4ti Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1914.
ker een dergelijk beding niet in een acte zou durven
opnemen. Zijn inziens is het in strijd met de wet een
dergelijke voorwaarde te eischen. Zou ze niet als niet-
geschreven moeten worden beschouwd?
De heer Beekhuis is eveneens verbaasd dat deze
voorwaarde is gesteld. Hij zou het willen noemen een
slag in de lucht, die door niets gemotiveerd is.
In de praktijk is het toch reeds dikwijls gebleken dat
van vele woningen, door Burgemeester en Wethouders
voor onbewoonbaarverklaring voorgedragen, door de
Gezondheidscommissie wordt gezegd dat ze door het
aanbrengen van verbeteringen wel in bewoonbaren
staat zijn te brengen. Het is dan ook zeer wel mogelijk
dat de gemeente niet eens in staat is 118 woningen on
bewoonbaar te verklaren. Spreker wil er de zaak niet
om laten overgaan maar in den geest van den heer lls-
verschmidt de Regeering erop wijzen dat het misschien
zal blijken, dat de gemeente de voorwaarde niet zal
kunnen nakomen.
De lieer Tijsma wijst erop dat er ook moet worden
gelet op het mogelijk appèl bij Gedeputeerde Staten.
Als de Raad de onbewoonbaarverklaring uitspreekt,
kunnen Gedeputeerde Staten dat nog krachteloos ma
ken.
De heer Hiemstra zegt dat de heer Beekhuis zich er
over verwondert dat deze voorwaarde is gesteld. Spre
ker verwondert zich er niet over. Er wordt gebouwd ter
verbetering van de volkshuisvesting. De Regeering nu
wil zekerheid hebben dat, als er gebouwd wordt, hel
opschuivingssysteem in toepassing wordt gebracht.
Wanneer toch geen woningen onbewoonbaar werden
verklaard zouden de nieuwe door menschen van bui
ten kunnen worden betrokken en de krotten bleven be
staan. De Regeering heeft zich ervan willen verzeke
ren dat de nieuwbouw werkelijk tot verbetering der
volkshuisvesting zal leiden.
Wanneer spreker zijn medeleden hoort vragen of het
mogelijk is 118 woningen onbewoonbaar te verklaren,
kan hij zich niet begrijpen dat hij hier zit met Leeu
warder ingezetenen. Spreker kan het nummer van de
huizen niet aanwijzen, maar hij kan zich niet voorstel
len dat Leeuwarders niet weten, dat hier nog zeer veel
woningen zijn die moeten worden afgekeurd. De on
bewoonbaarverklaring gaat hier stuk voor stuk. In 9
jaar toch zijn slechts 225 woningen afgekeurd. Het gaat
echter niet aan te zeggen dat er geen onbewoonbare
woningen meer zijn. Tengevolge van de voorwaarde,
door de Regeering gesteld, gaat de onbewoonbaarver
klaring wat vlugger en spreker juicht het toe dat het
tempo wordt versneld. In plaats van een protest, zou
hij de Regeering een woord van dank willen brengen,
want hij is van oordeel dat de onbewoonbaarverkla
ring krachtig moet worden aangepakt in het belang
van de verbetering van de volkshuisvesting.
De heer Haver.schmidt gaat niet zoover dat hij een
schriftelijk protest zou willen indienen. Zijne opmer
king komt van onverdachte zijde, omdat hij zich nooit
tegen onbewoonbaarverklaringen heeft verzet. Het
blijft echter voorzichtig werk, waarbij men niet ruw
moet ingrijpen.
Is spreker goed ingelicht dan komt er spoedig een
voorstel betreffende 30 woningen, waarover de Ge
zondheidscommissie het met den inspecteur eens is.
Misschien krijgt men in het najaar nog 30, maar dan is
men nog maar halfweg; de termijn van ontruiming zal
altijd wel na 1 Mei moeten vallen.
Het groote bezwaar van spreker blijft echter, dat men
een gemeente die niet in gebreke is en geleidelijk met
onbewoonbaarverklaring te werk gaat, geen onrede-
lijken eisch moet stellen.
