204 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 September 1913.
De Voorzitter deelt mede, dat Burgemeester en
Wethouders een kleine wijziging in hun voorstel
hebben gebracht. Zooals de Raad zich uit de be
handeling van een vroeger voorstel zal herinneren,
heeft het Rijk indertijd dit voorbehoud gemaakt, dat
de bijdrage na 5 jaar zou verminderen, indien de
huren langzamerhand op hooger peil kunnen worden
gebracht, zoodat na 20 jaren de rijksbijdrage geheel
zou kunnen ophouden. Burgemeester en Wethouders
meenden nu dat het overweging verdiende een derge
lijke clausule op te nemen in de aanvraag. Dan zal
onder A 2 moeten worden toegevoegd de volgende
zinsnede
welke bijdrage telkens na verloop van een tijdvak
van vier jaren met een vijfde gedeelte zal worden
verminderd en na twintig jaren geheel zal ophouden, met
dien verstande evenwel, dat indien het de Regeering
mocht blijken, dat te eeniger tijd de stand der huurwaar
den niet genoegzaam is gestegen om de gemeente in staat
te stellen zonder geldelijk offer harerzijds met vermin
dering der in het voorafgaand tijdperk genoten bijdrage
genoegen te nemen, de bijdrage onveranderd kan
worden gelaten, zoo lang in dezen stand van zaken
geen verandering ten goede komt
terwijl ook na B I, 2 a een dergelijke clausule
moet worden opgenomen, luidende„zullende de
bijdrage onder hetzelfde voorbehoud in dezelfde ver
houding, als boven onder A 2 genoemd, verminderen"
Spreker opent de algemeene beraadslagingen.
De heer Hiemstra heeft met genoegen gezien dat
de Woningvereeniging het plan heeft een aantal wo
ningen te bouwen en hij heeft eveneens met genoe
gen het prae-advies van Burgemeester en Wethouders
gelezen. Toch meent hij dat dit college niet zoover
gaat als noodig is. Hij is van oordeel dat de huur
van de 139 woningen a 2.— te hoog is. Men zal
daardoor het doel om menschen, die in slechte
woningen leven, goede te doen toekomen, niet be
reiken. Spreker vraagt of het niet mogelijk is de
bijdrage der gemeente te verhoogen, om het mogelijk
te maken den huurprijs te verlagen. In het prae-
advies staat terecht uitgedrukt dat een huurprijs van
2.niet laag kan worden genoemd. Hij wil daarom
de bijdrage der gemeente verhoogen.
De heer Vonck behoeft niet te zeggen dat hij ten
volle instemt met het doel der Woningvereeniging
en hij helpt gaarne mee om dat doel te bereiken. Hij
wil even een paar inlichtingen vragen. Sprekers
bezwaar geldt in de eerste plaats de kwestie,
door den heer Hiemstra op het tapijt gebracht. Ook
hij vindt het jammer dat de huizen niet voor minder
dan f 2.kunnen worden verhuurd, maar hij zal er
zich bij neerleggen, omdat hem na inzage der stukken
is gebleken dat er ernstige bezwaren tegen het ver
lagen van den huurprijs bestaan. Hij doet dat des
te eer omdat de Woningvereeniging reeds een ander
soort woningen, type D, voor geringer prijs verhuurt
dan zij dienden op te brengen.
Een andere vraag betreft de keuze van het terrein
in verband met den toegangsweg. Om in zijn nieuwe
woning te komen, moet de huurder den spoorweg
overgang passeeren en ieder onzer weet bij ervaring
tot welk een vertraging dit aanleiding kan geven.
Voor den wandelaar is dat niet heel erg, maar voor
den zakenman en speciaal voor den werkman, voor
wien iedere minuut van zijn schaf tuur er een is, brengt
dat zeer groote bezwaren mede.
Spreker vraagt of het bestuur der vereeniging die
kwestie ook onder de oogen heeft gezien en zoo ja,
of er ook uitzicht bestaat dat dit bezwaar wordt op
geheven.
