68
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1914.
Ons met de opvatting van den Directeur vereeni-
gende, behalve ten aanzien van den huurprijs, dien
wij op 25.- meenden te moeten stellenlichtten wij
den heer Nubé in dien zin in. Deze nam met alles ge
noegen, met uitzondering juist van den huurprijs. Hij
wil liefst niet meer dan ƒ10.a 15.'s jaars beta
len en alleen noodgedwongen 25.Daar de door
hem in zijn mede overgelegd schrijven geopperde
bedenkingen, als de aanwezigheid van zeer veel
steen en glas in den grond en de ongeschiktheid er
van, om er anders dan groenten op te kweeken, ons
bij nadere overweging aannemelijk voorkomen, ach
ten wij een som van 15.'s jaars voldoende.
Wij hebben de eer U mitsdien voor te stellen te be
sluiten:
aan Albertus Cornelis Nubé, hoofd van gemeente
school no. 9, alhier, voor den tijd van één jaar, ingaande
1 April 1914, met stilzwijgende verlenging van jaar
tot jaar, tenzij drie maanden vóór het einde van het
loopende huurjaar door een der partijen opzegging
heeft plaats gehad, tegen vijftien gulden 15.
s jaars ondershands te verhuren een gedeelte, groot
475 M"'., op de hierbij behoorende teekening in roode
arceering aangeduid, van de voormalige stadskweeke-
rij, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie
C no. 1896, als tuin, in het geheel groot 0.06.90 H. A..
onder de navolgende voorwaarden:
1. De gemeente heeft het recht de huur tusschen-
tijds te doen eindigen, mits deze vier weken tevoren
wordt opgezegd.
2. Wanneer in het onder 1 bedoelde geval op den
grond vruchten zijn, welke niet zonder waardevermin
dering kunnen worden verwijderd, zal de waarde ervan
worden vergoed naar een schatting, op te maken door
twee deskundigen, van wie er een door elk der partijen
wordt of, bij weigering van den huurder, die beiden
door Burgemeester en Wethouders worden aange
wezen.
3. De huur zal in genoemd geval naar evenredigheid
van den werkelijken huurtijd worden berekend.
4. Binnen een maand na het eindigen of het op
zeggen, bedoeld onder 1, van de huur wordt het terrein
door en op kosten van den huurder en ten genoegen
van Burgemeester en Wethouders ontruimd, bij ge
breke waarvan dit door dezen voor zijne rekening zal
geschieden.
5. Alle belastingen, welke op het gehuurde liggen
cd' gelegd worden, komen ten laste van den huurder.
6. Alle kosten, welke op de huurovereenkomst val
len, zijn mede voor zijne rekening.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
6'. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het schrijven van Burgemeester en Wethouders van
Velsen, om adhaesiebetuiging aan een door den Raad
dier gemeente aan de Tweede Kamer der Staten-Gene raai
gericht adres, betreffende het wetsontwerp tot het ver-
leenen van ouderdomsrente aan behoeftigen.
Dit prae-advies luidt als volgt:
De Gemeenteraad van Velsen verzoekt Uwen Baad
adhaesie te betuigen aan een door dien Raad tot de
Tweede Kamer der Staten Generaal gericht verzoek
schrift, inzake het ontwerp van wet tot verleening van
ouderdomsrenten aan behoeftigen.
IJ hierover van prae-advies dienende, merken wij
op, dat in het verzoekschrift wordt gevraagd, dat
„ouderdomsrente en administratieve bemoeiingen voor
deze aangelegenheid komen ten laste van het Rijk en
deze niet zullen worden gebracht ten laste der ge
meenten."
Hoewel instemmende met veel wat tot ondersteuning
van dit verzoek wordt aangevoerd, kunnen wij ons met
de slotsom niet vereenigen. Naar onze meening mogen
de gemeenten zich niet onttrekken aan de van haar ge
vraagde medewerking bij de uitvoering van een wet als
deze. De gemeenten zijn bij uitstek geschikt om zich
hiermede te belasten. Ons is deze uitvoering liever dan
de omslachtige wijze, waarop door Rijksambtenaren bij
de uitvoering van hun taak van gemeentebesturen
vaak hulp wordt gevorderd.
