300 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1913.
heeft gehaald, een jaar lang ziek wordt, komt hij zijn
geheele leven een jaar achteraan bij zijn collega's
die met hem de acte haalden. Dat zijn omstandig
heden. Een voorname factor voor de periodieke
verhoogingen is de toeneming in capaciteit, de toe
neming in waarde. Spreker erkent dat het andere
argument van Burgemeester en Wethouders voor hun
voorstel een zwak argument is, maar hun hoofdargu
ment is de achteruitgang in waarde door ziekte.
Wanneer een onderwijzer D/2 jaar ziek is, is hij
achteruitgegaan. Nog onlangs is het gebeurd dat een
onderwijzer H/2 jaar ziek was en in dien tijd in aan
merking kwam voor de periodieke verhooging. Hij
kreeg die toen, terwijl hij feitelijk H/a jaar minder
dienst had gedaan dan zijn collega, door omstandig
heden waar hij niets aan kan doen. Moeten, zoo
vraagt spreker, dan al die omstandigheden ten laste
der gemeente komen? In het gewone leven heeft
men toch ook hetzelfde.
De heer Burger geeft den heer Schoondermark groot
gelijk dat hij zich thans maar niet houdt aan het in
de stukken door Burgemeester en Wethouders ge
noemde argument. Door den heer Zandstra is al
heel helder in het licht gesteld dat het argument, dat
een zieke niet, een gezonde wel in de gelegenheid is
om fouten te maken, zeer zwak is. Waar nu Burge
meester en Wethouders zelf zoo weinig argumenten
hebben, moeten ze spreker niet verwijten, dat hij hen
op zwakke argumenten bestrijdt. Het feit alleen dat
Burgemeester en Wethouders geen betere argumenten
hebben aan te voeren, is voor spreker al een zeer
sterk argument.
Spreker heeft de opschorting der periodieke ver
hooging bij ziekte een straf genoemd. Hij geeft
natuurlijk gaarne toe, dat men in technischen zin
niet van straf kan spreken, maar het staat ermee
gelijk. Wanneer men twee onderwijzers heeft, die
gelijktijdig zijn benoemd en die na jaren verschillend
tractement hebben, moet de één zeggenik ben een
jaar ziek geweest en dat wordt mij nu nog ingepeperd.
Spreker is van oordeel dat deze bepaling een hate
lijkheid bevat die uit de verordening weg moet. De
gemeentekas zal zich niet hebben te beklagen als
iemand dientengevolge een beetje meer pensioen krijgt.
Toen curatoren van het gymnasium hoorden dat
dezelfde regels moesten worden ingevoerd op het
gymnasium en de meisjesschool, hebben zij zich af
gevraagd hoe zouden wij zelf staan tegenover het
geval In de practijk komt de zonderlingheid der be
paling duidelijk aan het licht. De elders doorge
brachte dienstjaren tellen mee bij de berekening der
verhoogingen en nu zal het tractement en later het
pensioen der onderwijzers ervan afhangen op welke
plaats ze ziek zijn geweest. Om die reden alleen zou
het al wenschelijk zijn de bepaling te schrappen.
Waar het voor de gemeente geen groote zaak is en
er van misbruik maken ook geen sprake is, verdient
het aanbeveling sprekers voorstel aan te nemen.
De heer Zandstra heeft den wethouder hooren spreken
dat het onlangs is gebeurd dat een onderwijzer 11/2
jaar ziek is geweest en dat hij in dien tijd in aan
merking kwam voor de periodieke verhooging. Spreker
vraagt, moeten nu de onderwijzers, die in de toekomst
ziek worden, daaronder lijden Spreker herhaalt, dat
niemand ziek is voor zijn pleizier en zegt dat het
niet zoo erg is dat het eens gebeurt, dat zoo iemand
tijdens zijn ziekte in aanmerking komt voor de perio
dieke verhooging. Zoo iemand gaat in die ziekte
ook niet financieel vooruit. Spreker kan dan ook
niet ertoe meewerken om iemand, die onafhankelijk
van zijn wil buiten dienst is, te benadeelen.
De heer J. Koopmans vraagt of Burgemeester en
Wethouders het amendement niet kunnen over
nemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Burger wordt aangenomen met
I 18 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heerenHiemstra, Berghuis,
Fransen, Tiemersma, Zandstra, Lautenbach, G. W.
Koopmans, de Haan, Tulp, Peletier, Vonck, Burger,
van Messel, Feitz, J. Koopmans, Haverschmidt, Beek
huis en Menalda.
