50 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1914. De heer Tijsma wenscht een korte opmerking te maken. Van zekere zijde heeft men er spreker wel eens op attent gemaakt, dat men zich in den regel aan een voordracht moet houden, tenzij er redenen zijn ervan af te wijken. Spreker kan zich best plaatsen op het standpunt van het hoofd der school, die zegt: ik werk liefst met het personeel dat ik ken. Spreker meent dan ook, dat de voordracht zeer consequent is en dat de Raad er zich aan moet houden. De heer Sclioondermark (wethouder zegt dat de heer Beekhuis heeft laten doorschemeren, dat no. 1 op dat nummer is geplaatst omdat zij tijdelijk is en hij vindt dat een verkeerd systeem. Burgemeester en Wet houders vinden dit in het algemeen ook en zouden, dit als antwoord op de vraag van den heer G. W. Koop- mans, niet als regel wenschen. Hier echter heeft men niet te doen met iemand die kersversch komt, want zij heeft drie jaar buiten gewerkt en drie en een half in het Old Burger Weeshuis. Wanneer zij nu niet be noemd wordt, raakt zij hare betrekking kwijt. Dit alles heeft het hoofd der school doen besluiten, haar op no. 1 te plaatsen en de schoolopziener en Burgemeester en Wethouders hebben zich daarbij neergelegd. De beraadslaging wordt gesloten. Met 16 stemmen wordt benoemd mej. A. de Vries. Op mej. O. Leopold zijn 5 stemmen uitgebracht. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hert te machtigen I/.M. de Koningin te verzoeken om verlenging van den termijn van vrijstelling der aan de gemeente opgelegde verplichting tot het oprichten van een beperkten dagcursus voor herhalingsonderwijs voor meisjes. Dit voorstel luidt als volgt: Bij Koninklijk besluit van 17 Mei 1909 no. 18 werd aan deze gemeente tot 1 Mei 1914 vrijstelling verleend van de verplichting voor meisjes gelegenheid te verschaf fen om, buiten avonduren, 96 uren in het jaar herha lingsonderwijs te genieten. De beweegredenen, welke toenmaals tot het verlee- nen van die vrijstelling hebben geleid, pleiten daar ook nu nog voor. Er wordt hier toch gedurende de win termaanden (van 1 October1 April) des avonds van 68 uur. tot een totaal van 192 uren, herhalingsonder wijs gegeven in lokalen van gemeenteschool no. 7. De meisjes ontvangen dat onderwijs afgescheiden van de jongens, wien daarvoor gelegenheid wordt gegeven in lokalen van gemeenteschool no. 11. De lessen zijn zoo ingericht dal door haar, die slechts 96 uren onderwijs wenschen te ontvangen, het eerste lesuur van eiken avond kan worden gevolgd. Klachten over het alleen des avonds gelegenheid geven voor dat onderwijs zijn nimmer ingekomen. Integendeel neemt het aantal deelneemsters ieder jaar toe. Trouwens lange of gevaarlijke wegen behoe ven de meisjes vóór of na het volgen van de lessen niet te gaan. Er mag dus worden aangenomen, dat de be hoefte aan een beperkten dagcursus te Leeuwarden niet wordt gevoeld. Op grond van het voorafgaande hebben wij dan ook de eer U voor te stellen te besluiten: Burgemeester en Wethouders te machtigen Hare Majesteit de Koningin te verzoeken om verlenging van den termijn van vrijstelling der bij de wet aan de ge meente opgelegde verplichting tot het oprichten van een beperkten dagcursus voor herhalingsonderwijs voor meisjes. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van het verslag omtrent de wijze, waarop het op de gemeente-begrooting voor 1913 toegestaan be drag voor het in artikel 35 der Leerplichtwet omschreven doel is besteed. Hel aan Gedeputeerde Staten uit te brengen verslag luidt als volgt: Op grond van art. 35 der leerplichtwet is bij raads besluit van 27 Augustus 1901 eene regeling getroffen, die is goedgekeurd bij resolutie van Gedeputeerde Staten d.d. 19 December d. a. v. no. 71. In verband hiermede zijn op de goedgekeurde be- grooting voor het jaar 1913 toegestaan voor: a. kosten van rechtstreeks van gemeentewege ver strekte voeding en kleeding aan behoeftige schoolkin deren 450. b. subsidie aan vereenigingen, commissiën of school besturen ten behoeve van het verstrekken van voeding aan behoeftige schoolkinderen 75. c. kosten ter uitvoering van het bovenomschreven raadsbesluit 70. Uit het toegestaan bedrag sub. a. hebben met inacht neming van de bij raadsbesluit van 27 Augustus 