60
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Maart 1914.
Dit voorstel luidt als volgt:
IJoor Uwe Vergadering werd het hierbij teruggaan
de adres van G. Nieuwland, alhier, om prae-advies in
onze handen gesteld. Deze verzocht daarbij hem, nu
zijne huurjaren met Mei a.s. eindigen, het koetshuis
bij de villa Baensein met bijbehoorende landerijen op
nieuw voor vijl' achtereenvolgende jaren te verhuren.
Daar hij meent, dat de mogelijkheid bestaat, dat de
perceelen weiland aan den Harlingerstraatweg (hard-
draversbaan) mede bestemd worden tot het houden
van oefeningen door militairen, vraagt hij vooraf
schatting van de huurwaarde door een deskundige,
waarbij dan met die omstandigheid rekening wordt
gehouden.
De door verzoeker veronderstelde mogelijkheid be
stond toen inderdaad en deze was mede oorzaak, dat
eerst thans aan de ons verstrekte opdracht, om U van
prae-advies te dienen, kan worden gevolg gegeven.
Kort voor de ontvangst van Nieuwland's adres had
ons toch van den Luitenant-Kolonel, Regiments-com
mandant alhier, een schrijven bereikt, waarin hij de
aandacht vestigde op het gebrek aan voldoende ruimte
voor oefeningen van het garnizoen en de noodzake
lijkheid betoogde, dat daarin wordt voorzien. Ten ein
de de noodige verbetering te kunnen verkrijgen, acht
te hij o.m. de beschikbaarstelling voor genoemd doel
van de twee perceelen weiland, ook door Nieuwland in
zijn bovenaangehaald adres vermeld, wenschelijk.
Daar de aanwezigheid alhier van het garnizoen een
gemeentebelang is, waren wij van oordeel, dat het op
den weg der gemeente lag, te trachten, om de gerezen
bezwaren zooveel mogelijk weg te nemen, althans klei
ner te maken. Door deze gedachte geleid, hebben wij
er1 bij de onderhandelingen met Nieuwland rekening
mede gehouden, dat de beide perceelen aan het gar
nizoen in gebruik zullen worden gegeven. Dat gebruik
is echter van invloed geweest zoowel op den prijs
waarvoor als op de voorwaarden, waaronder het land
zal worden verhuurd.
De uitkomst van de langdurige onderhandelingen is
geweest, dat Nieuwland bereid was voor een nieuwe
inhuring een som van 800.per jaar te betalen, en
dat dan als bepalingen zullen gelden, dat de perceelen
II en 111, kadastraal bekend sectie D no. 1022 en 1023,
gelegen aan den Harlingerstraatweg, alleen beweid en
nimmer gemaaid mogen worden en daarop door het
garnizoen elementaire en gesloten exercitiën mogen
worden gehouden, terwijl perceel I, kadastraal bekend
in dezelfde sectie no. 1392, en gelegen achter de villa
Baensein en het koetshuis, jaarlijks vóór 10 Juli één
maal mag gemaaid en verder geheel moet beweid wor
den. Dat perceel moet door en op kosten van den huur
der voldoende worden bemest. De mest, welke daarna
nog mocht overblijven, mag evenwel door hem worden
verkocht. Dit is billijk, omdat de huurder genoodzaakt
zal zijn hooi te koopen en hij in de deswege te doene
uitgaven door den mestverkoop dan eenigermate zal
worden tegemoetgekomen. In de ontwerp-voorwaarden
hebben wij thans ook opgenomen de bepaling, welke
voor alle zathen en landen, die door de gemeente ver
huurd worden, is gesteld, namelijk dat de huurder, in
geval van vernieuwing, herstelling en verven van het
koetshuis, stal en schuur, of een van deze. gehouden is
kost, drank en arbeidsloon der werklieden, dakpannen,
spijkers en glas, benevens het vervoer der materialen
voor zijne rekening te nemen. Hiertegen maakte Nieu-
land bezwaar, omdat dit een middellijke verhoo
ging van de h uursom beteekende. Wij achtten het
evenwel billijk in deze denzelfden regel te laten gelden
als voor de huurders der andere gemeentelijke boere-
plaatsen, al moesten wij anderzijds de geopperde be
denkingen toegeven. Daarom droegen wij den
Directeur der gemeentewerken op na te gaan
hoe hoog die kosten gemiddeld per jaar gedu
rende de laatste vijf jaren geweest waren. Dit
bleek 40.te zijn, zoodat wij met Nieuw
land overeenkwamen den huurprijs op 760. -'sjaars
te stellen. Thans bedraagt deze 1070.of 310.
