44 Verslag van de handelingen van den gi durende de eerste 10 jaren aan die betrekkingen uit- keeringen doen. Daarna mochten minvermogenden er van profiteeren. Nu is het een vraag of Burgemeester en Wethouders gedwongen zijn met den beheerslast te blijven bezwaard. Zoolang het College er toe bereid is. hebben zij echter daarover de uitsluitende beschikking Wat de andere fondsen betreft, spreker gelooft wel dat het wettig is, maar het is de vraag of het goed ge zien is ze zoo te beheeren. Het is een vrij ingewikkelde regeling, en of het juist is deze fondsen te onttrekken aan de controle van den Raad, is voor spreker een open vraag. Spreker heeft reeds eenigen tijd geleden den secretaris verzocht alle stukken te verzamelen die op deze kwestie betrekking hebben. Dat er nu geen nader voorstel van Burgemeester en Wethouders is gekomen vindt zijn oorzaak hierin, dat de secretaris met. die werkzaamheden nog niet gereed is. Spreker is voorne mens de zaak binnenkort te bekijken en in haar geheel bij Burgemeester en Wethouders ter tafel te brengen. Zij kunnen dan zien wat er aan kan worden gedaan. Wat echter ook hel resultaat moge zijn, er kan geen verschil van opinie bestaan dat het onderhavige ver zoek moet worden afgewezen. Om bij adressante dus ook geen verwachtingen op te wekken handhaaft spre ker het voorstel om afwijzend te beschikken. De heer Kointer (Wethouder) zal het voorbeeld van den Voorzitter, om zoo diep op de kwestie in te gaan, op dit oogenblik niet volgen. Waar echter de Voorzit ter heeft toegezegd de zaak te zullen nagaan en het re sultaat bij den Raad ter tafel te zullen brengen, is er voor spreker geen reden om verder op prae-advies aan te dringen. Spreker is het met den Voorzitter eens dat de aanvraag om pensioen van de weduwe Brugman geen direct verband houdt met de fondsen. Dat verband is ontstaan door de motie-Zandstra. Na wat de Voor zitter gezegd heeft komt het ook spreker voor. dat deze kwestie heden kan worden afgedaan. De lieer Zandstra heeft de motie ingetrokken onder voorwaarde dat de Voorzitter zou onderzoeken of deze vrouw op dezelfde wijze kan worden behandeld als de andere. Alleen als die toezegging gehandhaafd blijft, blijft de motie ingetrokken, anders doet hij ze her leven. De Voorzitter zegt dat hij de door hem gedane toe zegging handhaaft. Het staat toch als een paal boven water dat Burgemeester en Wethouders uit het fonds voor de nagelaten betrekkingen van militairen aan minvermogenden eene uitkeering mogen doen. Als er dus termen zijn om daartoe over te gaan kan dat daar uit altijd gebeuren, zoodat de mogelijkheid niet is uit gesloten dat adressante alsnog eene uitkeering krijgt. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. 5. adres van het bestuur der Natjonale Vereeni- ging voor Handelsonderwijs, houdende verzoek het di ploma van die vereeniging met betrekking tot de be zoldiging der onderwijzers op één li jn te willen stellen met lagere akten van bekwaamheid. Wordt in handen gesteld van Burgemeester en Wet houders ten fine van prae-advies. 6. adres van den bond van Friesche Veehandela ren houdende verzoek terug te willen komen op het raadsbesluit van 10 Februari 1.1. en den minimum leef tijd van personen, die hoornvee mogen leiden, in plaats van op 18 op 16 jaar te bepalen. Wordt voorgesteld dit adres te stellen in handen van de Commissie voor de strafverordeningen om prae-ad vies. van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1914, De heer Hiemstra zegt dat de Raad zich over het al gemeen niet zal verzetten tegen het uitbrengen van een prae-advies. De zaak is evenwel in de vorige vergade ring besproken en toen was het voorstel van de com' missie voor de strafverordeningen om den leeftijd te bepalen op 16 jaar. De Raad nam evenwel een amende ment aan om het op 18 jaar vast te stellen. Hij vraagt daarom of het noodig is dat de Commis sie voor de strafverordeningen nog prae-advies uit brengt. De Voorzitter antwoordt dat het niet noodig is dat de Commissie voor de strafverordeningen prae-advies uitbrengt, als de Raad zich op het standpunt stelt dat zijn besluit zoo vast ■Raat. dat hij het niet noodig acht verder notitie te nemen van het ingediende adres. De Commissie heeft zich echter over de vraag van den leeftijd niet uitgesproken en een hoogere leeftijdsgrens is niet ter sprake geweest. Bovendien ontbraken den vorigen keer twee leden der Commissie en