De heer Komter (Wethouder), hoopt in de gelegen
heid te zijn verschillende bezwaren van de heeren
Haverschmidt, Menalda, Beekhuis en Berghuis eenigs-
zins te ondervangen. Men zegt: er was voor de Regee
ring geen reden om deze dwingende voorwaarde te stel- j
len. Spreker geeft dit toe maar hij wil toch in herinne- I
ring brengen, dat in 1909 door den Raad is besloten
een verzoek tot de Regeering te richten om een bij- j
drage te mogen ontvangen voor de opruiming van krot
ten. Bij die gelegenheid is een plattegrond der ge-
meente overgelegd, zie bijlage 2 tot het verslag van
's raads handelingen van 1909. waarop met rood zijn I
aangeduid 400 minderwaardige perceelen. Van die
400 zijn sedert afgekeurd 104. zoodat er nog 296 over
blijven.
In 1913 is geen enkele woning afgekeurd. Spreker
wil daarmee niet beweren dat de gemeente in gebreke I
is, want dan zou de aansporing der Regeering noodig
zijn. De Raad kan echter de regeeringsvoorwaarde ge
rust aannemen, want ook zonder die voorwaarde zal j
het getal 118 wel worden bereikt. Nog heden wordt de
eerste serie van een 30-tal woningen ter onbewoon
baarverklaring voorgedragen en het getal van 118 zal
daardoor tot 88 zijn geslonken.
Dat er in 1913 geen enkele woning is afgekeurd is
geschied op grond van woningschaarschheid. Het is dan
ook geen opzet, maar een voorzichtigheidsmaatregel
geweest. Waar evenwel de Woningvereeniging 181 wo-
ningen bouwt, die zij bij voorkeur aan ingezetenen, die j
ervoor in aanmerking komen, verhuurt, is er geen en-
kei bezwaar om de vlotte onbewoonbaarverklaring we-
der toe te passen. Spreker meent dan ook dat de Raad
de voorwaarde wel stilzwijgend kan accepteeren.
De heer Beekhuis heeft geen bezwaar tegen een snel
ler tempo van onbewoonbaarverklaring. Hij is er zelfs
sterk voor het tempo te versnellen. Ilij komt er even- I
wel tegen op dat er door de Regeering zoo maar een I
willekeurig cijfer wordt genoemd. In de praktijk kan I
toch zeer gemakkelijk blijken dat het cijfer van 118 niet I
is te bereiken. De heer Komter zegt wel dat er volgens I
het rapport van den lieer Thorn Prikker van 1909 in I
Leeuwarden 400 minderwaardige woningen zijn, maar I
minderwaardige woningen zijn nog geen onbewoon- I
bare woningen. Dikwijls toch is het gebleken dat der-
gelijke woningen door hel aanbrengen van verbeterin-
gen in bewoonbaren toestand zijn te brengen. Thans I
zijn er nog volgens den heer Komter 296 minderwaar- I
dige woningen. Het is echter de vraag hoeveel onbe-
woonbare daarbij zijn en of het mogelijk is 118 ervan I
onbewoonbaar te verklaren. Het lijkt spreker echter I
toch wenschelijk de voorwaarden te aanvaarden, maar I
hij wil er de Regeering op altent maken, dat het niet I
vooruit is te zeggen, dat er voor 1 Mei 1915, 118 wonin-
gen onbewoonbaar kunnen worden verklaard.
