet hooger moet stellen dan ƒ50. De heer Bertling meent, dat het niet noodig is dat de aftreksom op hetzelfde bedrag wordt gesteld als dat van het inkomen, 't welk men onbelast wil laten. In de Leidsche verordening is b.v. de aftrek bepaald op 300.tot 400.terwijl inkomens beneden f 500.van de belasting zijn vrijgesteld. Spreker is van oordeel dat er dus wel een bepaling kan worden gemaakt, waarin staat, dat van een inko men beneden 500.geen belasting wordt betaald. De heer Hiemstra wijst er op, dat Burgemeester en Wethouders spreken over aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud. Heeft dit een bedoeling of is het een phrase? Wanneer het een phrase is, laat men het dan zeggen. Is het ernst, dat moet rekening worden ge houden met de tijdsomstandigheden waarin men leeft. Spreker tart iemand om van 450.voldoende te leven. Nu de levensmiddelen zoo in prijs zijn geste gen, heeft iemand minstens f 10.— per week noodig om zich nog wel zonder gezin in het leven te houden. Dat dit bedrag iemand niet in staat stelt om iets anders te krijgen dan de eerste noodzakelijke levensbehoeften, is meer dan eens erkend. Wanneer het aftrekken voor levensonderhoud geen phrase is, moet allereerst worden gevraagdwat heeft iemand daarvoor noodig en dan luidt het antwoordzeker minstens 500.— eerder meer dan minder. Spreker hoopt dat de bezwaren, door den Wethouder geopperd, den Raad niet zullen doen besluiten sprekers amende ment te verwerpen. Er zijn kleinere gemeenten, waar de aftrek hooger is. Wat dan aan den eenen kant wordt verloren, kan aan de andere zijde, door stijging van het percentage van het accres, worden terugge vonden. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. 141 De heer Haverschmidt is van meening, dat de heer Hiemstra en zij die hem steunen, uit het oog verliezen dat naast aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud ook kinderaftrek in deze verordening voorkomt, het geen opvoering van den eerstgenoemden aftrek geheel overbodig maakt. De heer Beekhuis had dezelfde opmerking willen maken als de heer Haverschmidt, n.l. dat behalve de 450.aftrek, ook de kinderaftrek moet worden in aanmerking genomen. Tegen die redeneering toch is weinig in te brengen. De verordening houdt rekening met den kinderaftrek en bij de berekening van wat een gezin noodig heeft wordt ook door de sociaal-democraten altijd als voor beeld gesteld een gezin met drie of meer kinderen. Nu tracht men echter die kinderen weg te cijferen. Bij het instellen van dien kinderaftrek is uitgegaan van de gedachte, dat menschen met kinderen de meeste schade hebben van de duurdere levensmiddelen. Ook zal door de aanneming van het voorstel Hiemstra de geheele berekening van Burgemeester en Wethouders onderstboven worden geworpen. Wat het denkbeeld van den heer Boosman betreft, spreker zou daar wel mee willen gaan. Uit het door den heer Bertling medegedeelde heeft men wel kunnen opmaken, dat de Raad nu niet al te angstvallig be hoeft te zijn. De heer Zandstra zegt dat de kinderaftrek natuurlijk zijn sympathie heeft. Deze kinderaftrek is ook bij een aftreksom van f 500.slechts tijdelijk, want als de kinderen 16 jaar zijn, moet de vader weer de volle belasting betalen. Met dien kinderaftrek moet niet te veel rekening worden gehouden. De heer Komter (wethouder) moet nogmaals ernstig opkomen tegen de gemakkelijke wijze waarop enkele raadsleden het niet belastbaar gedeelte van het inkomen willen verhoogen. Spreker meent dat de aftrek, door Burgemeester en Wethouders voorgesteld, voor onze gemeente redelijk en billijk mag worden genoemd. Zij blijven van meening, dat die grens niet moet worden overschreden, te meer daar het een bescheiden bedrag is, hetwelk van de menschen met kleine inkomens wordt gevraagd en deze kleine inko mens zijn het meest talrijk. Burgemeester en Wethouders hadden wel verwacht dat het voorstel niet zou voldoen aan de