36 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1914 De Commissie nu is van meening dat de magazijn meester dus honger moet worden bezoldigd. Toen het magazijn is opgezet, werd een jonge klerk met den dienst van magazijnmeester belast en toen was hel niet noodig een hooger salaris te geven. Thans echter, nu van elk onderdeel aanteekening wordt gehouden, is voor het magazijn een volledige man noodig. Vooral door het groot aantal muntgasmeters is de magazijn dienst zeer omvangrijk geworden. De heer Hiemstra voelt, wat het bepalen van het aan tal klerken betreft, veel voor de redeneering van Bur gemeester en Wethouders, omdat de Raad wel eenige zeggingschap over dat aantal mag hebben. Waar het echter vastzit aan de voorgestelde salarisverhooging, zou spreker de Commissie voor de lichtfabrieken wil len uitnoodigen, dat gedeelte van het amendement, be trekking hebbende op het aantal, terug te nemen. De Voorzitter stelt voor het amendement te splitsen in tweeën en eerst te stemmen over den klerk-maga zijnmeester en daarna over het aantal. Dienovereenkomstig wordt besloten. Het amendement betreffende den 1 klerk-maga zijnmeester wordt aangenomen met 12 tegen 10 stem men. Vóór stemmen de heeren: Lautenbach, Jellema, Tie- mersma, van Sloterdijck, Zandstra, (i. W. Koopmans, Peletier, Hiemstra, Oosterhoff, J. Koopmans, Me na Ida en Tijsma. Tegen de heeren: Berghuis, Schoondermark, Cohen, Fransen, de Haan, Tntp, Ilaverschmidt, van Messel, Vonek en Komter. Het amendement om te lezen „één of meer", wordt verworpen met 15 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Jellema, C. W. Koop mans, Peletier, Oosterhoff, J. Koopmans, Vonck en Tijsma. Tegen de heeren: Berghuis, Lautenbach, Tiemersnut. van Sloterdijck, Schoondermark. Zandstra, Cohen. Hiemstra, Fransen, do Haan, Tulp, Haverschmiidt, van Messel, Men aid a en Komter. Hel aldus gewijzigd art. VI en daarna art. Vil worden met algemeene stemmen vastgesteld. De verordening in haar geheel wordt met algemeene stemmen aangenomen. 12. Voorstel der Commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen tot wijziging I. der algemeene. politieverordening voor de gemeen te Leeuwarden. II. der verordeningregelende de politie op de open bare vermakelijkheden, plaatsen ran re.reeniging van personen en verlotingen in de gemeente Leeuwarden en van enkele andere politieverordeningen bijlage no Hierbij komen in behandeling de adressen van den R. K, Middenstandsbond en den Friesehen Bond van Hotel- en Caféhouders. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer G. W. Koopmans wil een enkel woord spre ken naar aanleiding van de algemeene strekking der voorstellen. Hij vindt het treurig dat op het oogenblik een voorstel bij den Raad van Leeuwarden ter tafel i>. tengevolge waarvan de burgers nog meer aan banden worden gelegd. Hoe meer artikelen er toch in de po litieverordening komen, des te onpleizieriger is dat voor de inwoners. Het is het meest gewenscht dal iemand vrij is in zijn doen en laten. Nog onlangs heeft spreker personen gesproken over de belastingen in onze ge meente, en zij erkenden dat die hier niet zoo hoog waren, wanneer men maar vrij was in zijn doen en laten. Vele menschep, hindert dat dan ook niet, want als ze het op de eene wijze niet kunnen verdienen, doen ze het door uitoefening van iets an ders. Wie echter het meest door de politieverordening worden getroffen dat zijn de neringdoenden, die al reeds op verschillende wijzen aan banden zijn gelegd. Spreker hoopt niet dat een enkele ingezetene der gemeente Burgemeester en Wethouders aanleiding heeft gegeven om met, deze voorstellen te komen en hij wenscht dal do verschillende aan den Voorzitter te stellen vragen zoo zullen worden beantwoord, dat de raadsleden er door bevredigd zullen zijn en begrijpen, dat aanneming der voorstellen noodig en nuttig is in het algemeen belang en in dat van Leeuwarden in