1901 gestelde bepalingen uitsluitend verstrekkingen van schoeisel plaats gehad. Aanvragen om andere kleeding of om voedsel wer den niet aan Burgemeester en Wethouders overge bracht. De verstrekkingen hadden plaats van 13 Januari tot en met 6 Maart. Het getal verstrekte paren klompen bedroeg 957, als volgt verdeeld over de scholen: gemeenteschool no. 56 paar klompen 7 1 „8 267 ..9 173 .10 197 11 240 schippersschool 73 (De leerlingen van scholen 5 en 7, aan wie klompen werden uitgereikt, waren op die scholen geplaatst we gens gebrek aan ruimte op kostelooze scholen.) De kosten van aanschaffing van klompen hebben een bedrag gevorderd van 450. Van het toegestaan bedrag sub. b. is in 1913 geen gebruik gemaakt, terwijl dat sub. c. aan den persoon, belast met de afgifte der klompen, ten volle is uit gekeerd. Met algemeene stemmen wordt- besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4 Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen te machtigen met P. G. Halbertsma te Grouw eene overeenkomst aan te gaan tot opheffing van de erfdienst baarheid, ten voordee/e van den aan hem behoorenden molen ,,de Kroon" aan den Kanaalweg z.z,, rustende op het nabij gelegen, aan de gemeente behoorende per ceel weiland, kadastraal bekend sectie G. no. 83ID (vroeger 3572). Dit voorstel luidt als volgt: Bij acte van den 13 December 1901 kocht de gemeente uit de nalatenschap van W. J. Talsma twee percee- len weiland aan het Nieuwe Kanaal. Het eene perceel, toenmaals kadastraal bekend sectie G. no. 3572, is ten behoeve van den molen „de Kroon", blijkens acte van scheiding d.d. 1 Augustus 1854, verleden voor den notaris Jan Albarda Hzn. te Leeuwarden en de betrekkelijke koopacte, belast met de erfdienst baarheid van weg naar, tot het gebruik maken van het land voor het inbrengen van zware of groote Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1914. 51 voorwerpen voor dien molen, alsmede dat het steeds als weiland moet worden gebruikt en daarop geene ge bouwen of boomen mogen worden geplaatst dan met schriftelijke toestemming van den eigenaar van be doelden molen. De nieuwe eigenaar, de heer P. G. Halbertsma te Grouw, verklaart zich thans bereid afstand te doen van deze erfdienstbaarheid, waarvan de opheffing bij mogelijke bebouwing van het bedoelde weiland een vereischte is. Naar aanleiding hiervan hebben wij de eer L' in over weging te geven te besluiten: Burgemeester en Wethouders te machtigen met den heer P. G. Halbertsma te Grouw, eigenaar van den mo len „de Kroon" c.a. aan den Kanaalweg Z.Z., kadastraal bekend sectie G. no. 6211, eene overeenkomst aan te gaan, waarbij hij tegen den prijs van 1.afstand doet van de erfdienstbaarheid, blijkens acte van scheiding d.d. 1 Augustus 1854, overgeschreven ten hypotheek- kantore te Leeuwarden den 18 Augustus 1854, deel 275 no. 21 en de koopacte d.d. 13 December 1901, overge schreven ten zelfden kantore den 28 December 1901, deel 1204 no. 10. rustende op het voormalige kadastrale per ceel sectie G. no. 3572, thans opgenomen in het per ceel sectie G. no. 8815, omvattende: 1°. het recht om gebruik te maken van het land als weg naar en tot het inbrengen van zware of groote voorwerpen in den molen c.a.; 2°. het recht te verbieden bedoeld perceel anders te gebruiken dan als weiland en om daarop gebouwen te plaatsen en boomen te planten, tenzij met schriftelijke toestemming van den eigenaar van den molen „de Kroon". Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om met intrekking van het raadsbesluit van 22 Juli 1.913 no. 256'i; 144 aan 11. A. Vosman, alhier, en zijne recht verkrijgenden vergunning te verleenen tot het maken en tot wederopzeggens hebben van een zuig leiding met steun pilaren op en over den Westersingel, run de stadsgracht af tegenover en naar liet perceel, kadastraal bekend sectie Ino. 1093. Dit voorstel luidt als volgt: Bij raadsbesluit van 22 Juli 1913 no. 256 R./144 werd aan H. A. Vosman, meelfabrikant alhier, vergunning verleend tot het maken en tot wederopzeggens toe heb ben van een scheepselevator met bijbehoorende trans portinrichting. elevatorhuisje en steunpilaren op en over den Westersingel van de stadsgracht af tegenover en naar het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeu warden, sectie