m Vergadering van Dinsdag 27 Januari 1914. Kg Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1914. 9 Tegenwoordig 24 leden, te weten de heeren: de Haan, Berghuis, J. Koopmans, Hiemstra, Tiemersma, Fransen, Lautenbach, Van Sloterdijck, Tijsma, Vonck. landstra, Cohen, Peletier, Haversehmidt, G. W. Koop- mans, van Messel, Tulp, Jellema, Burger, Menalda, Beekhuis, Oosterhoff, Schoondermark en Komter. Afwezig met kennisgeving de heer Feitz. Voorzitter: de heer mr. J. A. X. Latijn, Burgemeester. j I. De notulen der op Dinsdag 13 Januari 1.1. gehou den vergadering worden vastgesteld. 11. Wordt medegedeeld: 1. dat Gedeputeerde Staten hunne beslissing om trent het raadsbesluit van 23 December 11. tot verkoop aan de Ambachtsschool alhier van een strook, groot 100 ld*., van de Jacob van Aakenstraat, hebben verdaagd, I 2. dankbetuiging van J. J. M. Tukker voor zijne her benoeming tot secretaris-boekhouder der Stads-Ar- inenkamer alhier; I 3. alsvoren van het bestuur van den Leeuwarder Turnbond voor het hem toegekende subsidie als te gemoetkoming in de kosten van lokaalhuur. De mededeelingen 13 worden voor kennisgeving aangenomen 4. adres van het bestuur van de Vereeniging van Boter- en Kaashandelaren in Friesland om in den zui delijken of noordelijken vleugel van het Waaggebouw een gedeelte af te schutten, dat in den winter te ver warmen en daarin een houten vloer aan te brengen met zitplaatsen en tafeltjes voor afrekening; I 5. adres van het bestuur der vereeniging „Coöpera tieve Zuivelbank", alhier, houdende verzoek aan die vereeniging de beschikking te geven over een strook grond, breed 0.80 M., langs den oostelijken gevel van het door haar aangekochte perceel Café de Beurs, Zaailand no. 114, haar het recht te verleenen op dien grond een stoep te leggen en in dien gevel deuren en ramen te maken; De stukken 45 worden in handen gesteld van Bur gemeester en Wethouders ten fine van prae-advies; i 6. nader schrijven van Burgemeester en Wethou ders naar aanleiding van de motie-Hiemstra, ingediend Ier vergadering van 23 December 1.1. betreffende de den 29 October 1.1. medegedeelde adressen van de afd. Leeuwarden van den Bond van Christelijke Gemeente werklieden en van den Bond van Nederlandsche Ge meentewerklieden, houdende opmerkingen omtrent de {vijze, waarop de nieuwe loonregeling voor de ge- neentewerklieden wordt toegepast. De nota van Burgemeester en Wethouders luidt als ■volgt In de raadsvergadering van 23 December 1913 werd door den heer P. Hiemstra een motie ingediend, waar bij Burgemeester en Wethouders worden uitgenoodigd de loonen van de gemeente-werklieden in dier voege te ïerzien, dat met alle dienstjaren in gemeentedienst en jngeacht in welke werkzaamheid doorgebracht reke- ling zou worden gehouden. Het gevolg hiervan zou zijn, dat b.v. iemand, vóór de invoering van het werkliedenreglement als aschopha- ler (thans le klasse, maximum 12.60) bij de stadsrei niging in dienst gelreden en na 12 dienstjaren overge plaatst bij de gasfabriek als tweede stoker, bij de in voering van dat reglement dadelijk het maximum van de (2e) loonklasse van die categorie 13.20) had moeten ontvangen. Dat dit een ongezonde toestand is behoeft geen betoog. Hij zou dan, gelijk de Voorzitter in een vorige vergadering reeds opmerkte, ook moeten gelden voor allen, die in dienst der gemeente zijn en niet alleen voor de werklieden. Bovendien wordt, ge lijk wij blijven volhouden, in strijd gehandeld met 's Raads bedoeling bij de aanneming van de molie-Be- suijen op 22 Augustus 1911, welke blijkens hare geschie denis alleen de dienstjaren van de werklieden in hunne loonklasse, dus niet in vroegere werkzaamheid wilde doen meetellen. Doch zeer sterk spreekt 's Raads ge voelen bij de behandeling van een adres van een tweetal werkliedenorganisaties op 28 November 1911, waarbij werd verzocht Burgemeester en Wethouders op te dra gen het raadsbesluit van 22 Augustus 1911 in dien zin uit te voeren, dat de periodieke verhoogingen plaats hebben naar de klasse, waarin de werklieden zijn ge plaatst. Bij de beraadslagingen, die toen gevoerd wer den (Handelingen blz. 281283), was niet het voorstel van Burgemeester en Wethouders om dit adres in hun ne handen ter afdoening te stellen, onderwerp van be spreking, maar ten slotte geheel en al de vraag, door verzoekers opgeworpen. Doordat, behalve door den heer Zandstra, het standpunt van Burgemeester en Wethouders niet werd aangevallen, kwam duidelijk uit, dat de Raad een uitlegging van de motieBesuijen in den door adressanten gewenschten zin niet wilde. Door de aanneming van bovenbedoeld voorstel van Burge meester en Wethouders met 17 tegen 4 stemmen is dan ook middellijk een ongunstige beslissing gevallen om trent de kwestie, thans door de motie-Hiemstra aan de orde gesteld. Bij de loonregeling, welke op 1 Januari 1912 in wer king is getreden, had dan ook volstaan kunnen worden met rekening te houden alleen met de dienstjaren in de toenmaals uitgeoefende werkzaamheid vervuld. Uit een billijkheidsoogpunt is er echter op gelet, dat zoo vóór dien datum overgang naar een onder de bedee ling van het Werkliedenreglement hooger gerangschik te werkzaamheid had plaats gehad, de betrokken werkman geen lager loon zou ontvangen dan hij bij niet-bevordering zou gehad hebben. De aanneming van de onderwerpelijke motie meenen wij U dus te moeten ontraden, zoodat gehandhaafd blijft hetgeen wij U bij onze nota van 5/29 November 1913 in overweging hebben gegeven. De heer Hiemstra kan na hetgeen hij in de vorige vergadering ter zake heeft gesproken, kort zijn. De heeren hebben in de handelingen kunnen lezen wat erover is gezegd. Spreker zal dan ook niet in herha lingen vervallen, maar slechts een korte opmerking maken. Van Burgemeester en Wethouders is een nota verschenen, waarin sprekers standpunt wordt bestre den, mede op grond van het raadsbesluit van 28 No vember 1911. In die nota heet het: „.Bovendien wordt, gelijk wij blijven volhouden, in „strijd gehandeld met 's Raads bedoeling bij de aan neming van de motie-Besuyen op 22 Augustus 1911, „welke blijkens hare geschiedenis alleen de dienstja ren van de werklieden in hunne loonklasse, dus niet „in vroegere werkzaamheid wilde doen meetellen. „Doch zeer sterk spreekt 's Raads gevoelen bij de be handeling van een adres van een tweetal werklieden- „organisaties op 28 November 1911, waarbij werd ver docht Burgemeester en Wethouders op te dragen het „raadsbesluit van 22 Augustus 1911 in dien zin uit te „voeren, dat de periodieke verhoogingen plaats heb- „ben naar de klasse, waarin de werklieden zijn ge plaatst". Spreker gelooft dat het beroep van Burgemeester en Wethouders op die vergadering geen hout snijdt. Bij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 1