v
40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1914.
Cohen, Peletier, Hiemstra, OosterhofT, de Haan, Haver
schmidt, J. Koopmans, Vonck, Menalda, Komter en
Tijsma.
Tegen de heeren: Zandstra, G. W. Koopmans, Fran
sen. Tulp en van Messel.
De heer J. Koopmans vraagt of de vischvvinkels nu
alleen gesloten zijn na 12 uur voor gebruik ter plaatse
en of ze voor den gewonen verkoop zoo lang mogen
openblijven als ze willen.
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
Art. 2. 1ste gedeelte, wordt met 13 tegen 9 stemmen
aangenomen.
Vóór stemmen de heeren: Berghuis, Jellema, van
Bloterdijck, Cohen, Fransen, Oosterhofl', de Haan, Tulp,
Haverschmidt, van Messel, Vonck, Menalda en Tijsma.
Tegen dc heeren: Lautenbach, Tiemersma, Schoon-
dermark, Zandstra, G. W. Koopmans, Peletier. Hiem
stra, J. Koopmans en Komter.
Aan de orde is art. 3.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tijsma zal niet in herhaling treden. Hij
heeft zooeven reeds zijn bezwaar kenbaar gemaakt.
Er zullen den logementhouders groote moeilijkheden
in den weg worden gelegd en men zal voor allerlei
gevallen komen te staan, waarop men niet heeft ge
rekend.
De Voorzitter heeft er nog nooit van gehoord, dat
er hier een groote behoefte bestaat om hiervoor een
afzonderlijke regeling te treffen. Het aantal personen,
dat hier 's nachts doortrekt, is niet zoo groot en in
geval van nood is men altijd gerechtigd iemand te hel
pen. Hij acht liet dan ook niel noodig dat de hotels
open blijven voor doortrekkende reizigers.
De hoer Tijsma vraagt, waarom men, als het zoo
weinig beteekent, een dergelijke bepaling in de ver
ordening laseht.
De Voorzitter: „omdat er door mensehen uit Huizum
misbruik van wordt gemaakt. Die blijven zitten'".
De heer Berghuis vraagt den Voorzitter of er ook
bezwaar bestaat de verklaring al' te leggen dat uitge
zonderd worden de gevallen, waarin het vaststaat dat
er geen misbruik wordt gemaakt.
De Voorzitter antwoordt dat dat niet aan hem slaat
te beoordeelen.
De heer G. W. Koopmans heeft ook bezwaar voor te
stemmen. Wanneer iemand mei paard en wagen rijdt
van Leeuwarden naar Heereuveen. moet hij b.v. te
irnsum pleisteren, niet alleen om de menseh, maar ook
om liet paard. Zoo is het ook mogelijk dat men in
Leeuwarden iemand moet opkloppen. Hij zou graag
de verklaring hoor en dal reizende menschen me! rij
tuigen en andere voertuigen, die hier noodzakelijk in
den nacht tijdelijk moeten vertoeven of wachten, geen
proces-verbaal oploopen. Wanneer deze verordening-
zoo iets niet toestaat, en iedere gemeente eene dusda
nige bepaling schiep, zou reizen in den nacht tot de
onmogelijkheden komen te belmoren. In dat geval zal
-preker tegen stemmen.
De Voorzitter antwoordt, dat het niet geoorloofd is
's nachts in een logement af te stappen anders dan in
geval van een ongeluk. Dan houdt alles op. Hij blijft
erbij dat er hier in Leeuwarden geen behoefte aan be
staat om voor de doortrekkende personen een uitzon
dering te maken. De menschen, die 's nachts reizen,
kunnen in de dorpen dan wel zitgelegenheid vinden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 3 alinea 1 wordt aangenomen met 13 tegen 9
stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Lautenbach, Tiemersma.
van Sloterdijck, Schoondermark, Zandstra, Hiemstra.
Oosterhofl', Haverschmidt, J. Koopmans. van Messel.
Vonck, Menalda en Komter.
Tegen de heeren: Berghuis, Jellema, Cohen, G. W
Koopmans, Peletier, Fransen, de Haan. Tulp en Tijsma.
De heer Tijsma verlaat thans de vergadering.
Art. 3. 2e lid, zooals het door den Voorzitter gewijzigd
is voorgesteld, wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
Art. 4 en onderdeel B worden met algemeene stem
men aangenomen en daarna de verordening in haai
geheel.
De ontwerpen III—V worden met algemeene stem
men aangenomen.
Ui. I'rae-advics ran Burgemeester en Wethouders op
het adres van mevr. G. W. Verslui/s-Beekhuis te Wel
tevreden 'inmiddels overleden), om over te gaan tot. den
bouw van een brug in den Poppeweg over het Vliet,
waartoe de /laad bereids vroeger heeft besloten.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij adres van 10 November 1912 verzoekt mevrouw
G. W. VersluijsBeekhuis te Weltevreden (inmiddel-
overleden) aan Uwe Vergadering, dat spoedig moge
worden overgegaan tot dcri houw van de brug in den
Poppeweg over het Vliet, waartoe reeds bij raadsbe
sluiten van 10 Januari en 27 Juni 1905 besloten was
Door adressante was n.l. ter zellder tijd voor den aan
leg ter plaatse van den nieuwen Poppeweg en de
kade aan het Vliet de benoodigde grond, groot 3.14.30
H.A. kosteloos ter beschikking der gemeente gesteld.
