bouwterreinen, gelegen aan het Nieuwe Kanaal Zuid
zijde, ter grootte van ongeveer 1160 M2., waarde na
aftrek der 10 korting 7308.canon 328.86
b. bij openbare aanbesteding hebben gegund:
het maken en leveren van closetinrichtingen, cen
trale verwarming, warmwatervoorziening enz. in het
stadsziekenhuis, aan de firma J. van der Woude en
Zn. te Groningen voor 4400.
het uitvoeren van verschillende timmer-, metsel-,
straat- en grondwerken enz. aan het Raadhuis enz.,
aan C. IJsbrandij, alhier, voor f 7173.
De mededeelingen 7 —10 worden voor kennisgeving
aangenomen.
III. Wordt ter tafel gebracht:
1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
hen te machtigen van 1 Januari 1914 af de buiten
gebruik gestelde goederen der gemeente van geringe
waarde, indien zich daartoe de gelegenheid voordoet,
tegen een volgens hen aannemelijken prijs te verkoopen.
Zal tegelijk met de ontwerp-gemeentebegrooting
voor 1914 worden behandeld.
2. Alsvoren tot vaststelling van een rooilijn voor
de bebouwing aan de Wijde Gasthuissteeg.
Zal in eene volgende vergadering worden behandeld.
3. Alsvoren tot vaststelling van eene verordening
inzake de pensionneering van gemeente-ambtenaren,
hunne weduwen en weezen.
Zal worden gedrukt als bijlage tot het raadsverslag,
bij de leden rondgezonden en te zijner tijd behandeld.
IV. De Voorzitter verzoekt den leden om na af
handeling der agenda eenige oogenblikken in gesloten
zitting bijeen te blijven.
V. Wordt overgegaan tot behandeling der voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming van twee leden der Commissie voor de
verplaatsing van het Aschland, in verband met de herbe
noeming van de heeren W. Fransen Jz. en J. Oosterhoff
W.Jz. als leden van den Raad.
Voor de eerste vacature zijn uitgebracht:
op den heer W. Fransen Jz. 16 stemmen,
G. W. Koopmans 1 stem,
terwijl 2 briefjes in blanco zijn ingeleverd.
De heer W. Fransen Jz. is alzoo benoemd.
Voor de tweede vacature zijn uitgebracht
op den heer J. Oosterhoff W.Jz. 17 stemmen,
A. Vonck 1 stem,
terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd.
De heer J. Oosterhoff W.Jz. is alzoo benoemd.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
P. de Boer op zijn verzoete eervol ontslag te verleenen
als onderwijzer aan gemeenteschool no. 2.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
E. Jongstra ondershands in huur af te staan een strook
grotid bij den ouden verschwatervijver aan den Ooster
singel enz.
Dit voorstel luidt als volgt
Van E. Jongstra alhier ontvingen wij het verzoek
het terrein bij den verschwatervijver aan den Ooster
singel, kadastraal bekend sectie G, no. 9063, opnieuw
voor den tijd van vijf jaren of, indien daartegen be
zwaren bestaan, van jaar tot jaar te mogen huren,
met de pacht van het grasgewas van het geheele ge
meentelijk terrein om dien vijver, zooals laatstelijk
bij Uw besluit van 21 Juli 1908 no. 242R/112 plaats
vond.
Het overleg met adressant leidde er toe, dat hij
in de door ons gestelde voorwaarden, slechts op enkele
punten afwijkende van de bestaande, genoegen nam.
Zoo kwam het ons wenschelijk voor, het terrein en
het grasgewas slechts van jaar tot jaar te verhuren,
ten einde de beschikking daarover slechts voor korten
tijd uit handen te geven. De opzeggingstermijn is
op verzoek van adressant, in verband met mogelijke
verplanting van de zich op het terrein bevindende
gewassen, in plaats van op drie op vier maanden
gesteld. Aan het verzoek van Jongstra om sleutels
van de hekken ter weerszijden van gemeenteschool
no. 11 te mogen ontvangen, behoeft niet te worden
voldaan, omdat thans de daarop betrekking hebbende
voorwaarde 9 in het loopende contract kan vervallen.
De huur- en pachtsom zouden wij, evenals thans,
wederom op 100.per jaar wenschen te stellen,
waarmede de aanvrager eveneens genoegen neemt.