Bovendien, dat een beweging als door Velsen's ge
meenteraad ingeleid, eenige kans op welslagen zou
bieden, lean door niemand, die geen vreemdeling is in
Jeruzalem, worden gedacht. De invoering van bedoelde
wet is toch eenvoudig ondenkbaar zonder de medewer
king der gemeentebesturen, omdat het Rijk over geen
organen beschikt, wien deze taak kan worden opge
dragen. En dat de geheele wet zou afstuiten op be
zwaren als de in het verzoekschrift aangevoerde, valt
niet wel aan te nemen.
Iets anders is hetgeen wordt aangevoerd met be
trekking tot de geldelijke vergoeding voor de diensten,
die van de gemeenten worden gevergd. Ook ons komt
de memorie van toelichting op het wetsontwerp ten
deze „optimistisch" voor. En waarom moet de vergoe
ding voor de uitgaven, die de gemeente hiervoor heeft
te doen. van onzekere gebeurtenissen afhangen? Naar
ons wil voorkomen, zou in het stelsel der wet, met
behoud van het belang voor de gemeente bij een zui
nige en juiste toepassing, voor de kosten der admi
nistratie den gemeenten een vergoeding naar vasten
maatstaf kunnen worden toegekend, die voorkwam dat
ook hieruit wederom nieuwe lasten voor haar voort
vloeiden.
Intusschen, dit is niet wat het gemeentebestuur van
Velsen verlangt, dat wil dat de administratieve bemoei
ingen den gemeenten niet worden opgelegd. Op grond
van het bovenstaande geven wij U in overweging aan
het verzoek om adhaesie geen gevolg te geven.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Hiemstra kan zich met de conclusie van het
prae-advies niet vereenigen. Hij wil niet alleen onder
schrijven wat door den Raad van Velsen in liet adres
is gezegd, maar acht het gewenscht dat de conclusie van
dien Raad door onze gemeente wordt gesteund. Burge
meester en Wethouders zeggen dat zij wel veel voelen
voor het in het adres aangevoerde, maar dat zij zich
met de conclusie niet kunnen vereenigen, omdat zij het
wel wenschelijk achten, dat de gemeente in de uit
voering der wet wordt betrokken. In het algemeen acht
spreker het ook beter dat de gemeenten betrokken wor
den in de uitvoering der Rijkswetten, omdat zij dat
beter kunnen doen. In dit bijzonder geval echter moet
zulks z. i. niet gebeuren, omdat het nadeelig is voor de
zaak waar het om gaat n.l. voor de pensionneering van
de ouden van dagen. Wanneer de gemeenten worden
heiast met de uitvoering der wet en dus met de uit-
keering van het pensioen, zal de pensionneering meer
het karakter krijgen van armenzorg en zal het derhalve
een sleehteren vorm krijgen dan wanneer de uitkeering
door het Rijk geschiedt. Het is wel hetzelfde, wie het
pensioen uitbetaalt, maar waar armenzorg vast zit aan
de gemeente zal de pensionneering het cachet erlangen
van bedeeling en dat moet zooveel mogelijk worden
vermeden. Spreker acht het daarom niet gewenscht, dat
de gemeente met de uitvoering der ouderdomswet
wordt belast. Hij weet niet of de adresbeweging effect
zal sorteeren, maar hij meent dat dit geen reden is om
het adres-Velsen niet te steunen. Spreker wil daarom
wel adhaesie betuigen.
De Voorzitter doet opmerken, dat door den heer
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1914.
69
Hiemstra een nieuw bezwaar te berde is gebracht n.l.
dat, dat de pensionneering, wanneer de gemeente met
de uitbetaling wordt belast, het karakter krijgt van
armenzorg. Spreker laat daar, of een dergelijke over
weging, waar het zulke groote belangen geldt, wel veel
gewicht in de schaal zal leggen. De heer Hiemstra
geeft toe dat het op hetzelfde neerkomt wie betaalt,
en spreker wil er op wijzen dat het dan ten slotte neer
komt op de manier, waarop de uitbetaling plaats heeft.