De heer J. Koopmans is zeer met het plan ingeno
men. Het streven van de Woningvereening, om goede
en goedkoope woningen voor den werkman te stich
ten, heeft zijn volle sympathie. Hij gelooft, dat dit
plan in alle opzichten aan dat doel beantwoordt. Hij
heeft zich echter afgevraagd, of men voor het terrein,
dat op zichzelf zeker geschikt is, wat de ligging be
treft niet iets anders had kunnen vinden. Zooals de
heer Vonck ook reeds heeft opgemerkt, ligt het aan
de overzijde van de spoorlijn en aan de grens van
de gemeente, waaraan voor de bewoners zeker be
zwaren zijn verbonden en waardoor men niet gemakke
lijk aan het stadsverkeer kan deelnemen. Wel ligt het
terrein in de nabijheid van enkele groote instellingen
en fabrieken, zoodat de mannen spoedig bij hun werk
kunnen zijn, doch voor de vrouwen, die toch gaarne
hunne inkoopen gaan doen, daar waar ze het beste
terecht kunnen, is het zeer afgelegen. Hij heeft
daarom gedacht, dat de terreinen op het Vliet, die
voor eenigen tijd door de gemeente zijn aangekocht,
eerder in aanmerking zouden zijn gekomen. Men had
hier misschien niet die groote blokken huizen kunnen
bouwen, doch bij oordeelkundige uitzetting toch wel
het aantal, dat men nu verkrijgt. De koopprijs zou
ook geen groot verschil hebben opgeleverd. Deze
terreinen kosten de gemeente 1.— per M2. terwijl
de andere, naar spreker heeft uitgerekend, op ongeveer
0.70 per M2. komen. Met eenige meerdere opoffe
ring van de gemeente had men er daardoor wel kun
nen komen. De hooge waarde van den bouwgrond
zit toch in den aanleg van straten en riolen, wat
voor beide terreinen wel gelijk zal zijn. Hij acht
deze ligging veel geschikter, onmiddellijk bij en in
de stad.
Spreker heeft hierop de aandacht willen vestigen,
opdat de woningvereeniging bij verdere uitbreiding
hiermede rekening zal kunnen houden.
Den heer Komter (wethouder) doet het genoegen,
dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders
met algemeene sympathie is begroet.
Zij hadden trouwens ook niet anders verwacht.
De heer Hiemstra vindt de huur van 2.te
hoog. Het bestuur der vereeniging is dit wel met
den heer Hiemstra eens, maar het durft die niet lager
te stellen, daar de bijdrage dan nog hooger zou moeten
zijn. Voor dit plan wordt nu reeds een bijdrage ge
vraagd van 2500. Wanneer men deze vergelijkt
met de bijdrage voor de plannen Noord-en Zuidvliet,
welke te samen ongeveer 50.000,minder hebben
gekost en waarvoor een bijdrage is verleend van
1404'dan ziet men dat de nu gevraagde bijdrage
in verhouding tot de totale stichtingskosten reeds
hoog is.
Spreker wil nog doen opmerken, dat ook door
verdere bezuiniging op de stichtingskosten geen huur-
verlaging kan worden verkregen, daar op den geheelen
opzet reeds zooveel mogelijk is bezuinigd.
Er worden smalle straten en groote voor- en ach
tertuintjes gemaakt, waardoor op de bestratingskosten
wordt bezuinigd, veel licht en lucht in de woningen
kan binnentreden en waardoor het mogelijk is in
latere jaren op het achtererf een bijkeukentje te bou
wen. Een goedkooper plan is, wil men behoorlijk
en solide bouwen, niet mogelijk.
Toen het oorspronkelijk plan is opgezet, dacht men
woningen te bouwen van 1.50 of f 1.60 per week.
Later zijn de duurdere materialen, bet duurdere
geld en de hoogere loonen gekomen, die zulks onmo
gelijk hebben gemaakt.