Naar aanleiding van het vorenstaande hebben wij
de eer U in overweging te geven te besluiten:
aan E. Jongstra alhier, voor het tijdvak van 1 Juni
1914 tot 1 Juni 1915, ondershands voor een som van
100.in totaal per jaar af te staan:
a. in huur met uitzondering van een halven
meter breede strook om den vijver het op de over
gelegde teekening geel gekleurde gedeelte van het
terrein bij den ouden verschwatervijver aan den
Oostersingel, deel uitmakende van het perceel, ka
dastraal bekend, gemeente Leeuwarden in sectie G,
no. 9063, als weiland en tuin, geheel groot 1 H.A.
0.4 A. 10 cA.;
b. in pacht het grasgewas op het bovenvermelde
geheele terrein, sectie G, no. 9063
onder bepaling dat een en ander geacht wordt
stilzwijgend telkens van jaar tot jaar verlengd te zijn,
tenzij vier maanden vóór het einde van den loopenden
huurtijd door een der partijen schriftelijke opzegging
heeft plaats gehad,
terwijl die huur en de pacht mede tusschentijds
kunnen worden opgezegd, mits met inachtneming van
eenzelfden termijn en tegen een evenredige huurver-
mindering,
en verder op de voorwaarden, die Burgemeester en
Wethouders geraden oordeelen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
de Naamlooze Vennootschap Leeuwarder Brandstoffen-
handel vergunning te verleenen tot het leggen en tot
wederopzeggens hebben van rails van den wal der stads
gracht naar den hoofdingang van haar pakhuis aan den
Oostersingel.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij adres van den 18 Augustus 1.1. verzocht de
Naamlooze Vennootschap „de Leeuwarder Brand-
stoffenhandel" ons vergunning tot den aanleg van
rails door de bestrating van den Oostersingel van den
wal der stadsgracht naar den hoofdingang van haar
pakhuis aldaar.
BS
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 September 1913. 203
Onzerzijds bestaat tegen de inwilliging van dit
verzoek geen bezwaar, en ook de Gemeentelijke In
specteur van het Woningtoezicht en de Directeur der
Gemeentewerken adviseerden tot inwilliging daarvan,
Mitsdien hebben wij de eer U voor te stellen te
besluiten
voorzooveel de rechten der gemeente betreft aan
de naamlooze vennootschap „de Leeuwarder Brand-
stoffenhandel" en hare rechtverkrijgenden vergunning
te verleenen tot het leggen en tot wederopzeggens
hebben van een smalspoor in den Oostersingel van
den wal der stadsgracht tot den hoofdingang van haar
pakhuis, deel van liet perceel, kadastraal bekend sectie
G, no. 8308 aldaar, onder voorwaarde:
1. dat de rails zoogenaamde groefrails of rails met
contrarails zijn, welke overal met don bovenkant gelijk
met de omliggende bestrating moeten liggen en aan
het einde bij den wal worden voorzien van een stoot-
blokje of wel kwart-cirkelvormig worden omgebogen,
in beide gevallen wit te verven en als zoodanig te
onderhouden
2. dat tusschen de rails een keibestrating worde
aangebracht en het spoor ter weerszijden opgesloten
worde door een dergelijke bestrating ter breedte
van 0.75 M. uit de as gemeten, te leggen op een
vleilaag en in portland-cementspecie gemetseld
3. dat die bestrating over de geheele lengte en
breedte in overeenstemming met de omliggende be
strating ten genoegen van Burgemeester en Wethou
ders worde onderhouden;
4. dat de rails worden gelegd ter plaatse en ter
breedte als op de bijbehoorende teekening is aange
duid
5. dat nimmer eenig voorwerp onbeheerd op de
rails of op de bestrating van de gemeente verblijve;
6. dat, indien van het smalspoor geen gebruik meer
wordt gemaakt of de vergunning wordt ingetrokken,
de bestrating tusschen en om de rails op eerste vor
dering van het gemeentebestuur worde hersteld in
overeenstemming met het omringende gedeelte
7. dat als erkenning van het eigendomsrecht der
gemeente op den grond, waarin het smalspoor is ge
legd, door adressante of hare rechtverkrijgenden jaar
lijks vóór of op den 1 Mei, voor het eerst vóór of
op den 1 November 1913, ten kantore van den gemeente
ontvanger worde gestort eene recognitie van 1.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
5. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres der Woningvereeniging Leeuwardenvan 21
Juli 1213, houdende verzoek om toekenning van een
voorschot en een jaarlijksche bijdrage in de aflossing
daarvan voor de stichting van woningen, onmiddellijk
ten westen van het spoorwegstation aan den Hollanders-
dijk en aan het Noordvliet en om vergunning tot straat-
aanleg op de perceelen, kadastraal beleend sectie O, nos.