hel bijzonder. De Voorzitter zal de vragen afwachten en ze bij de artikelen beantwoorden. Aan de orde is: Ontwerp I, de Verordening tot wij ziging der Algemeene Politieverordening voor de ge meente Leeuwarden. Art. I wordt met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is art. 2. De beraadslaging wordt geopend. De beer Tieiuersiua zegt dat men in dit artikel ervan gaat afstappen, dat iemand een strafbaar feit moet ple gen om hem voor den rechter te kunnen brengen. Hij ge looft. dat men zoo de zaak in het wild gaat behandelen. Spreker kan zicli niet voorstellen dat er één zaak is. die niet aanleiding kan geven tot verstoring der open bare orde. Als de Raad deze bepaling aanneemt, waar is dan de grens? De beoordeeling of een zaak aanleiding geeft tof verstoring der openbare orde zal mede liggen aan den takt en het inzicht van den beoordeelaar, m.a.w. als deze is een verstandig man, met een langen dienst tijd achter den rug. dan kan men veronderstellen dat hij voldoenden takt om op te treden en routine kan hebben voor de beoordeeling. Wanneer spreker verder gaat eri I de politie met deze zaak in verband brengt hij be doelt niets kwaads van de politie te zeggen dan doet hij opmerken dat het bekend is, dat bij de politie hier in de laatste jaren een groote mutatie is. Of dal een gevolg is van onvoldoende arbeidsvoorwaarden, van een minder goede verstandhouding met, de supe rieuren, spreker weet het niet. De Voorzitter doet den heer Tiemersma opmerken dat hij zoo niet moet voortgaan, want dat hij huiten de orde is. De heer Tiemersma zal dan van dit punt afstappen. Het gevaar echter bestaat dat iemand met een korten diensttijd niet voldoenden takt bezit tot oordeelen en er kunnen zich vele gevallen voordoen, dat men zich af vraagt of die beoordeeling wel juist is geweest. Door deze bepaling zal men dan ook geen orde, maar bitter heid krijgen. Om dat te voorkomen stelt spreker voor onderdeel b te schrappen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1914. 37 De heer Tijsma heeft na de opmerking van den heer Tiemersma weinig meer in het midden te brengen. Ook hij heeft groote bezwaren tegen de redactie, zooals lie is voorgesteld. Hij vraagt toch: wie moet beoor- deelen of uit eenige daad verstoring van de openbare urde zal kunnen voortvloeien. Dat kan wel door alles gebeuren. Als men b.v. een hond laat zwemmen, dan zal daaruit een verstoring van de openbare orde kun nen voortkomen. De menschen toch zijn zeer nieuws gierig en loopen spoedig te hoop. Hoe gemakkelijk zal dan proces-verbaal kunnen worden opgemaakt. De rechter is in zoo'n geval geroepen tot veroordeeling. De redactie van art. 27 is veel heter. Met een bepa ling als de voorgestelde ziet spreker nog eens erent- festc burgers, zelfs leden van den Raad, de gevangenis ingaan. De heer Hiemstra heeft met groote verwondering die voorgestelde wijziging gelezen. Het is dan ook juist, zooals door de heeren Tijsma en Tiemersma is gezegd, dat de burgerij de dupe kan worden van een zenuw achtig politieagent. Een vreemdeling b.v. loopt hier wat abnormaal gekleed, er komen menschen achter loopen, een politieagent ziet dit, denkt dat hierdoor de orde zal kunnen worden verstoord en maakt proces-ver baal op. Be politie krijgt daardoor een te groote macht en de Raad zal wel doen de voorgestelde bepaling b te schrappen. De Voorzitter heeft een amendement ontvangen, ge- teekend door de heeren Hiemstra, Tiemersma en Zand- dra, luidende: onderdeel b te schrappen en de oude re dactie te handhaven. Spreker doet de heeren opmerken, dat zij hetzelfde kunnen bereiken door tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders te stemmen. Wat het voorbeeld van den heer Hiemstra betreft, ook nu staat men bloot aan de zenuwachtigheid van een politieagent en ieder oogenblik kan er wel een onjuist proces-verbaal wor den opgemaakt. Gelukkig is echter niet de politieagent de