li Vergadering van Dinsdag 24 februari 1914. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1914. 43 Tegenwoordig 2i leden, te weten de heeren: Lauten- I bach. Jellema, Zandstra, Tiemersma, Cohen, Hiemslra, I Fransen. Berghuis, van Sloterdijck, Oosterhofl', Tijsma, de Baan. G. W. Koopmans, Pcletier. Tulp. van .Vlessel, Haverschmidt. Menalda. Beekhuis. Schoondermark en Komter. Afwezig niet kennisgeving de heeren Vonck, Feitz en I Burger. Zonder kennisgeving de heer J. Koopmans. Voorzitter: de heer mr. J. A. N. Patijn. Burgemeester. I. De notulen der op Dinsdag 10 Februari 1.1. gehou- den vergadering worden vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1. verslag der commissie tot wering van school- I verzuim over 1913. 2. aisvoren van den toestand van tiet gymnasium I over 1913. De mededeelingen 12 worden voor kennisgeving I aangenomen. 3. adres van het bestuur der federatie van schip persverenigingen in Friesland, houdende verzoek om de vaste brug over de Menaldumervaart in den Har- lingertrekweg te Ritzumazijl te vervangen door eene met meerdere doorvaartswijdte. Wordt in handen gesteld van Burgemeester en Wet houders ter afdoening. 4. aisvoren van mej. li. Roelé wed. van den voor- maligen gemeente-werkman M. Brugman, houdende verzoek haar een jaarlijksche gratificatie uit de ge meentekas toe te kennen. Wordt voorgesteld afwijzend te beschikken. De heer Zandstra zegt dat wordt voorgesteld eene afwijzende beschikking te nemen. Hij weet wel dat het een moeilijke zaak is voor Burgemeester en Wethou ders, maar, waar er toch eenige andere weduwen in het genot van een gratificatie zijn gesteld, ziet hij niet in. waarom hef adressante moet worden geweigerd. Het is toch ook de weduwe van een werkman, die de ge meente trouw en eerlijk heeft gediend. Zij heeft al ge tracht op een andere wijze in haar onderhoud te voor zien en den Directeur der Gemeentewerken om arbeid gevraagd, maar dat is haar niet mogen gelukken. De Directeur zegt dat ze te oud is. Zij ziet nu geen kans om op een behoorlijke wijze in haar onderhoud te voor zien en doet, vreezend voor de bedeeling, een beroep op de gemeente. Spreker zou dan ook gaarne zien dat aan de weduwe Brugman een gratificatie werd toege kend. Heeft ze er formeel geen recht op. zedelijk heeft zij dat wel. Wanneer het ongeluk om haar man te ver liezen haar wat later had getroffen, dan was ze wel voor een weduwenpensioen in aanmerking gekomen. Spreker meent dat het niet aangaat haar zoo af te wij zen. Hij wil nog een poging wagen om te bevorderen dat aan adressante alsnog eene gratificatie wordt toe gekend en stelt den volgende motief voor: de Raad: kennis genomen hebbende van het adres van Roe- lofke Roelé. weduwe van Martinus Brugman, van oor deel dat alsnog aan de weduwe voornoemd een jaarlijk sche gratificatie dient te worden toegekend. draagt aan Burgemeester en Wethouders op deze gratificatie ten bedrage van 50,per jaar aan de weduwe van Martinus Brugman uit te keeren. De Voorzitter deelt mede dat de adressante zich ten anrechte verbeeldt, dat er andere weduwen zijn. die wel eene uitkeering uit de gemeentekas krijgen. Dat is niet het geval. Er zijn een paar fondsen, van verschil lende afkomst, die door de toenmalige bestuurders ter beschikking zijn gesteld van Burgemeester en Wethou ders. Ze bedragen eenige duizende guldens en uit die fondsen hebben Burgemeester en Wethouders in en kele gevallen aan enkele weduwen een gratificatie uit gekeerd. Tot die weduwen behooren ook de vrouwen waarop adressante zich beroept. Spreker kan den heer Zandstra echter wel toezeggen dat hij bereid is te onderzoeken of er ook termen bestaan om deze vrouw zulk een uitkeering te doen geworden. Hij moet echter den Raad ontraden haar van gemeentewege een pensi oen te geven. Wanneer toch de Raad een pensioen zal toekennen aan de weduwen van reeds overleden ge meenteambtenaren, zal dat een besluit zijn. waarvan de gevolgen groot zijn. De heer Zandstra dankt den Voorzitter voor diens in lichtingen. Hij geeft toe dat de gemeente zich op eer gevaarlijk pad zou begeven als de wet van 1913 er niet was, nu echter is dat niet het geval. Spreker trekt ech ter na de door den Voorzitter gedane mededeeling en toezegging zijn motie in. De heer Komter (Wethouder), meent dat deze zaak in zijn geheel aan den Raad kan worden voorgelegd als hij besluit het adres te stellen in handen van Burge meester en Wethouders ten fine van prae-advies. Bur gemeester en Wethouders zouden daardoor in de ge legenheid worden gesteld ook ten opzichte van hun be heer van de door den Voorzitter bedoelde fondsen een overzicht te geven. Spreker voor zich zou dan ook in de gelegenheid worden gesteld zijn standpunt te dezer zake nader uiteen te zetten .Hij zou om die reden wil len voorstellen het adres te stellen in handen van Bur gemeester en Wethouders ten fine van prae-advies. De heer Hiemstra begrijpt volkomen dat de heer Zandstra diens motie na de toezegging van den Voor zitter heeft ingetrokken. Hij voelt evenwel ook wel iets voor de argumentatie van den heer Komter. De Raad is n.l. niet op de hoogte hoe de zaak vroeger is gere geld. Het schijnt toen vrij ongeregeld te zijn gegaan met de toekenning der gratificatiën. Spreker voelt er daarom wel iets voor om na te gaan hoe het precies is geweest en hij steunt daarom het voorstel van den heer Komter. De Voorzitter ziet wel in dat er geen ontkomen aan is om dieper in te gaan op deze kwestie. Hij kan dan mededeelen dat er bij besluit van Burgemeester en Wethouders in 1905 een Oholerafonds en een Stadhuis fonds is gevormd. Het cholerafonds is een fonds, waar van de gelden bijeen gezameld zijn met eene bepaalde bestemming tijdens een Gholera-epidemie. Het over gebleven bedrag heeft, het beheerend comité gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders ten einde te dienen bij een volgende epidemie. De andere gelden waren gelden zonder bepaalde bestemming en hadden drieërlei oorsprong: 1. een fonds tof dadelijke bevrijding van den last der inkwartiering; 2 een fonds voor achtergebleven betrekkingen van militairen 3. een gift van Koningin Anna Paulowna ten be hoeve van een bewaarschool. In 1905 hebben Burgemeester en Wethouders daarvan één fonds gevormd en den secretaris der ge meente tot beheerder benoemd. Een enkele maal is daaruit een uitkeering gedaan. Het fonds voor nage laten betrekkingen van militairen is zuiver particulier en Burgemeester en Wethouders moesten daaruit ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 1