bedoelingen der sociaal-democratische raadsleden. Zij hebben dan ook niet getracht het aan die bedoelingen te doen beantwoorden, maar wel om de verordening zoo billijk mogelijk te maken. De heer Hiemstra hoort den heer Beekhuis bewe ren, dat aanneming van sprekers' voorstel de geheele berekening van Burgemeester en Wethouders onderst boven zal gooien. Dat is evenwel niet juist, maar al was dat zoo, dan nog zou dat geen reden zijn om sprekers voorstel te verwerpen. Wanneer spreker toch geen ingrijpende voorstellen mag doen, dan heeft de geheele behandeling geen beteekenis. Spreker wil er op wijzen, dat van het onderstboven gooien der bereke ning geen sprake is, want Burgemeester en Wethou ders hebben, spreker herhaalt dit, de vrijheid om wat ze verliezen in te halen, door de verhooging van het percentage van het accres. Daarvoor is nu nog veel ruimte. Het bezwaar van den heer Beekhuis is dan ook geen bezwaar. Spreker meent voldoende te hebben aangetoond, dat het noodzakelijk is de aftrek- j som te bepalen op 500.De Raad heeft indertijd, tengevolge van de stijging van de prijzen der levens- j middelen, op de loonen van 10.per week toeslag gegeven en spreker acht het dan ook niet mogelijk, dat hij nu zal besluiten, dat van een dergelijk loon belasting moet worden betaald. De heer J. Koopmans behoort nu juist niet tot de sociaal-democratische arbeiderspartij en toch is hij overtuigd dat het gewenscht is, de aftreksom te be palen op 500.Men is bevreesd voor de opschui ving, die daardoor wordt veroorzaakt, waardoor de hoogere klassen meer moeten betalen en de progressie hooger wordt. Spreker is daarvoor niet bevreesd, want hij acht het billijk, vooral voor de kleinere inkomens, dat een iets grooter bedrag onbelast wordt gelaten en dan acht hij 500.niet te veel. Hij blijft voorstander van het amendement-Hiemstra. De heer Komter (wethouder) hoort den heer Hiemstra zeggen, dat hij niet behoeft te praten, als hij geen ingrijpend voorstel mag doen. Spreker meent, dat de heer Hiemstra ingrijpende voorstellen mag doen zooveel hij wil, maar dat de Raad het recht behoudt die voorstellen te verwerpen. Hij wil er den Raad op wijzen, dat tegen de goedkeuring van de Haagsche verordening in 1910 bij den Minister bezwaar bestond, omdat daarin te veel voor noodzakelijk levensonder houd was afgetrokken. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendementHiemstra wordt verworpen met 11 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heeren Fransen, Zandstra, Hiem stra, Tulp, Lautenbach, Tiemersma, G. W. Koopmans, J. Koopmans en Feitz. Tegen de heerenBeucker Andrese, Oosterhoff, Vonck, Hartelust, Bertling, Boosman, Haverschmidt, Schoondermark, Menalda, Beekhuis en Komter. Artikel 3 wordt met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is artikel 4. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Hiem stra een amendement is ingediend, luidende „de Raad besluit in de op één na laatste alinea van artikel 4 te laten vervallen de zinsnede tot een maximum van 150. De heer Komter (wethouder) deelt mede dat de heer Vonck zoo vriendelijk was hem te raadplegen over eene nieuwe wijziging van het in de nota van wijzigingen voorkomende gedeelte van artikel 4. Als gevolg van dit overleg stelt spreker voor artikel 4, 3e lid en volgende tot en met het slot, te lezen als volgt „Het belastbaar inkomen wordt gevormd door het middencijfer van elke klasse te verminderen met f 450.en bovendien met 25.voor elk inwonend eigen, aangehuwd of kleinkind, dat niet zelfstandig is aangeslagen en op den 1 Januari van het belasting jaar den vollen ouderdom van 16 jaar niet heeft bereikt, of wegens voortdurende lichaams- of zielsge breken niet in staat is in zijn onderhoud te voorzien, met dien verstande, dat de totale vermindering ten hoogste 600.bedraagt. Met kinderen worden gelijkgesteld

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 6