Jn hel adres wordt medegedeeld dat deze afstand
destijds geschiedde ten einde haren aanliggenden
grond in waarde te doen stijgen; dat dit resultaat is
uitgebleven ol' goeddeels uitgebleven, omdat de brug
nog niet is gelegd; en dal, al is in de akte van over
dracht van den grond geen termijn opgenomen waar
binnen de gemeente aan wat in het adres hare ver
plichting wordt genoemd, moet hebben voldaan om den
weg met de brug aan le leggen, niettemin een ze
delijke band beslaat.
Deze laatste bewering is, wat de feiten betreft, niet
geheel juist. Artikel 3 der bedingen, waarop hij nota-
rieele akte van 28 October 1905 de overdracht van den
grond is geschied, luidt: „De gemeente Leeuwarden
zal de gekochte terreinen binnen zes maanden na lie
den aanleggen lot openbare wegen" enz. en dan vol
gen bepalingen over het talud, rioleering en greppels,
terwijl art. 4 handelt over de hekken langs den weg
en hef bestrate voetpad daarop. Als derhalve eenige
conclusie ten aanzien van de brug uit de akte, den
Verslag vair de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1914. 41
grondslag der rechten en verplichtingen tusschen
koopster en verkoopster, te trekken is, dan is het juist
deze, dat dienaangaande opzettelijk niets bepaald is en
voor de gemeente derhalve rechtens geenerlei gehou
denheid bestaat, al willen wij hier gaarne uitspreken,
dat de redelijkheid medebrengt te zijner tijd tot den
bruggebouw over te gaan.
In de gegeven omstandigheden blijkt deze slotsom
bovendien geraden. Toen in 1905 tot den aanleg van
den nieuwen Poppeweg besloten werd, heeft men in
den Raad nog getracht aanvankelijk den bruggebouw
uitgesteld te krijgen met het oog op de onzekerheid,
waarin men toenmaals verkeerde ten opzichte van de
(ramplannen. Op dien grond heeft men toen echter de
zaak niet willen ophouden, doch inmiddels kwam het
hernieuwde verzoek in van de Nederlandsche Tram
wegmaatschappij tot tramaanleg in de richting naar
Suameer, De loop van zaken, die toen gevolgd is, ligt te
versch in het geheugen dan dat die hier in herinnering
behoeft te worden gebracht. Over een paar jaren zal
zekerheid verkregen zijn of het de maatschappij ge
lukken zal de route langs „de Bleek" te volgen, dan
wel of de thans gekozen richting langs den spoorweg
de blijvende zal blijken te zijn. Is het eerste het geval,
dan zal over het Vliet ter hoogte van de Bote van Bols-
wertstraat door de gemeente een nieuwe brug, geschikt
voor het tramverkeer, moeten worden gelegd, doch
deze bruggebouw moet in samenhang beschouwd wor
den met dien in den Poppeweg, omdat voor deze laat
ste brug zal kunnen worden gebruikt de Wittebrug,
die met de Blauwebrug dan door de nieuwe trambrug
zal worden vervangen.
De conclusie, waartoe wij, na samenvatting van het
voorafgaande, dus komen, is deze, dat de brug over het
Vliet in den Poppeweg te zijner tijd door de gemeente
zal worden gebouwd, doch dat allereerst dient te wor
den afgewacht tot vaststaat, welken weg de tramlijn
naar Suameer definitief zal volgen.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten
Burgemeester en Wethouders te machtigen op het on-
derwerpelijke adres in dezen geest te antwoorden.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Messel stelt de vraag, of de Raad, door
het besluit te nemen zooals dat door Burgemeester
en Wethouders wordt voorgesteld de verplichting
op zich neemt de brug te bouwen.
De Voorzitter: Zeer beslist, ja. De Raad zegt door
het voorstel aan te nemen dat de brug er te zij n e r
t ij d komt, maar eerst moet worden afgewacht tot
vaststaat welken weg zal worden gevolgd door de tram
lijn naar Suameer.
De heer van Messel zal na het antwoord van den
Voorzitter tegenstemmen. Hij wil de gemeente nu niet
reeds de verplichting opleggen, mettertijd een brug te
bouwen, waartoe zij zich bij den koop van den grond
zooals door Burgemeester en Wethouders in hun
voorstel zelf wordt aangetoond niet heeft verbon
den.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 16 tegen 5 stemmen wordt besloten overeenkom
stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Vóór stemmen de heeren: Berghuis, Jellema, Tie
mersma, van Sloterdijck, Schoondermark, Zandstra,
Cohen, Peletier, Hiemstra, Oosterhoff, de Haan, Ha
verschmidt, J. Koopmans, Vonck, Menalda en Komter.
Tegen de heeren: Lautenbach, G. W. Koopmans,
Fransen, Tulp en van Messel.
Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.