meer. Die prijs was echter thans moeilijk te bedingen,
tengevolge van de bestemming van het grootste ge
deelte der landen tot exercitieterrein van het garni
zoen. Wij vinden hem voldoende, vooral omdat niet ge
zegd kan worden hoeveel het weiland door die bestem
ming zal lijden; dit hangt af van het meer of minder
gebruik. Eene openbare verhuring zou naar onze mee
ning geen voordeeliger uitkomst gegeven hebben
Mocht onverhoopt later blijken, dat de huursom te
laag is in verhouding tot de opbrengst, dan kan de
huur opgezegd worden. Immers, met het oog op den
leeftijd van Nieuwland en op diens verzoek kan de
huurtijd bepaald worden op één jaar, met stilzwijgen
de verlenging van jaar tot jaar, uiterlijk tot l Novem
ber 1918. wat de twee achter elkaar gelegen weilanden
aan den Harlingerstraatweg aangaat, en tot 12 Mei 1919,
voor zooveel het koetshuis met het daarachter gelegen
land betreft, zoo niet ten minste drie maanden vóór den
afloop van ieder huurjaar door een der partijen op
zegging heeft plaats gehad.
l it het bovenstaande is Uwe Vergadering reeds ge
bleken, dat het onzerzijds noodig wordt gevonden de
twee meergemelde perceelen als exercitieterrein aan
het Rijk in gebruik te geven.
Om de aangevoerde redenen verdient het aanbeve
ling ten deze van het Rijk geen vergoeding te vragen.
Wel behoort het te betalen de kosten, welke eventueel
gemaakt moeten worden, om het terrein beter aan zijne
bestemming te doen beantwoorden. Mocht daarvoor
drainage van het land en demping van de tusschen de
perceelen gelegen scheidingssloot noodig zijn, dan
moet dit ten koste van het Rijk geschieden. In dezen
geest is de Luitenant-Kolonel, Regiments-commandant
alhier door ons dan ook ingelicht; deze verklaarde een
zoodanige beschikbaarstelling te waardeeren en dit
aan Hoogerhand te zullen mededeelen.
Op grond van het voorafgaande hebben wij de eer
IJ voor te stellen te besluiten:
1. aan G. Nieuwland, alhier, ondershands tegen de
som van zevenhonderd zestig gulden 760.'s jaars
te verhuren het koetshuis met stallen enz. van de villa
Baensein en weilanden, alles gelegen aan of bij den
Harlingerstraatweg, als:
perceel 1: huis, stal, schuur, tuin en weiland, kada
straal bekend gemeente Leeuwarden, sectie D no.
5392, groot 1.59.10 H.A.:
perceel II: weiland, kadastraal bekend alsvoren no.
1022, groot 2.07.00 H.A.
perceel lit: weiland, kadastraal bekend alsvoren no.
1023, groot 2.20.50 H.A.,
zulks voor den tijd van één jaar, wat perceel 1 be
treft ingaande 12 Mei 1914 en eindigende 12 Mei 1915
en wat de perceelen II en 1H aangaat gerekend te zijn
ingegaan 12 November 1913 en eindigende 1 November
1914, met dien verstande dat de huur geacht wordt stil
zwijgend van jaar tot jaar, uiterlijk tot onderschei
denlijk 12 Mei 1919 en I November 1918, verlengd te
zijn, zoo niet ten minste drie maanden voor den afloop
van ieder huurjaar door een der partijen bij aangetee-
kenden brief opzegging heeft plaats gehad,
onder gehoudenheid te gedoogen, dat de percee
len II en III voor elementaire en gesloten exercitiën
van het garnizoen alhier worden gebruikt en dat. des
noodig, deze gedraineerd en de tusschenliggende sloot
gedempt worden,
en verder op de voorwaarden, welke Burgemeester
en Wethouders geraden zullen voorkomen;
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Maart 1914. 61
11. aan het Rijk vergunning te verleenen de per
ceelen weiland, kadastraal bekend gemeente Leeuwar
den. sectie D, no. 1022, groot 2.07.00 E.A., en no. 1023,
groot 2.20.50 H.A., aan den Harlingerstraatweg, koste
loos en tot wederopzeggens toe te gebruiken voor het
houden van elementaire en gesloten exercitiën door het
garnizoen alhier, met dien verstande dat de kosten van
het draineeren van die perceelen en van het dempen
van de daartusschen gelegen scheidingssloot, een en
ander zoo noodig, te zijnen laste komen,
en wijders op de door Burgemeester en Wethouders
noodig geachte voorwaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6'. Herstemming over art. 2 der ontwerp-verordening
tot wijziging der Algemeene Politieverordening voor de
gemeente Leeuwarden, waarover in de vergadering van
10 Februari 1914 de stemmen staakten, en nader
voorstel der Commissie voor het ontwerpen van straf
verordeningen tot wijziging dier verordening Gemeente
bladen 1910 no. 12, 1911 no. 14 en 1912 no. 24)
(Bijlagen nos. 5 en 7).
Art. 2 van het voorstel der Commissie voor de straf
verordeningen wordt verworpen met 11 tegen 8 stem
men.
Vóór stemmen de heeren: Fransen, Berghuis, Co-
hen, Oosterhoff. van Sloterdijck, Haverschmidt, Me-
nalda en Schoondcmark.