Tegen de heerenOosterhoff, Komter en Schoonder
mark.
Het aidus gewijzigde artikel 3 wordt thans met
algemeene stemmen aangenomen.
Aan de orde is artikel 4.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tiemersma was oorspronkelijk niet van
i plan bij dit artikel het woord te voeren. Meer dan
eens wordt door den voorzitter gevraagd om amende
menten vroeg in te dienen, maar het kan toch ook
door omstandigheden gebeuren, dat het noodig is
tijdens de behandeling van een voorstel een amende
ment in te dienen. Spreker stelt voor de tegemoet
koming in de huishuur te verhoogen tot f 150.
ofschoon spreker het amendementde Haan en Tulp
mee heeft verworpen. De onderwijzer staat, wat be
treft de vergoeding voor de huishuur, in een on
gunstiger positie. Nu de amendementen der sociaal
democratische raadsleden zijn verworpen, durft spreker
de verdediging van dit amendement gerust op zich
nemen. Een onderwijzer met een groote huishouding
moet wel 5 a 6.— per week verwonen. Spreker
is daarom van oordeel dat de vergoeding moet worden
verhoogd.
Men zal spreker toevoegen dat men de draagwijdte
van het amendement niet kent. Spreker weet dat
niet precies. Een ruwo berekening heeft hem tot de
conclusie doen komen, dat het 2 a 3000.zal
kosten. Billijkheidshalve evenwel zal de Raad ertoe
moeten overgaan. Spreker stelt voor te lezen in
plaats van 100.150".
Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk
met artikel 4 een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Burger doec den heer Tiemersma opmerken
dat volgens de wet de hoofden der scholen een ver
goeding voor huishuur moeten hebben, terwijl aan de
onderwijzers eene tegemoetkoming wordt toegekend.
De heer Tiemersma zegt dat, al krijgt de onder
wijzer 150.dit nog altijd eene tegemoetkoming-
blijft.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Tiemersma wordt verworpen met
14 tegen 7 stemmen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1913. 301
Vóór stemmen de heerenHiemstra, Berghuis,
Tiemersma, Zandstra, Lautenbach, G. W. Koopmans
en Tulp.
Tegen de heerenOosterhoff, Fransen, de Haan,
Peletier, Vonck, Burger, van Messel, Feitz, J. Koop
mans, Haverschmidt, Beekhuis, Menalda, Komter en
Schoondermark.
Artikel 4 wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Aan de orde is artikel 5, met de daarop ingediende
amendementen van de heeren Zandstra c.s. en Burger.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra heeft dit amendement ingediend
in verband met artikel 3. Nu het amendement op
dit artikel is verworpen, trekt spreker dit amendement
in. Hij wenscht echter aan onderdeel I, 2 van artikel
5 toe te voegen
„i. van 100.voor het bezit der acte nuttige
handwerken."
Dit amendement wordt ondersteund en maakt
tegelijk met het artikel een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Zandstra zal deze zaak niet verder bespre
ken, omdat er al zoo dikwijls over is geredeneerd.
Het is een acte, die de meisjes moeten hebben, daar
zij zonder die acte geen onderwijzeres kunnen worden.
De acte moet dan ook evengoed betaald worden als
een acte voor een vreemde taal.
Wat het amendement-Burger betreft om de hoofden
te beschouwen als in het bezit te zijn der acte Lager
Onderwijs wiskunde, daarbij kan spreker niet meegaan.
Zooeven ontving spreker een schrijven van een des
kundige, waarin staat dat de bevoegdheid voor wis
kunde, aan de hoofdacte verbonden, niet gelijk is te
stellen met de Lagere acte wiskunde. Wanneer de
Raad het voorstel aanneemt, heeft het veel van een
gratificatie. Als de Raad dien weg opgaat, zal
men meer moeten betalen. Spreker had liever gewild
dat Burgemeester en Wethouders met eene salaris
regeling waren gekomen, die op een gezonder basis
rustte.
De heer G. W. Koopmans vraagt den Wethouder
van Onderwijs, waarom acte boekhouden Middelbaar
onderwijs niet in aanmerking komt voor extra belooning.
Hij vraagt dit met het oog op de op te richten
meer uitgebreid lager onderwijsscholen.
De heer Haverschmidt merkt op dat deze zaak in
Maart 1911 uitvoerig is besproken, toen de Bond had ver
zocht vak k als verplichte bijacte te willen salarieeren.