Wat de toegangsweg betreft doet spreker opmerken,
dat allen die ten Zuiden van den spoorwegovergang
wonen, wel eens moeten wachten. Voorloopig zal er
wel niet veel aan te doen zijn. Overigens duurt dat
wachten nooit zoo heel lang. Ten opzichte van de
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 September 1913. 205
ligging van dit terrein wil spreker erop wijzen, dat
men van hier spoediger in het hart van de stad is
dan vanaf het Vliet. De Woningvereeniging heeft
echter wel aan het door den heer J. Koopmans aan
gegeven terrein gedacht, en het denkbeeld is wel bij
haar opgekomen, dat het mogelijk zoude zijn dit ter
rein voor een billijken prijs over te nemen. Er was
echter één groot bezwaar n.l. dit, dat aan dien kant
van de stad, op het Vliet, op Eigen Brood, op Werk-
manslust al groote arbeiderswijken zijn, en aan de
Zuidelijke grens der gemeente nog niet. Bovendien
is het de buurt waar fabrieken verrijzen, o.a. aan de
Harlinger vaart. Spreker wil er, naar aanleiding van
hetgeen de heer Hiemstra zeide, nog aan toevoegen
dat de Woningvereeniging zich de zaak zoo denkt,
dat menschen, die nu 1.50 a 1.80 verwonen, zul
len solliciteeren naar onze woningen van 2.zij
die 1.25 a 1.60 verwonen naar de daardoor vrij
komende woningen van 1.80 enz. Op deze wijze
zal eene geleidelijke opschuiving en verbetering in
den woningtoestand plaats hebben.
De Voorzitter zegt dat de heer Komter, en terecht,
niet te diep is ingegaan op de kwestie van de huur
prijzen. Spreker meent dat er naar moet worden
gestreefd om de huren zoo te stellen, dat de kosten
daardoor gedekt worden. Dit is spreker's principe,
maar de heer Hiemstra zal er misschien anders over
denken. Bij een lageren huurprijs dan 2.kan dat
nog minder gebeuren.
In het Koninklijk besluit nu staat dat de bijdrage
van de gemeente ongeveer gelijk moet zijn aan die van
het Rijk. De nu aangevraagde bijdrage is reeds hooger
dan volgens het rapport van de heeren Faber en
Rengers voor de steden in Friesland gebruikelijk is,
n.l. gemiddeld 0.3 °/0. Welke opvatting men nu mag
zijn toegedaan omtrent de huurprijzenclausule, prak
tisch is het nu geen hoogere bijdrage te vragen, daar
de kans, dat die zal worden toegestaan, al zeer ge
ring is.
De heer Hiemstra deelt het standpunt van den Voor
zitter niet, dat de huurprijzen de kosten moeten dekken
en hij ziet er geen bezwaar in dat de gemeente de
menschen helpt, die niet door eigen schuld, maar door
maatschappelijke omstandigheden geen betere woning
kunnen krijgen. Wanneer men 139 woningen bouwt,
moeten die bewoond worden en dat kan, wanneer
men de arbeiders in de gelegenheid stelt een betere
woning te betrekken voor het geld, dat zij kunnen
besteden.
Toen toch de loonen in het Werkliedenreglement
werden vastgesteld, stelden Burgemeester en Wet
houders een minimumloon voor van f 9.60. Zij be
riepen zich erop, dat de loonen bij particulieren niet
hooger waren en daaruit bleek duidelijk, dat het met
de loonen der arbeiders in deze gemeente slecht is
gesteld.
Van zoo'n bedrag kan geen 2.huur worden
betaald of het moet bekrompen worden op voeding
en kleeding. De Voorzitter heeft spreker huiverig
gemaakt door te zeggen, dat een hoogere bijdrage
niet zal worden toegestaan. Spreker wil het plan
niet in gevaar brengen, hoewel, als afwijzend wordt
beschikt, altijd de lagere bijdrage kan worden aange
vraagd. Hij zal zijn plan om een verstrekkend voor
stel te doen evenwel laten varen en zich tevreden
stellen met een voorstel om de bijdrage te verhoogen
met f 722.80 en te brengen op ƒ3315.21. De woning
vereeniging zou daardoor in staat worden gesteld de
woningen voor f 1.80 te verhuren. Spreker dient
het volgende voorstel in:
„de Raad besluit de jaarlijksche bijdrage aan de
Woningvereeniging Leeuwarden voor aflossing te ver
hoogen van 2591.42 tot 3315.21."
