144 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. Dat is natuurlijk en wanneer men die meening is toegedaan, kan men ook meegaan met een billijke progressie. Men kan daar nu wel duizend maal tegen redeneeren, maar een feit is het, dat het alleen kan komen van den kant waar het is. Nu mag de heer J. Koopmans zeggen dat het oen gebrek aan recht en dat het onbillijk is, maar iemand met een inkomen van 8000.uit een bezit van twee ton, kan wel 1000.belasting betalen, terwijl iemand, die ƒ800. inkomen heeft, niet de evenredige som kan missen zonder zich daardoor te moeten bekrimpen, Spreker ziet dan ook niet in dat er iemand zou moeten weg- loopen om de hooge belasting. De heer Bertling wil doen opmerken dat men hier feitelijk een dubbele progressie heeft, n.l. eerst door den aftrek en daarnaast door het toenemend percentage van het accres. Waar de belasting reeds hoog is opgedreven, waarschuwt spreker tegen vermeerdering van do progressie. De heer Lautenbach onderschrijft in het algemeen de stelling van den heer Hiemstra. Hij deelt evenwel de meening van den heer J. Koopmans, dat het een enorm verschil maakt of iemand een inkomen van 20,000.heeft uit bezittingen, dan wel uit een nijverheidsonderneming. Dat is, meent spreker, voor geen tegenspraak vatbaar. Wanneer de bezitter ver trekt, verliest alléén de gemeente, maar bij den onder nemer verliezen bovendien tal van werklieden, die ook wederom door hun loon menigen winkelier bevoor- deelen. Spreker zou dan ook die beide soorten van inkomens niet onder dezelfde hooge progressie willen doen vallen. Integendeel wil hij de nijverheid zooveel mogelijk aanmoedigen. De heer Hiemstra is van oordeel dat de heeren J. Koopmans en Lautenbach een paar zaken hebben besproken, die met sprekers voorstel niets hebben te maken. Men kan redeneeren over de vraag of de inkomsten uit bedrijf en uit bezit gelijkelijk moeten worden belast, maar met de verordening heeft dat niets noodig. De heeren, die van oordeel zijn dat inkomsten uit bezit zwaarder moeten worden belast dan die verkregen uit een nijverheidsonderneming, zullen vóór sprekers voorstel moeten stemmen, omdat bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders de stijging van de progressie ophoudt bij een belastbaar inkomen van 2500.Iemand die dus een inkomen heeft van 2950.betaalt 8 °/0, maar een ander met 100,000.betaalt niet meer. Sprekers voorstel dient nu om dat te voorkomen en het mogelijk te maken voor die hoogere inkomens het percentage van het accres te verhoogen. Sprekers voorstel zal, als het wordt aangenomen, dan ook niet den middenstand drukken, maar voornamelijk de groote inkomens. De vraag, of het billijk is een scheiding te maken tusschen inkomen uit bezit en uit nijverheid, behoeft niet te worden besproken. Spreker is van oordeel, dat men van het eene inkomen geen ander percentage mag heffen dan van het andere. De heer J. Koopmans heeft den heer Hiemstra hooren zeggen, dat, als de progressie wordt doorgevoerd zooals hij dit wenscht, alleen de groote inkomens worden getroffen. Dit is niet juist. De progressie wordt voortgezet bij het inkomen van 2500.en zal het meest drukken op de hieraan grenzende be dragen van b.v. ƒ2500.— tot ƒ5000.—, dus juist den nijveren middenstand. Er is, zooals de heer Bertling zegt, hier eigenlijk tweeërlei progressie, door den af trek, en dit is juist. Dc kleinere inkomens voelen de progressie daardoor nog niet in die mate. De heer Komtar (wethouder) zegt dat hot den Raad duidelijk zal zijn, dat bij aanneming van het voorstel van den heer Hiemstra het geheele voorstel van Burgemeester en Wethouders onderst boven wordt geworpen, waardoor verdere behandeling daarvan on- mogelijk zal worden. Spreker wenscht de aandacht te vestigen op de lijst, door Dordrecht samengesteld, en waarop in volgorde van den belastingdruk de 20 grootste gemeenten van ons land voorkomen. Op die lijst komt de gemeente Leeuwarden voor als no. 3, n.l. onder de oude verordening. Het is niet na te gaan op welke hoogere sport de gemeente met de nieuwe verordening komt. Is het niet op no. 1, dan toch op no. 2. Het is dan ook de vraag of Leeuwarden voor de menschen, die deze hooge belasting kunnen betalen, zooveel attractie zal hebben dat zij blijven. Spreker meent dat dit on waarschijnlijk is. En dan zal het gevolg zijn dat de grootste inkomens meer en meer verdwijnen en dat de kleine man meer zal