Spreker heeft bij die gelegenheid meegedeeld, dat
in Leeuwarden, wat lang niet overal het geval is,
het standpunt geldt, dat onderwijzers en onderwijze
ressen als gelijkwaardige onderwijskrachten worden
beschouwd, mits, zegt de schoolcommissie, de onder
wijzeressen naast de vakken van lager onderwijs, ook
handwerken geven.
Spreker is het met die uitspraak nog altijd eens.
De heer Hiemstra zal niet veel zeggen. Burge
meester en Wethouders willen het bezit van bijacten
salarieeren, ook al wordt er geen les gegeven in de
vakken, terwijl zij de onderwijzeressen, die wel les
geven in de handwerken, daarvoor niet willen beloonen.
Dat is toch zeer vreemd en het lijkt dan ook een
eigenaardig standpunt. Spreker heeft het niet zoo
hooren uitleggen dat het aannemelijk kan worden
gemaakt. Hij zal dan ook het amendement-Zandstra
steunen.
De heer Schoondermark (wethouder) geeft te kennen,
dat Burgemeester en Wethouders het niet eens konden
worden over het amendement-Burger en zij hebben
dan ook besloten het aan den Raad over te laten.
Spreker zal dan ook niets ter verdediging of ter weer
legging zeggen.
De heer Zandstra is deels reeds door den heer
Haverschmidt beantwoord, die erop heeft gewezen,
welke houding de Raad in deze steeds heeft aange
nomen. Men moet in aanmerking nemen dat er
verband moet bestaan met de salarisregeling, opdat
er geen wanverhoudingen worden geschapen. Wanneer
toch dit amendement wordt aangenomen, krijgt een
jonge onderwijzeres 700 en een onderwijzer ƒ625.
Nu maakt de heer Hiemstra wel een gebaar dat
daar niets aan te doen is, maar de akte wordt be
schouwd als een eisch om te worden benoemd. Boven
dien is de akte niet zoo moeilijk te halen en het is
een akte, die voor de vrouw als zoodanig als het
ware een eisch is. Wanneer men vak k salarieërt,
waarom zal men dan vak j niet salarieeren.
Deze beide akten evenwel worden vereischt om te
worden benoemd.
De heer Zandstra zal niet veel meer zeggen. Spreker
blijft erbij, dat waar men andere bijacten wil betalen,
zonder dat er les wordt gegeven in de vakken,
men een onderwijzeres die les geeft in de nuttige
handwerken, ook daarvoor moet betalen. Het zijn
lessen, die buiten het onderwijs worden gegeven en
voor het behalen der akte moeten de meisjes zich
veel moeite en opofferingen getroosten. Daarom moet
die akte behaald worden. De heer Schoondermark
mag nu wel zeggen dat herziening der salaris regeling
niet altijd beteekent het geven van meer salaris, maar
als men de salarisregeling ter hand neemt is het er
toch om te doen om te zien of er ook iets aan man
keert. Spreker wil de menschen, die voor de ge
meenschap iets zeer nuttigs doen, goed betalen.
De heer Burger heeft straks niet het woord gevoerd,
daar hij eerst wilde afwachten, wat Burgemeester en
Wethouders over zijn amendement zouden zeggen.
Spreker zal niet ontkennen, dat men over zijn amen
dement verschillend kan denken. Bij het bestudeeren
van de kwestie leek deze aanvankelijk nog al inge
wikkeld, maar ten slotte komt ze hem vrij eenvoudig
voor. De vroegere acte van hoofd der school gaf
de bevoegdheid les te geven in de wiskunde. Bij de
wetswijziging van 1888 is die bevoegdheid er afgenomen
en toen is meteen aan de bezitters der oude hoofd
acte dezelfde bevoegdheid toegekend als aan die der
bijakte voor vak p. Deze bepaling is een paar jaar
geleden aangevuldtoen is bepaald dat de bezitters
der hoofdacte behaald tot 1891, daaraan het recht
ontleenden onderwijs te geven in vak p. Do oude
hoofdacte wordt dus geacht vak p in te sluiten. Spreker
geeft toe dat het niet geheel hetzelfde is als de latere
acte voor vak p. Een van de grondslagen voor den
toeslag voor het bezit van bijakten is waardeering
van het aparte werk, dat er voor is gedaan om de
acten te behalen. Nu hebben de hoofden der scholen
voor de bevoegdheid voor wiskunde geen apart werk
gedaan, daar de oude hoofdacte door de wet gelijk
is gesteld met de nieuwe acte vak p.
Waar nu de bezitters der oude hoofdacte de be
voegdheid voor wiskunde bezitten, spreekt het van
zelf dat zij geen moeite doen om ook de akte p te