kon spreker zich wel voorstellen dat er leden zijn die zeggen, dat zij erover willen denken als het blijkt dat er van de zijde van de belanghebbenden een groot verzet ontstaat. In dat geval is het praktisch dat prae-advies wordt uit- gebrach t. De heef Hiemstra zegt er niet tegen te hebben dat prae-advies wordt uitgebracht, waar het blijkt dat de Commissie zich niet met de leeftijdsvraag heeft bezig gehouden. De heer (1. W. Koopinans vraagt of er nu ook een maximumleeftijd moet worden voorgeschreven. Er zijn ook oude mannen die er niet meer geschikt voor zijn om vee te geleiden. De heer Tieinersma zegt dat hij, waar de vorige ver gadering zijn voorstel is aangenomen om den leeftijd te bepalen op 18 jaar, van het adres kennis heeft geno men. Bij voorbaat wil spreker verklaren dat er geen steekhoudende argumenten in voorkomen. Hij heeft niet het minste bezwaar tegen het uitbrengen van prae-ad vies door de Commissie voor de Strafverordeningen en zal dat gerust afwachten. De Voorzitter vraagt of de heer G. W. Koopmans van zijn denkbeeld een bepaald voorstel maakt. De Com missie zal overigens wel kennis nemen van de bespre kingen van den Raad en hot denkbeeld overwegen. I)e heer G. VV. Koopmans zegt dat de verordening nog niet is aangenomen, en dat ze alzoo den volgenden keer weder aan de orde zal komen. Wanneer het noo dig is zal spreker dan een voorstel in dien geest doen. Spreker heeft den vorigen keer tegen den 18-jarigen leeftijd gestemd. Er zijn nog wel meer oorzaken die ge vaar kunnen doen ontstaan. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. 7. schrijven van Burgemeester en Wethouders be treffende het Koninklijk besluit van 13 Februari 1914, no. 1. waarhij aan deze gemeente een voorschot van 343.000. en een bijdrage in de annuiteit tot een maximum van 1052.674 is toegekend, beide ten behoe ve van de aan de woningvereeniging Leeuwarden te verstrekken voorschot en bijdrage voor woningbouw aan den Hollandersdijk, met voorstel hel voorschot en de bijdrage onder de bij het besluit- gestelde voorwaar den te aanvaarden. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad Dit schrijven luidt als volgt: Naar aanleiding van Uw besluit van den 16 September 1913 No. 318 r/177 is thans bij Koninklijk besluit van den 13 Februari 1914 No. 31 (opgenomen in de Staatscou- 1 rant van 21 Februari 1914 no. 44) aan de gemeente Leeu- warden verleend een voorschot uit 's Rijkskas van 1 343.000 ten einde aan de Woningvereeniging Leeu- warden een voorschot van gelijk bedrag te verstrekken, I ten behoeve van den aankoop van grond voor en den i bouw van 177 woningen en eene bijdrage toegekend in de jaarlijks te betalen annuïteit tot een maximum van 1052.674. Voor 177 zal gelezen moeten worden 184, n.l. 177 aan den Hollanderdijk en 7 aan bet Noordvliet. Aan de toekenning van het voorschot en de bijdrage zijn voorwaarden verbonden, waarvan die vermeld on- der 3 letter a, luidende: ,,dat in het tijdvak tusschen de dagteekening van dil besluit en 1 Mei 1915 in de gemeente Leeuwarden ten minste 118 woningen onbewoonbaar verklaard worden met dien verstande, dat telkens wanneer een blok der I te bouwen woningen zal zijn gereed gekomen, ten ge noegen van Onze Ministers van Binnenlandsche zaken en Financiën zal aangetoond moeten worden, dat het aantal der sedert de dagteekening van dit besluit onbe woonbaar verklaarde, woningen ten minste gelijk is aan tweederden van het aantal der uit het bij dit besluit verleende voorschot gebouwde woningen." onze aandacht heeft getrokken en wel van een eenig H belang moet worden geacht. Toch meenen wij dat er geen overwegend bezwaar bestaat om aan die voorwaarde te voldoen en geven u dan ook in overweging het voorschot en de bijdrage 4 onder de bij genoemd Koninklijk besluit gestelde voor- I waarden te aanvaarden. Wordt voorgesteld dit schrijven dadelijk te behan- I delen. De Voorzitter wijst er op dat de Raad Burgemeester en Wethouders heeft gemachtigd die veranderingen in I de voorwaarden aan te brengen, welke noodig mochten worden door de voorwaarden der Regeering. Burge meester en Wethouders hebben daardoor een zeer rui me bevoegdheid gekregen en zij hebben zich dan ook gemachtigd gerekend enkele formeele wijzigin- I gen aan te brengen. Eén voorwaarde echter is van zoo ingrijpenden aard. dat Burgemeester en Wet houders zich niet verantwoord hebben geacht deze te accepteeren zonder den Raad