De Voorzitter vraagt of het de bedoeling is dat ook
het Rijk een hoogere bijdrage geeft.
De heer Hiemstra antwoordt bevestigend.
Het voorstel-Hiemstra wordt ondersteund en maakt
tegelijk met dat van Burgemeester en Wethouders
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Burger wijst erop dat door den Voorzitter
reeds is gezegd dat het Rijk altijd tot uitgangspunt
heeft genomen, dat de Woningvereenigingen zich zelf
zooveel mogelijk moeten bedruipen en dat de bijdrage
van gemeente en Rijk slechts dient om-den overgang
van een slechten woningtoestand tot een beteren mo
gelijk te maken. Dat standpunt is ook spreker's stand
punt. Nu zou, waar de heer Hiemstra dit standpunt
bestrijdt, er aanleiding kunnen bestaan om daarover
een principieel debat aan te binden, doch spreker zal
zich daarvan onthouden, al ware het maar omdat gerust
mag worden aangenomen, dat het Rijk in geen geval
zal treden in eene verhooging, als door den heer
Hiemstra voorgesteld.
De Voorzitter heeft reeds gewezen op iets waaruit
zulks blijkt, maar ook spreker wil den nadruk leggen
op eene andere omstandigheid, waaruit dit nog dui
delijker aan den dag treedt. Voor eenige jaren heeft
de Raad een kibbelpartij gehad met de Regeering over
de zoogenaamde huurprijzenclausule. Het Rijk stelde
als voorwaarde voor de toekenning van bijdragen dat
de woningen niet mochten worden verhuurd beneden
den hoogsten „te bedingen huurprijs". Spreker weet
wel dat daarmee in de praktijk wel wat wordt ge
schipperd, maar het Rijk neemt nu eenmaal dat stand
punt in.
Daardoor is dan ook duidelijk uitgesproken dat het
Rijk niet van plan is het geld te geven uit royaliteit
om het mogelijk te maken, dat de een minder voor
een woning behoeft te betalen dan de ander. Toen
nu verder het Rijk voor eenige jaren de bepaling
maakte, dat de bijdrage geleidelijk zou afnemen, ge
schiedde dit in de uitgesproken veronderstelling, dat
de huren geleidelijk hooger zouden kunnen worden
gesteld. Burgemeester en Wethouders hebben het,
zooals de Raad heden vernam, daarom noodig geoor
deeld, ook in het tegenwoordige plan de geleidelijke
afneming der bijdrage in te lasschen, uit de gerecht
vaardigde vrees dat het Rijk de bijdrage anders niet
zal toestaan. Wanneer er in de stukken geen sprake
was geweest van f 2.huur was het nog iets anders.
In die stukken, welke de autoriteiten in handen krijgen,
staat duidelijk uitgedrukt, dat naar de meening der
Woningvereeniging de huur wel 2.zal kunnen
bedragen.
Wanneer nu een hoogere bijdrage werd gevraagd
om de huur op 1.80 te kunnen stellen, zou het Rijk
zeggen: jullie zijt niet van plan de huur te maken,
die kan worden bedongen en er zou een openlijk
conflict met de Regeering ontstaan. Spreker meent
dan ook dat het duidelijk is, dat aanneming van het
amendement-Hiemstra de bijdrage in groot gevaar
brengt.
De heer Hiemstra heeft den heer Burger hooren
zeggen dat het Rijk de bijdrage wil verminderen,
omdat het erop rekent dat de huren hooger zullen
worden. Het Rijk kan zich echter ook verrekenen.
Het heeft zich dan in zooverre verrekend als het
meende, dat de toestand der arbeiders zooveel beter
zou worden. Dat is niet het geval, misschien wel het
omgekeerde.
Men kan daarom dan ook niet verwachten dat er
meer huur zal kunnen worden betaald. De heer