6033, 6034 en 6035 aan den Hollandcrsdijk. (Bijlage
no. 38.)
De Voorzitter wijst erop dat Burgemeester en Wet
houders gehoor hebben gegeven aan den drang van
het bestuur der woningvereeniging om deze zaak zoo
spoedig mogelijk te behandelen. Wanneer er echter
bij meerdere leden met het oog op den korten tijd
van voorbereiding bezwaar mocht bestaan tegen een
zoo spoedige behandeling, zullen zij er zich bij neer
moeten leggen. Spreker vraagt daarom of er leden
zijn die bezwaren hebben tegen dadelijke behandeling.
De heer Zandstra heeft niets tegen het plan als
zoodanig, dat juicht hij toe, maar heeft wel bezwaar
tegen enkele onderdeelen. De tijd voor studie
was echter te kort om de zaak goed te behandelen en
spreker zou dan ook gaarne zien dat de behandeling
tot een volgende vergadering werd uitgesteld.
De Voorzitter„dat veroorzaakt een uitstel van
drie weken."
De heer Hiemstra wil den heer Zandstra in over
weging geven geen voorstel tot uitstel van behan
deling te doen. Er is één argument in het adres
dat hout snijdt en waarom de behandeling niet moet
worden uitgesteld. Het argument n.l. dat, bij dade
lijke behandeling, het mogelijk zal zijn het werk in
den slappen tijd uit te voeren. Er moet nog veel
voorbereidend werk gebeuren en daarom moet, als het
kan, het voorstel van Burgemeester en Wethouders
zoo spoedig mogelijk worden afgehandeld. Spreker
noodigt daarom den heer Zandstra uit zich er bij
neer te leggen.
De Voorzitter wijst er op dat het door den heer
Hiemstra genoemde argument, dat in den winter met
het werk kan worden begonnen, ook voor Burge
meester en Wethouders het voornaamste argument
is geweest om deze zaak zoo spoedig te behandelen.
De heer Zandstra is het niet eens met den heer
Hiemstra. Al wordt de behandeling uitgesteld, dan
zal daarom toch niet worden verhinderd om in den
komenden winter met het werk aan te vangen.
De heer Komter (wethouder) doet opmerken dat
het bestuur nog lang niet klaar is als de zaak hier
is afgehandeld. Gedeputeerde Staten en de Regeering
moeten dan nog beslissen. De Regeering, die het
geld moet geven, neemt voor de beoordeeling behoor
lijk tijd. Wanneer er dan ook iets zal kunnen worden
gedaan ter voorbereiding van den woningbouw in den
laten herfst, en tot uitvoering in den laten winter,
moeten er nu geen drie weken worden verspeeld.
Het ligt evenwel niet op sprekers weg om op een
spoedige behandeling aan te dringen. Meent de Raad
meer tijd noodig te hebben om het prae-advies te
bestudeeren, dan moet hij de behandeling uitstellen,
maar hij brengt daardoor het plan in dit gevaar, dat
er van gedeeltelijke uitvoering in den winter niets
kan komen.
De heer Beekhuis is van oordeel, dat de Raad in
ieder geval met de behandeling kan beginnen. Mocht
het in den loop der discussie blijken dat eenige leden
niet voldoende op de hoogte zijn, dan kan de be
handeling altijd nog worden uitgesteld.
De Voorzitter zegt dat het hier moeilijk is te be
slissen. Spreker voelt veel voor het bezwaar van
den heer Zandstra, al is er een sterk argument aan
te voeren voor directe behandeling. Aan de data
der verschillende stukken kunnen de leden zien dat
ook Burgemeester en Wethouders deze zaak met zeer
veel spoed hebben voorbereid. De Raad moet echter
beslissen en spreker wil daarom laten stemmen over
de vraag of dit punt dadelijk zal worden behandeld
of niet.
De heer Zandstra wil geen hoofdelijke stemming;
wanneer niemand bezwaar heeft tegen dadelijke be
handeling zal hij zich daar bij neerleggen.
Wordt besloten tot behandeling over te gaan.