D no. 1093. Thans deelt hij ons mede die inrichting te willen vervangen door een zuigleiding van 10 cM. inwendige wijdte, welke 5.75 M. boven den beganen grond komen en rusten zal op twee steunpilaren van 50 cM. vierkant Die palen zullen komen waar eerst het elevatorhuisje en de steunpilaar ontworpen waren. Hij verzoekt de bo venbedoelde vergunning hiermede in overeenstem ming te brengen en in verband met den kleineren om vang van de meer eenvoudige inrichting de op 15. gestelde jaarlijksche recognitie te verminderen. Met deze verandering kunnen wij wel medegaan. Door de minder omvangrijke inrichting en de hoogere plaatsing boven den beganen grond zal de zuigleiding minder dan de scheepselevator met bijbehooren in het oog vallen en minder kans voor ontsiering van de om geving opleveren. Bovendien zal de kademuur niet door een elevatorhuisje worden belast. Tengevolge van een en ander zullen de voorwaarden eenige wijziging moeten ondergaan. Die sub 1 en 3 van het bovenaange haalde raadsbesluit kunnen vervallen, de laatste om dat een zuigleiding uit haar aard stofdicht moet zijn. Nu van gemeentegrond minder gebruik zal worden gemaakt, is er ook geen bezwaar de recognitie van 15.'sjaars te verminderen. Deze zouden wij thans op 10.gesteld willen zien. Waar de inrichting een andere zal worden, komt het ons eenvoudiger voor het raadsbesluit van 22 Juli 1.1. door een geheel nieuw te vervangen. Onder overlegging van de op deze aangelegenheid betrekking hebbende stukken hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: met intrekking van het raadsbesluit van 22 Juli 1913 no. 256 R./144, aan H. A. Vosman, meelfabrikant alhier en zijne rechtverkrijgenden vergunning te verleenen, voor zoover de gemeente betreft en behoudens de rech ten van derden, tot het maken en tot wederopzeggens toe hebben van een 5.75 M. boven den beganen grond ge legen zuigleiding, inwendig wijd 10 cM., met twee steunpilaren van 50 cM. vierkant op en over den Wes tersingel, van de Stadsgracht af tegenover en naar het perceel, kadastraal bekend sectie D no. 1093, zooals een en ander is aangeduid op de bij het verzoekschrift ge voegde teekening. onder voorwaarde: 1*. dat de steunpunten onder de zuigleiding op vol doend sterke fundeering en. voor zoover aan de gracht geplaatst, op een afstand van ten minste 50 cM. van de voorzijde van den walmuur langs de gracht aan genoemden singel worden gesteld; 2°. dat het geheele toestel ten genoegen van Burge meester en Wethouders wordt geverfd en voortdurend netjes onderhouden: 3°. dat de op den berm van den singel geplaatste steunpunten met hunne fundeeringen den daarbij staanden boom en zijne wortels niet mogen hinderen; 4°. dat de bovenstaande voorwaarden ten genoegen van Burgemeester en Wethouders worden nageleefd; 5°. dat binnen een maand, nadat van de intrekking dezer vergunning schriftelijk kennis is bekomen, al hetgeen in, op of over den openbaren weg is gemaakt, verwijderd en die weg in den vorigen staat terugge bracht is, een en ander op kosten van den vergun ninghouder en ten genoegen van Burgemeester en Wethouders, bij gebreke waarvan van hunnentwege voor rekening van den vergunninghouder in het nalatige wordt voorzien; 6°. dat als erkentenis van den eigendom der ge meente van den weg, waarin, -op en -over het toestel wordt gemaakt en gehouden, jaarlijks vóór of op den len Mei, voor het eerst vóór of op den len Mei 1914, ten kantore van den ontvanger dezer gemeente de som van tien gulden wordt betaald. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 6. 1 oor stel van Burgemeester en Wethouders om aan *8. Krol, R. von der Herberg en G. v.d. Veer voorden tijd van één jaar, ingaande 12 Mei 1914 en eindigende 12 Mei 1915, ondershands te verpachten de opkomsten onderscheidenlijk van de Vlietster- en de Boomsbrug, de Blauwebrug en de Poppebrug. Dit voorste) luidt als volgt: De pachter van de opkomsten der Vlietster- en der Boomsbrug, S. Krol, heeft Uwe Vergadering verzocht, hem, na het einde van den loopenden pachttijd op 12 Mei 1914, opnieuw als zoodanig toe te laten tegen de zelfde pachtsom van 124.— 'sjaars en on dezelfde voorwaarden. Nadat dit verzoek door U in onze handen om prae-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 5