l
64 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1914. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1914.
65
il
II;
wanneer dat zijne bedoeling is, de motie anders moet
inkleeden. De opneming in het pensioenfonds kost allen
werklieden 1.224, 1.voor een afschrift van de
aanstelling en 0.22* voor een door de wet geëischte
verklaring. Wanneer echter een weduwe gepension-
neerd moet worden, kan zij al naar gelang van het
aantal kinderen voor elk moet een uittreksel uit het
geboorteregister worden overgelegd meer of minder
verschuldigd zijn. Per kind kost dat 1.
Spreker meent dat aanhouding van behandeling
overbodig is. Hij stelt voor de behandeling te doen
doorgaan en vraagt of het voorstel van den heer G. W.
Koopmans ook wordt ondersteund.
Dit voorstel wordt niet ondersteund en maakt der
halve geen onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Zandstra vraagt of de kosten voor de pen-
sionneering van weduwen en weezen direct moeten
worden betaald of niet eerder als een vrouw weduwe
is.
De Voorzitter antwoordt dat de kosten moeten wor
den betaald als een pensioen wordt aangevraagd. Door
de betaling van 1.22è zijn de ambtenaren in beide
fondsen zoowel voor eigen als voor weduwen en wee-
zenpensioen opgenomen. Indertijd nu is er lang en
breed over gesproken wat de gemeente te haren laste
zou nemen en toen is er een regeling getroffen, die
gerust zeer vrijgevig kan worden genoemd. Er zijn
een groot aantal gemeenten die vrij wat meer van de
ambtenaren vragen dan Leeuwarden doet. De kosten
zijn betrekkelijk gering.
Toen dan ook aan de werklieden de keus is gelaten
of zij die kosten ineens of bij gedeelten wenschten te
voldoen, hebben b.v. 55 man van de reiniging, zoowat
het geheele personeel dus, verklaard het bedrag in eens
te willen betalen. Spreker is van oordeel dat men
met een dergelijk adres had moeten aankomen. Hij
vermoedt dat er werklieden zijn, die het jammer vinden
dat dit adres is ingediend.
Den heer Zandstra komt het vreemd voor dat de
kosten zoo gering zijn, omdat reeds eenige gemeenten
zich tot den minister hebben gewend met een verzoek
om wetswijziging.
Hij meent dan ook dat het wel goed is, dat de Raad
thans besluit om ook de kosten te betalen voor de aan
vraag van weduwen- en weezenpensioen. De weduwen
van gemeentewerklieden toch zijn in den regel niet
zoo ruim bij kas.
De Voorzitter herhaalt dat de heer Zandstra dan in
ieder geval zijn motie moet wijzigen. Spreker wijst
erop dat de meening van den ambtenaar ter secretarie,
die met deze zaken is belast, deze is en spreker ver
moedt dat ze juist is, al heeft hij er de zegelwet
niet op nageslagen dat, ingeval een weduwe van
een gemeentewerkman niet in staat is de kosten te
betalen, verbonden aan de aanvraag om weduwen- en
weezenpensioen, zij daarvan met een bewijs van on
vermogen vrijstelling kan krijgen.
De heer Zandstra moet evenwel in zijne motie nog
inlasschen:
„ook voor het aanvragen van pensioen."
De heer J. Koopmans wijst erop dat in de over
wegingen der motie citaat: de werkzaamheden die
moeten worden gedaan om in het pensioenfonds te
worden opgenomen.
Spreker vraagt of de gemeente ervoor moet zorgen.
Zoo ja, dan draagt die ook de verantwoordelijkheid voor
de richtige aanvraag.
De Voorzitter meent dat daarvan in de motie geen
sprake is. Ze luidt: „De Raad, kennis genomen hebben
de van het adres der gemeentewerklieden,
van oordeel, dat de kosten en werkzaamheden, voort
vloeiende uit de opneming in het Rijkspensioenfonds,
door de gemeente dienen te worden gedragen,
besluit de gemeentewerklieden en ambtenaren vrij te
stellen van betaling van zegelrechten, benoodigd voor
de stukken om in het Rijkspensioenfonds te worden
opgenomen".
De moeite wordt wel door de ambtenaren ter se
cretarie gedaan, want zij maken de stukken in orde.
De heer J. Koopmans vraagt of dit een verplichting
is, die de gemeente heeft.
De Voorzitter: „Ja, er moeten afschriften worden
verstrekt". De grootste moeite evenwel is het verza
melen van alle gegevens.
De heer Zandstra wil zijn motie intrekken tot over
14 dagen.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Zandstra diens
motie heeft ingetrokken. Ze maakt derhalve geen on
derwerp van beraadslaging meer uit.