moeten betalen. Spreker is van oordeel dat dit zoo duidelijk is. dat alle verder redeneeren daarover overbodig 'is. Men moet de zaken van den praktischen kant opvatten. Spreker betwijfelt het dan ook of een sociaal-demo craat, die als lid van het college van Burgemeester en Wethouders de zaak goed bekeken had, den moed zou hebben verdere verplaatsing van belastingdruk voor te stellen dan Burgemeester en Wethouders doen. De gemeente is een klein gebied en als men daarin iets overdrevens uithaalt, wreekt zich dat van zelf. De heer Hiemstra zegt dat het nog in de toekomst ligt wat een sociaal-democraat als wethouder zal doen. Daarover zal spreker dan ook niet uitweiden en bovendien zijn de heeren druk bezig te zorgen, dat het zoover niet komt. Spreker moet opkomen tegen het door den wethouder gesprokene. De heer Komter heeft beweerd, dat door aanneming van het voorstel van spreker het geheele systeem van Burgemeester en Wethouders onderstboven wordt geworpen. Dat is echter niet juist. Als dit juist is, dan is het zeker waar wat spreker straks heeft gezegd, dat de Raad niets anders heeft te doen dan ja en amen te zeggen. Wanneer echter aan Burgemeester en Wethouders wordt opgedragen het percentage van het accres te laten oploopen tot de wettelijke grens, zal men tot een veel hooger bedrag aan belasting komen en dan kan het heffingsprocent worden verlaagd. Waar dit erkend wordt, kan van onderstboven gooien van het voorstel van Burgemeester en Wethouders geen sprake zijn en spreker ziet niet in, waarom bij aanneming van zijn voorstel de behandeling niet kan worden voortgezet. De heer Beekhuis meent, dat de heer Hiemstra de verwijten, die hij tot den wethouder van financiën richt, tot zich zelf moest richten. De heer Hiemstra toch doet een voorstel zonder cijfers te noemen. Hij spreekt van het maximum dat de wet kont en kent zelf dat maximum niet eens. Waar zou het heen als dergelijke voorstellen werden aangenomen. De wet houder heeft dan ook volkomen gelijk als hij zegt, dat de zaak door dergelijke voorstellen op losse schroeven wordt gezet. De heer G. W. Koopmans is van oordeel, dat het voorstel—Hiemstra wel zal vallen, omdat de Raad er de gevolgen niet van kent. Dit is eenvoudig weer te wijten aan de vlugge behandeling. Als alles den gewonen gang was gegaan, zou er zes weken tijd zijn geweest voor tegenvoorstellen en berekeningen. Nu zit de Raad elk oogenblik vast. Spreker zal dan ook Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. 145 tegen het amendementHiemstra stemmen omdat hij de gevolgen niet kent, terwijl hij, als hij met de cijfers bekend ware geweest, misschien vóór had kun nen stemmen. Spreker meent dan ook dat het niet goed is de verordening op deze wijze te behandelen. De heer Menalda zegt dat het jammer is, dat de heer Hiemstra de sectie-vergadering niet heeft bijge woond, wat spreker overigens als een feit aanneemt, waarover hij niet verder zal uitweiden. Wanneer hij toch tegenwoordig ware geweest, zouden èn de Raad èn Burgemeester en Wethouders gelegenheid hebben gehad, kennis te nemen van het ingrijpende amendement en zouden die beide colleges zich een oordeel daarover hebben kunnen vormen. Nu zal ook spreker daarte gen stemmen, omdat de draagkracht ervan niet is te overzien. Spreker is van oordeel, dat de heer Hiemstra alleen de schuldige is en dat de wethouder Komter vol komen terecht tegen de aanneming heeft gewaar schuwd en verzoekt dit raadslid in het vervolg vroeger te komen met eventueele amendementen. De heer Hiemstra hoort zeggen dat hij vroeger had moeten komen met zijn amendementen. Dit kon al heel moeilijk, nu de behandeling zoo vlug wordt aangevangen. De heer Beekhuis verwijt spreker dat hij wil laten stemmen over een voorstel, waarvan de draagkracht niet is te overzien. Heeft men datzelfde verwijt ook gehoord toen de heer Fransen indertijd met zijn loonmotie kwam Heeft men toen ook op zulk een beleedigenden toon gespro ken De motie werd aangenomen. Men meent zich echter tegenover een sociaal-democraat wat meer te mogen veroorloven. Spreker ontkent dat de zaak niet is te overzien. Spreker is van oordeel dat aanneming van zijn voorstel, al kan hij niet precies de gevolgen zeggen, de gemeente geen geld kan kosten. Het bedrag wordt hooger en daardoor het heffingsprocent, dat elk jaar wordt vastgesteld, lager. Daarachter kan men zich niet verschuilen. De heer Zandstra hoort t-elkens