Tegen de heeren: J. Koopmans, Hiemslra. Lauten-
hach, Zandstra, Tiemersma, Tijsma, Tulp, Jellema, G.
\V. Koopmans, van Messel en Komter.
Aan de orde is art. 4, met de nadere redactie der
commissie, welke door haar bij niet aanneming van het
oorspronkelijk voorstel in overweging wordt gegeven
onderdeel I van bijlage no. 7).
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Menalda
een nieuw amendement is ingediend, dal dan het nieu
we artikel iObis moet worden. Het luidt:
..Het is verboden op aan de straat gelegen stoepen
voorwerpen te hebben, waardoor gevaar, schade oi
hinder kan ontstaan."
Dit amendement wordt ondersteund en maakt, tege
lijk met het voorstel van de Commissie voor de straf
verordeningen, een onderwerp van beraadslaging uit
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tijsma zou het wenschelijk vinden dat de
behandeling van deze kwestie werd aangehouden.
Zulke amendementen, die zoo maar in de vergadering
worden ter tafel gebracht, geven bijna altijd aanleiding
tot verwarring.
De Voorzitter meent dat het amendement wel kan
worden behandeld.
De heer Tijsma handhaaft zi jn standpunt en zegt dat
er m de vorige vergadering toch blijkbaar door den
Raad verkeerd is geoordeeld.
De Voorzitter: „dat staat nog te bezien".
De heer Hiemstra vindt het beter dit amendement in
handen te stellen van de Commissie voor de strafver
ordeningen. Hij meent dat dit beter is dan later terug
I te komen op een genomen besluit. Dat moet niet dan bij
luioge uitzondering gebeuren.
De Voorzitter heeft tegen aanhouding van de behan
deling geen bezwaar.
Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig
besloten.
Aan de orde is het voorstel der Commissie voor de
strafverordeningen betreffende het verbod om hoorn
vee te doen leiden door een persoon beneden den leef
tijd van 16 jaren, (onderdeel II van het nader voor
stel, bijlage no. 7.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tulp heeft in de vorige vergadering het
voorstel van den heer Tiemersma ondersteund. Hij
was de meening toegedaan dat een man van 18 jaar
krachtiger is dan een jongen van 16 en hij is dat nog.
Nu er echter door de veehandelaren zooveel bezwaren
tegen den 18-jarigen leeftijd worden ingebracht, zal
spreker voor den 16-jarigen leeftijd stemmen.
Den heer Tiemersma is het bij het nalezen der stuk
ken gebleken hij heeft dit den vorigen keer ook al ge
zegd dat er in het adres geen enkel steekhoudend
argument is aangevoerd voor den 16-jarigen leeftijd.
Wanneer spreker het adres nagaat leest hij daarin
dat er, wordt de 18-jarige leeftijd aangenomen, in
drukke tijden als de hooiïng te weinig veedrijvers zul
len zijn. Dat is toch een exceptioneel geval en daarmee
behoeft de Raad geen rekening te houden. Vervolgens
wordt in het adres gezegd dat het veedrijven een vak
is dat moet worden aangeleerd. Spreker is het daar
mede een*. Wanneer dan ook de 16-jarige leeftijd
wordt aangenomen is die leertijd wel wat kort en daar
om zou het beter zijn den 18-jarigen leeftijd te nemen.
Dan is er meer gelegenheid om routine te krijgen en
een betere veiligheid gewaarborgd. Ook is in het adres
een minder juiste opmerking gemaakt, n.l. deze, dat de
leeftijd van de meeste boerenknechten van 16 tot 18
jaar is. Dat is niet geheel juist. De boereknechten zijn
meest allen al 18 jaar. Al wat daar beneden is zijn de
jongens. Uit het adres blijkt dat het er om te doen is
het vee op de goedkoopste manier op de markt te krij
gen. Wat de opmerking aangaat dat de politie handen
vol werk zal krijgen als de 18-jarige leeftijd wordt
aangenomen, als de Raad zich daaraan stoort is het be
ter in het geheel geen verordeningen te maken, want
iedere verordening brengt meerder werk voor de po
litie. Waar echter in het rapport van den Commissaris
van Politie staat dat hij er geen bezwaar in ziet den
leeftijd op 16 jaar te bepalen, zal spreker meegaan met
het voorstel der Commissie. Hij heeft echter één be
zwaar n.l. dit, dat hetzelfde artikel het vervoer van 3
koeien tegelijk toestaat. Dit is voor spreker een groot
bezwaar, maar hij wil wel eens probeeren hoe het gaat.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 18 stemmen tegen t stem, die van den heer van
Sloterdijck, wordt besloten overeenkomstig het voorstel
der Commissie voor het ontwerpen van strafverorde
ningen.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
van Mevr. de weduwe H. G. de Groot geboren M. v. d.
Werff, voor de som f 12.500.vrij op naam aan te
koopen het perceel Gouverneursplein No. 40.
Dit voorstel luidt als volgt:
Van mevrouw de weduwe H. G. de Groot geboren