De heer Hiemstra doet opmerken dat de Raad het
zelfde kan bereiken door tegen het prae-advies van
Burgemeester en Wethouders te stemmen. Dat betee-
kent toch inwilliging van het adres der gemeentewerk
lieden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 20 tegen 3 stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Vóór stemmen de heeren: Lautenbach. Fransen.
Berghuis, Jellema, G. W. Koopmans, Cohen, Tulp, van
Messel, Haverschmidt, Tijsma, J. Koopmans, Peletier,
Oosterhoff. v. Slotendijck, de Haan, Beekhuis. Menalda,
Vonck, Schoondermark en Komter.
Tegen de heeren: Tiemersma, Zandstra en Hiemstra.
9. schrijven van voogden der stadsarmenkamer be-
trefende de pensioensaanspraken van ambtenaren, ver
bonden aan het Stadsarmhuis.
Wordt voorgesteld dit. schrijven te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders ten fine van prae-
advies.
De heer Menalda kan geheel meegaan met het voor
stel om het schrijven van voogden der Stads-Armen-
kamer om prae-advies in handen van Burgemeester en
Wethouders te stellen, doch wijst erop dat art. 71 der
pensioenwet luidt:
„De besturen van gemeenten, waar op 1 October 1913
pensioenbepalingen gelden die hoogere pensioenaan
spraken geven dan deze wet, herzien die bepalingen
vóór 1 April 1914 zooveel mogelijk met eerbiediging van
verkregen aanspraken."
De daarin vervatte bepaling kan de gemeente niet
nakomen daar, wanneer besloten wordt tot de herzie
ning der verordening, dit niet vóór 1 April kan ge
schieden. Spreker vraagt of de Voorzitter daarmee
accoord gaat.
De Voorzitter wijst erop dat de door den heer Me
nalda bedoelde termijn niet de eenige der wet is, waar
van vermoedelijk uitstel moet worden gevraagd. Leeu
warden is niet de eenige gemeente die hier mee zit.
Voor het maken eener verordening moet het in de
eerste plaats vast staan wie wel en wie niet onder
de wet vallen. Daarover bestaat meeningsverschil tus-
schen Gedeputeerde Staten en het College van Burge
meester en Wethouders. Ook over de vraag of de oude
pensioenverordeningen geheel vervallen zijn, dan wel
alleen voorzoover betreft de „gemeenteambtenaren" in
den zin der wet. Wanneer zich het geval al voordoet,
dat iemand aanspraak op pensioen krijgt, kan de Raad
besluiten hem dat toe te kennen. De gemeente zou
zich eruit moeten redden en ze betaalt het toch, of het
door het pensioenfonds of rechtstreeks wordt uitge
keerd. Het lijkt spreker monnikenwerk om eene ver
ordening te maken, terwijl omtrent die punten nog on
zekerheid bestaat.
De heer Van Sloterdijek vraagt of Burgemeester en
Wethouders bekend zijn met de circulaire van de Re
geering. die de vorige week is verschenen. Die geldt
personen wier ambt niet zuiver onder de wet valt, zoo
als het geval is met. de beambten van het Stads-arm-
bestuur, daar dat bestuur inkomsten uit kapitaal heeft.
Nu wordt er in die circulaire beweerd dat die ambte
naren er onder vallen als er een aparte staat wordt
opgemaakt voor hen, die zuiver gesalarieerd worden
uit de gemeentekas. Is dit juist, dan is geen nieuwe
regeling bij verordening noodig.
De Voorzitter wijst erop dat de heer van Sloterdijek
vooruit loopt op het uit te brengen prae-advies. Burge
meester en Wethouders hebben een antwoord moeten
geven op de vraag of er ook personen in dienst zijn
die zijdelingsche diensten aan de gemeente bewijzen,
omdat voor dezen bij een afzonderlijke wet een pen
sioenregeling zal worden getroffen. Zij hebben o.a. op
gegeven de ambtenaren van het armbestuur. Pensioen
gerechtigd zijn deze ambtenaren in ieder geval. De
tegenwoordige interpretatie van den Minister ten op
zichte van de ambtenaren uit gestichten van welda
digheid is ruimer dan de eerst gegevene. Maar het
is beter deze kwestie schriftelijk te behandelen.
De heer van Sloterdijek: „er is een latere circulaire
gekomen, waarin gezegd wordt dat de ambtenaren niet
onder de wet vallen".