dat is de schuld van de sociaal-democraten, dat is de schuld van de sociaal democraten. De schuld zit echter bij den Raad zelf, die den vorigen keer weigerde uitstel van behandeling aan te nemen en dit heeft tengevolge dat de zaak minder goed is voorbereid. Spreker en zijne partij- genooten zijn geen renteniers, maar werklieden, die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat moeten werken, en die daardoor niet in de gelegenheid zijn geweest de stukken goed te bestudeeren. Spreker wijst er op dat het hem en zijne partijgenooten te doen is om kleine inkomens te ontlasten en groote inkomens meer te laten bijdragen. Zij willen rechtvaardigheid be trachten en het geld halen waar het te halen valt. Dit kan niet anders gebeuren dan door do verhooging van het percentage van het accres en dat is zeer goed mogelijk zonder het nu aangeboden stelsel omver te werpen. Hetgeen door Hiemstra gezegd is, betreft niet den persoon van den wethouder, maar het stelsel. Spreker en zijne partijgenooten doen in hoffelijkheid tegenover hunne mede-raadsleden voor niemand onder. De Voorzitter wijst erop dat het zoo juist mogelijk is gezegd, dat dit geen manier is om amendementen in te dienen. Het voorstel is nu zes weken geleden ingediend. Nu worden amendementen ingediend, die een absoluut ander systeem in de verordening bren gen. Spreker vraagt wat voor studie ervoor noodig is om dergelijke amendementen in te dienen. Het zijn geen amendementen, die eenig blijk geven van studie. Wanneer de heer Hiemstra had gezegd dat hij tijd moest hebben om een ander systeem te be studeeren, was het een heel andere zaak. Spreker onderschrijft ten volle de opmerkingen van den heer Beekhuis. De heer Hartelust heeft van den heer Zandstra gehoord dat de schuld bij den Raad ligt. Toen echter de sectievergadering plaats zou hebben, waren alle leden present behalve de heer Zandstra. De voorzitter heeft toen nog een poos gewacht, maar de heer Zandstra kwam niet opdagen. Toen is de behandeling aangevangen. Het gaat nu niet aan voor iemand die de vergadering had moeten bijwonen te zeggen ik heb geen tijd gehad. Spreker meent dan ook dat de Raad niet te veel notitie moet nemen van de opmerkingen van den heer Zandstra. De heer Zandstra zegt dat het hem werkelijk aan tijd heeft ontbroken om te komen. De heer Hiemstra heeft hooren zeggen dat zijn amendement rauwelings is ingediend en een ander systeem beoogt. Dat is niet juist. Hij wil toch alleen het systeem van Burgemeester en Wethouders door voeren, zoover dit volgens de wet mogelijk is. Daarvan zal een hoogere opbrengst het gevolg zijn. Wanneer sprekers motie wordt aangenomen, kan op het systeem van Burgemeester en Wethouders eenvoudig worden voortge werkt. De heer Beucker Andreae heeft intusschen de ver gadering verlaten. De heer Lautenbach weet niet hoe hoog de progressie wordt opgevoerd bij aanneming van het voorstel- Hiemstra. Daarom kan spreker niet vóór stemmen. In het algemeen gaat spreker wel met de richting van den heer Hiemstra mee, maar men moet de gevolgen kunnen beoordeelen. Er zijn tal van menschen, aan wie het niet de minste moeite kost weg te gaan uit de gemeente en als die exodus begint, wordt precies het tegenovergestelde bereikt van wat bedoeld is. Het behoeven nog niet juist de menschen, van groote vermogens te zijn, neen, zij, die voor een groot deel onze nieuwe straten bewonen, wat zou hen nopen, bij zware belasting te blijven Men moet niet ver geten, dat eene gemeentebelasting niet verder reikt dan de grens, en daarover is het zoo veel gemak kelijker te leven. De heer Bertling zegt dat er niet genoeg op kan worden gewezen wat de heer Komter straks heeft gezegd, n.l. ditdat door verhooging der progressie de lagere inkomens tengevolge van het vertrekken der hoogere zullen worden gedrukt. Spreker gelooft dan ook dat de heer Hiemstra den belastingschuldigen met lagere inkomens door zijn motie al een zeer slechten dienst bewijst. De heer Komter (wethouder) meent nog op een kleine maar zeer belangrijke omstandigheid te moeten wijzen. Bijlage C van het gemeenteverslag over 1911 geeft een overzicht van de belastingplichtigen in iedere klasse en het blijkt daaruit dat naarmate de klasse hooger wordt, het aantal aangeslagenen met toenemende snel heid daalt. In de le klasse vindt men 637 n j-0 71 830 Ti n 30 644 ji 18e 43 JI n 19e 30

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 8