De heer Berghuis sluit zich geheel aan hij den heer I
Beekhuis, maar zal bovendien nog tegen de voorwaar- I
de stemmen. Spreker kan zich nog niet voorstellen dat I
de Regeering een dergelijke voorwaarde kan stellen,
daar de gemeente er door wordt gedwongen woningen I
onbewoonbaar te verklaren, niet, omdat zij onbewoon- I
baar zijn, maar omdat het getal nog niet is bereikt. I
Spreker zit ook nog al eens in woningzaken en hij I
meent dat van de 296 woningen, door den heer Komter
genoemd, misschien wel 100 zijn veranderd in pakhui-
zen en dat er misschien wel 50 van door reparatie in
bewoonbaren staat zijn gebracht, temeer waar gespro- I
ken wordt van „minderwaardige woningen". Spreker
zou nu gedwongen worden zijn stem uit te brengen I
vóór de onbewoonbaarverklaring van woningen, om- I
dat het aantal nog niet is bereikt, terwijl hij niet weet
of die woningen onbewoonbaar zijn. Hij zal tegenstem
men.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1914. 47
De heer Komter Wethouder wijst erop dat met min
derwaardige woningen, woningen worden bedoeld die
voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking komen. In
elk rapport van den heer Thorn Prikker komen wo
ningen voor die met de wet en de verordening in de
hand onbewoonbaar kunnen worden verklaard, maar
waarmee dat om verschillende redenen niet dadelijk
gebeurt. Spreker is ervan overtuigd dat er nu nog wel
meer dan 400 woningen kunnen worden aangewezen,
die niet aan de wet en de verordening voldoen. Men be
hoeft dan ook niet te vreezen dat er geen woningen te
vinden zullen zijn die voor onbewoonbaarverklaring in
de termen vallen.
De Voorzitter zou het jammer vinden als de indruk
werd gevestigd dat Leeuwarden te slap is geweest in de
uitvoering van de Woningwet. Spreker is ervan over
tuigd dat deze indruk onjuist is. Wanneer men toch
het rapport van de heeren Faber en Rengers over de
woningtoestanden leest, ziet men dat Friesland, wat de
uitvoering van de Woningwet betreft, bovenaan staat
en dat ook Leeuwarden een goed figuur maakt. Spreker
meen! dan ook dat er geen aanleiding hoegenaamd was
dat Leeuwarden een dergelijke terechtwijzing van
hooger hand krijgt,
De heer Tijsma heeft terecht opgemerkt dat de Raad
ten slotte de uitvoering der voorwaarde niet in de hand
heeft. Er staat uitdrukkelijk dat voor 1 Mei 1915. 118
woningen onbewoonbaar moeten worden verklaard.
Wanneer de belanghebbenden nu in beroep gaan bij
Gedeputeerde Staten en dit college vernietigt de on
bewoonbaarverklaring. zit de Raad vast. Ilij is echter
van oordeel dat de Raad de voorwaarde wel moet ac
cepteeren. Wat het door den heer Haverschmidt bedoel
de protest aangaat, spreker is van oordeel dat dit geen
effect zal sorteeren De inkleeding van het antwoord
aan den Minister kan de Raad echter wel aan Burge
meester en Wethouders overlaten. Wij zullen ons best
moeten doen om de onbewoonbaarverklaring tot
stand te brengen en als dan eventueel Gedeputeerde
Staten mochten weigeren een besluit tot onbewoon
baarverklaring goed te keuren, vertrouwt spreker wel
de medewerking' van den Minister te erlangen om de
bijdrage te krijgen. Hij zou het jammer vinden door af
stemming de zaak op losse schroeven te zetten.
De heer Hiemslra wijst erop dat hij geen protest wil
zien uitgesproken.
De heer Lautenbach vraagt of het niet mogelijk is
de behandeling aan te houden ten einde het advies van
de gezondheidscommissie te hooren. Deze voorwaarde
is een dwang zonder weerga.
De heer Komter (Wethouder wijst erop dat de aan
besteding reeds heeft plaats gehad en dat voor de laag
ste inschrijvers eiken dag wachten een verloren dag
is. Wanneer de behandeling nu wordt aangehouden is
niet. zeker dat het advies der gezondheidscommissie
er met 14 dagen reeds is en dan verloopt intusschen
(te termijn van 30 dagen, gedurende welken de aan
nemer aansprakelijk is voor zijne inschrijving. Boven
dien heeft spreker met een deskundig lid der Gezond
heidcommissie gesproken, die altijd de woningtoestan
den onderzoekt, Hij had tegen het cijfer van 118 wo
ningen geen bezwaar.