De Voorzitter zegt, dat daarin niet genoemd zijn de
ambtenaren van de gestichten van weldadigheid. De
Minister heeft op een desbetreffende vraag geantwoord,
dat bij nader inzien de ambtenaren, wier tractementen
uit de subsidiën worden betaald, wel vallen onder de
wet. Spreker blijft erbij, dat deze kwestie beter schrif
telijk kan worden behandeld.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10. adres van het Hoofdbestuur van Vosokomos, Ne-
derlandsche Vereeniging tot bevordering der belangen
van Verpleegsters en Verplegers, houdende verzoek met
de gediplomeerde verpleegsters(gers) en leerlingen bij
den aanvang van den gemeentedienst een schriftelijk
contract aan te gaan, waarbij wederzijdsche plichten en
rechten zijn geregeld.
Wordt voorgesteld dit adres voor kennisgeving aan
te nemen.
De heer Zandstra kan zich niet begrijpen waarom
de gemeente met de verpleegsters niet een contract
zou willen aangaan. Spreker geeft toe dat de positie
dezer menschen volgens de verordening behoorlijk is
geregeld, maar die regeling is nog niet zooals dat kan
en moet. Het vorig jaar heeft de Raad al even over
deze zaak, n.l. over het toekennen van een verlofstoe
lage, gediscussiëerd en spreker acht het daarom ge-
wenscht dat Burgemeester en Wethouders prae-advies
uitbrengen. Hij kan zoo niet beslissen.
De Voorzitter heeft tegen het aangaan van een schrif
telijk contract op zichzelf geen bezwaar.Maar dat is
er reeds in de verordening op het ziekenhuis. Het. re
quest evenwel vraagt veel meer. De heer Zandstra
zegt dat de Raad verleden jaar ook over deze kwestie
heeft, gesproken en hij concludeert daaruit, dat er iets
niet in orde is. Die conclusie is onjuist. Verleden jaar
is gevraagd om de verpleegsters, die met vacantia
gaan, 1.per dag toe te kennen als vergoeding voor
het niet genieten van kost en inwoning. Met een groote
meerderheid heeft de Raad toen afwijzend op dat ver
zoek beschikt. Dat. punt kan dus nu zeker niet aan de
orde komen. Er zijn dan nog een aantal andere pun
ten. Het standpunt van Burgemeester en Wethouders
is dit. De toestand in het ziekenhuis is, naar zij meenen
te weten, zoo goed mogelijk. Over de stemming in het
ziekenhuis en de wijze, waarop de dienst wordt vervuld,
wordt nooit geklaagd. De commissie voor het ziekenhuis
is dan ook vol lof over de wijze, waarop de dienst wordt
verricht.
Spreker vraagt zich nu af of het, wanneer eene ver
eeniging in Amsterdam van meening is dat er veran
deringen moeten worden aangebracht, een reden is om
Burgemeester en Wethouders op te dragen een prae-
advies te maken, terwijl ze zelf den indruk hebben dat
het niet noodig is op dit oogenblik iets te veranderen.
Spreker gelooft van niet.
De heer Zandstra zal zich bij het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders neerleggen, maar behoudt
zich de vrijheid voor de verordening in verband met
dit. adres te bestudeeren.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
11. adres van L. Woltring, alhier, waarbij hij ver
zoekt met ingang van 1 Mei a.s. wederom voor den
tijd van drie jaren te worden benoemd tot arts, belast
met de behandeling van behoeftigen in deze gemeente.
Wordt voorgesteld dit adres te stellen in handen van
Burgemeester en Wethouders ten fine van prae-advies.
De heer Lautenbach vindt, dat dit adres hem eene
uitstekende gelegenheid biedt om aan Burgemeester
en Wethouders de gedachte in overweging te geven
of het niet wenschelijk is te komen tot de vrije artsen
keuze voor de armen. Thans hebben wij drie gemeente-
geneesheeren, die voor 3 jaar worden benoemd en be
taald worden uit de gemeentekas.
Spreker wil dit thans gelijk laten, omdat zeer zeker
eene gedachte als deze in een voorstel omgezet, niet
zoo rauwelings kan worden behandeld.
Wij allen, zegt spreker, hebben een zekere voor
liefde voor den een of anderen dokter en ook de arme
heeft die voorliefde en nu is het zeker voor den dokter
ook zeer onaangenaam als hij ergens heen moet waar
men hem met tegenzin ontvangt.
Voor de armen is het ook van groot belang als zij
de vrije artsenkeuze hebben. Het is toch bekend dat de
genezing bevorderd wordt door het groot vertrouwen in
den geneesheer, al is dat vertrouwen slechts subjectief.
Spreker zou deze uitdrukking niet durven bezigen als
hij zich niet in het uitstekend, gezelschap bevond van
dr. Stoop van Dordrecht. Deze heeft gezegd dat het
gevaar bestaat dat de stadsgeneesheeren hunne betrek
king beschouwen als een bijbetrekking en de armen
minder vaak of minder vlug zullen bezoeken. Wanneer
i!T
v i 'Vl
i
Ir ..v.*