er in te hebben gekend. Waar zij er evenwel geen bezwaar inzien, om voor 1 I Mei 1915 in de gemeente 118 woningen onbewoonbaar le verklaren, stellen zij voor het voorschot onder deze I voorwaarden te accepteeren. De heer Haverschmidt heeft met bevreemding ken- I nis genomen van de voorwaarde om vóór 1 Mei 1915 I 118 woningen onbewoonbaar te verklaren. Wanneer spreker nagaat dat in 9 jaar 227 woningen, I dat is 25 stuks per jaar. onbewoonbaar zijn verklaard, dan stelt hij zich de vraag of deze eisch wel uitvoer- I baar is. Aanbouwen en onbewoonbaarverklaring moeten na- I tuurlijk samengaan, anders heeft er geen opschuiving I plaats maar om aan deze voorwaarde op zoo korten I termijn te voldoen zou men er toe kunnen komen wo- I ningen onbewoonbaar te verklaren, die het eigenlijk 1 niet zijn. Waar nu de aanbesteding reeds heeft plaats gehad en spreker trouwens een groot voorstander is van wo ningverbetering, zou hij de voorwaarde willen aan vaarden doch niet geheel zonder protest: Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1914. 45 le. omdat het snelle tempo hem bedenkelijk voor komt en 2e. omdat het ten onrechte den schijn geeft, alsof de Raad in deze richting een aansporing noodig heeft. De heer Hiemstra deelt het bezwaar van den heer Haverschmidt niet. Hij acht het een verblijdend teeken dat de Raad van Leeuwarden door deze voorwaarde verplicht is misschien tegen zijn zin meer woningen onbewoonbaar te verklaren dan tot nu toe. De heer Ha verschmidt meent dat het tempo te snel en de tijd te kort is, tengevolge waarvan er woningen onbewoonbaar zullen worden verklaard die het nog niet zijn. Waar er echter hier in Leeuwarden zooveel onbewoonbare wo ningen zijn, is dat gevaar niet zoo groot. Wanneer er 118 worden afgekeurd blijven er nog genoeg over. Er is dan ook geen enkele reden om te protesteeren tegen de Regeering. De heer Haverschmidt heeft gezegd dat aanbouw en onbewoonbaarverklaring gelijken tred met elkander moeten houden, daar er anders geen op schuiving plaats heeft. Gemiddeld, zegt dat raadslid, zijn er in de laatste 9 jaren 25 woningen onbewoonbaar verklaard. Dat getal is te gering, want zoo zullen er verscheidene ja ren verloopen, voor dat er goede woningtoestanden zullen zijn en dat is niet in het belang van de verbete ring van de volkshuisvesting. Spreker is het dan ook oneens met den heer Haverschmidt en wil van een pro test ook niet weten. De heer Tijsma zegt dat een van beiden waar is. Of de gemeente is in gebreke wat betreft de uitvoering van de W'oningwet of zij is het niet. Wanneer zij in ge breke is zijn er nog vele woningen bewoond, die al onbewoonbaar moesten zijn verklaard. I- bet niet het geval en heeft de gemeente de Woningwet goed uitge voerd. dan is de verplichting, door de Regeering aan de gemeente opgelegd, eene verplichting, die kant nog wal raakt. Onbewoonbaarverklaring is de alleruiterste maatregel, die de gemeente mag nemen. Wanneer zij evenwel op zich neemt 118 woningen onbewoonbaar te verklaren, moeten die ook worden gevonden. Spreker zou daarom willen vragen of die te vinden zijn. Als het zoo is, dan heeft de gemeente de Woningwet niet goed uitgevoerd, want het moest niet voorkomen dat bij een zoo laag gemiddelde als 25 per jaar nog 118 woningen le vinden zijn, die voor onbewoonbaarverklaring in de termen vallen. De heer .Menalda is ook zeer verwonderd over de op gelegde voorwaarde om de eenvoudige reden dat, als men nieuwe woningen bouwt in het belang van de volkshuisvesting, waardoor tevens opschuiving kan plaals hebben, de nieuwe woningen er eerst moeten zijn om daarna andere onbewoonbaar te kunnen ver klaren. Wat men van de gemeente eischt is het span nen van de paarden achter den wagen. Het is onrede lijk op te leggen onbewoonbaar le verklaren, opdat ge bouwd kunne worden, althans van Rijkswege de zoo noodige geldelijke steun daartoe worde verleend. De heer Berghuis is ook tegen de voorwaarde ge kant. Hij neemt gaarne aan dat er veel woningen zijn, die onbewoonbaar kunnen worden verklaard. Hij vraagt of dat ook zou gebeuren als de voorwaarde niet was gesteld. Stel dat de Raad de voorwaarde accepteert, en dat er op het allerlaatste oogenblik nog een 25-tal wonin gen onbewoonbaar moeten worden verklaard. Dan moet dat gebeuren en het kan wel eens onmogelijk zijn. De voorwaarde is van zoodanigen aard dat spre-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 2