beoordeelaar, maar de kantonrechter; dat in ant woord op des heeren Tijsma's vraag. Spreker wijst erop dat de nu voorgestelde redactie tot 1910 zoo heeft bestaan en nooit aanleiding heeft gegeven tot moeilijkheden. Het is evenwel gebleken dat er behoefte bestaat om de oude redactie te herstellen en vandaar het voorstel. De heer Zandstra is van oordeel dat onderdeel b overbodig is. Lid a zegt genoeg. Hij wil lid b schrappen. De heer Hiemstra kan wel tegen het voorstel stem men, maar als hij het amendement handhaaft, gaat dit voor. Hij zal evenwel maar tegen het voorstel stem men, omdat hij de oude redactie beter vindt. De beraadslaging wordt gesloten. De stemmen staken over liet voorstel van de Com missie. Vóór stemmen de heeren: Berghuis, van Sloterdijck, Schoondermark, Lohen, Peletier, Fransen, Oosterhoff, Ilaverschmidt, J. Koopmans, Vonck en Menalda. Tegen de heeren: Lautenbach, Jellema, Tiemersma, Zandstra, G. W. Koopmans, Hiemstra, de Haan, Tulp, van Messel, Komter en Tijsma. De herstemming zal in de volgende vergadering plaats hebben. Aan de orde is art. 3. De beraadslaging wordt geopend. De heer Tijsma zegt dat er wel eens wordt gesproken over de inconsequentie van den Raad die van dag zus besluit, morgen weer precies andersom. Spreker her innert eraan hoe bij de begrootingsdebatten de heer Ilaverschmidt den nu voorgestelden maatregel met kracht van redenen en allerlei akelige voorbeelden verdedigd heeft en hoe ten slotte de heer Ilaverschmidt alleen is blijven staan. De Voorzitter is van oordeel dat het den lieer Ilaver schmidt niet anders dan aangenaam kan zijn als de destijds door hem gewenschte maatregel wordt inge voerd. De beraadslaging wordt gesloten. Art. 3 wordt met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is art. 4. De beraadslaging wordt geopend. Den heer Fransen wil het voorkomen, dat, waar wordt voorgesteld, dat een onafgesloten stoep zal wor den beschouwd als „straat" en deze stoep dus niet in ge bruik mag worden genomen, een groot aantal winke liers, die weinig étalagerudmte hebben en hunne stoe pen daarvoor gebruiken, van deze bepaling veel hin der en schade zullen ondervinden, en niet voldoende hun artikelen ten toon kunnen stellen... Be Voorzitter interrompeert den lieer Fransen en wijst hem erop dat étalages niet onder deze verbodsbe paling vallen. In dit artikel wordt verwezen naar de verordening op de marktpolitie. De heer Fransen: „Dus de winkeliers mogen dan even als tot nu toe op hunne stoepen étaleeren". De Voorzitter antwoordt bevestigend. De heer Fransen heeft dan over dit punt niets meer te zeggen. De heer Cohen had dezelfde vraag willen stellen als de heer Fransen Door het antwoord van den Voor zitter is hij tevreden gesteld en ziet van het woord af. De heer Menalda had aanvankelijk meer bezwaar tegen dit artikel dan nu. Uit een gesprek met den Com missaris van Politie heeft spreker vernomen, dat er dikwijls misbruik wordt gemaakt van de stoepen, door die te gebruiken als bergplaats voor ledige kisten en ladders, wat een misstand oplevert en wat tot zekere hoogte gevaarlijk is, daar er zich dikwijls stroo in die kisten bevindt, hetwelk door jongens in brand kan wor den gestoken. Ook heeft de heer Commissaris van Po litie gewezen op het gevaar, verbonden aan het laten liggen van ladders, die gebruikt zouden kunnen wor den om in te breken. Spreker acht het gewenscht daar op te wijzen, dan weet men wat de bedoeling is. Uit de toelichting is spreker niet veel wijzer geworden en hij heeft het artikel daarom aanvankelijk niet begre pen. Spreker zou daarom willen voorstellen aan art. 40 1° der algemeente politieverordening toe te voegen: „alsmede aan de straat gelegen stoepen te gebruiken op voor anderen hinderlijke of gevaarlijke wijze." Spreker heeft het woord onafgestoten weggelaten, midat hij alle stoepen gelijk wil stellen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 7