De heer Tulp zegt dat het een moeilijk geval is. De
heer Komter zegt dat er onbewoonbare woningen
genoeg zijn en de heer Berghuis, die ook wel met de
woningtoestanden bekend is, betwijfelt zulks. Hij vraagt
of niet kan worden voorgesteld de Regeering te be
richten dat 118 woningen onbewoonbaar zullen worden
verklaard als daarvoor termen zijn.
De Voorzitter zegt dat dit niet gaat. Wij hebben hier
te doen met een Koninklijk besluit waarin de voor
waarde is opgenomen. Wanneer men tracht dit gewij
zigd te krijgen, zal dat veel tijd kosten. Spreker is
van oordeel dat er wel 118 woningen te vinden zijn,
die voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking ko
men.
De heer G. YV. Koopmans meent dat het bezwaar
van den heer Tulp niet zoo groot is. Wanneer men
toch op 1 April 1915 tot de conclusie komt dat er geen
118 dusdanige woningen te vinden zijn, kan de Raad
den Minister daarvan kennis geven en kunnen zij
den Minister en de gemeente Leeuwarden feliciteeren.
Als Burgemeester en Wethouders verklaren dat het
mogelijk is aan de gestelde voorwaarde te voldoen
heeft spreker geen bezwaar. Ilij ziet in de aansporing
van de Regeering om een beetje te avanceeren geen
kwaad.
De heer van Messel heeft den heer Komter hooren
zeggen, dat bij de zaak veel haast is. daar de aanbe
steding reeds heeft plaats gehad. Spreker zal zich door
deze mededeeling niet laten beïnvloeden. Hij noemt
het wel wat onvoorzichtig van het Bestuur der Wo
ningvereeniging een aanbesteding uit te schrijven
vóórdat men de toezegging van het Rijkssubsidie heeft.
Wat nu de voorwaarde aangaat, om in een tijdsverloop
van circa één jaar 118 woningen onbewoonbaar te ver
klaren. meent spreker dat het voor den Raad onaan
nemelijk is zich daartoe te verbinden. Spreker zal dus
tegen het voorstel moeten stemmen.
De heer Lautenbach zegt dat de aanbesteding nog
geen acht dagen geleden heeft plaats gehad. Het is
niet onmogelijk dat hel advies der gezondheidscom
missie binnen 14 dagen bij den Raad is ingekomen.
De gezondheidscommissie zal toch, wetende de omstan
digheden. wel spoedig antwoorden en dan weet de
Raad hoeveel woningen er zijn. Spreker acht het be
neden de waardigheid van den Raad. op hoog bevel
een aantal woningen onbewoonbaar te verklaren, wan
neer de noodzakelijkheid niet absoluut gebleken is.
De heer Tijsma vindt dat het advies der gezond
heidscommissie weinig zal baten. De raadsleden moe
ten vóór of tegen stemmen en daarop kan het ad
vies der gezondheidscommissie niet influenceeren. De
Raad kent de gevolgen van tegenstemmen. n.I. deze,
dat het werk van de Woningvereeniging daardoor voor
eenige maanden van de baan is. Deze consequentie is
spreker te groot om tegen te stemmen. De Regeering
handelt evenwel eigenaardig door op deze wijze zich
te mengen in de gemeentelijke autonomie, waar aan
de gemeente de uitvoering der Woningwet is opge
dragen.
De heer Komter (Wethouder) zegt dat de wet en
de verordening de regelen aangeven voor de onbewoon
baarverklaring. Nooit zal dan ook een woning onbe
woonbaar worden verklaard, die aan de eischen van de
wet en de verordening voldoet. Wanneer derhalve
mocht blijken dat er geen 118 woningen zijn die in de
termen vallen, hebben wij dit slechts aan te toonen
en is daarmede de zaak klaar.
De heer van Messel is. als gewoonlijk, al weer heel
spoedig klaar zich met een verwijt tot deze of gene
te richten.
Het bestuur der Woningvereeniging heeft zich, al
vorens over te gaan tot aanbesteding, overtuigd dat
de adviseurs der Regeering de plannen goedvonden
en ook dal de Regeering de financieele opzet naar ge
noegen was. Het Koninklijk besluit was er evenwel