Wanneer het ontwerp wordt aangenomen, vallen de
bedeelden er buiten en dan blijkt het reeds van zelf
dat zij, die een andere deur ingaan, niet tot de bedeel
den behooren. Spreker ziet niet in dat de onderschei
ding of een rijks- of gemeente-ambtenaar uitbetaalt,
gewicht in de schaal legt. En de gemeente kan de uit
betaling ook zoo regelen, dat het onderscheid met be-
deeling waarvoor ook spr. gevoelt goed uitkomt.
De heer Hiemstra zegt dat het geen argument is, dat
het adres niets zal uitrichten. Spreker meent dat dit
wel mag worden overwogen, wanneer de Raad een adres
tot de Tweede Kamer richt. De Raad toch is niet ge
roepen om over iedere zaak een adres tot de Kamer te
richten. Alleen wanneer hij meent dat een groot be
lang der gemeente in het gedrang komt, moet hij trach
ten dit verkeerde standpunt met alle macht tegen te
gaan, zooals Leeuwarden indertijd zeer verdienstelijk
heeft gedaan met betrekking tot de regeling der Ge
meen te-f inanciën.
Hij gelooft dat het uitstekend is, dat de gemeente
er mee belast wordt. De groote drang naar pension
neering en de onmogelijkheid voor andere organisaties
om de behoeftigen aan te wijzen, zullen maken dat de
argumenten van den heer Hiemstra bij de Kamer niets
zullen uitwerken.
De heer Hiemstra zegt dat het verschil voor hem
grooter is dan voor den Voorzitter. Staatspensionnee-
ring is gedurig van verschillende zijden als bedeeling
voorgesteld. Hij meent dat zooveel mogelijk alles moet
worden vermeden, wat de gedachte aan bedeeling?
kan opwekken. Is het in wezen gelijk of een rijks- dan
wel een gemeenteambtenaar uitbetaalt, op den vorm
komt het aan. De Voorzitter heeft gezegd dat de Raad
alleen moet adresseeren als hij kans van slagen heeft.
Dat weet men nooit vooruit. Wanneer wij een adres
richten tot de Regeering, doen wij dat om deze tot iets
te bewegen. Wanneer men weet dat de Regeering iets
zal doen, dan gebeurt dat ook zonder adres. Hier nu
is in het adres iets aan de Regeering gevraagd. Het
adres niet steunen, beteekent den invloed ervan ver
zwakken en dat acht spreker niet gewenscht. Wij we
ten toch geen van allen hoe de wet er uit zal zien. De
verkiezingen zijn niet geloopen over wat Minister
Treub nu voorstelt, maar over staatspensionneering.
Wanneer nu van de zijde der gemeente ernstige be
zwaren worden te berde gebracht, zou dit misschien
nog de oorzaak kunnen zijn dat er een ander systeem
werd gevolgd en dat er meer van het staatspensioen
terecht komt, dan nu wordt voorgesteld. Spreker blijft
aandringen op adhaesiebetuiging.
De heer Lautenbach vindt dit systeem van wet een
allerongelukkigst systeem. Men zou kunnen zeggen:
met een koopje komen wij er af. Wat leert nu de prak
tijk? Dat een groot gedeelte van de gemeentebesturen
colleges zijn die niets zien en niets hooren en de wet
ten zoo slecht mogelijk uitvoeren.
Daarom is spreker ervoor om tegen het voorstel van
Burgemeester en Wethouders te stemmen. Wanneer wij
om ons heen zien en letten op de toepassing der sociale
wetten, ontwaart men, dat men er zich zoo gemakkelijk
mogelijk afmaakt en zoo is dit ontwerp ook een ge
legenheid om onder een mooie vlag niets uit te voe
ren. Bedeelden en veroordeelden vallen er buiten,
welk eene combinatie! Er blijven dan bijna geen pen-
sioengerechtigden over.
En ten slotte: het financierde bezwaar voor de ge
meenten aan de uitvoering dezer wet verbonden, is een
argument te meer om tegen het voorstel van Burge
meester en Wethouders te stemmen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 18 tegen 5 stemmen wordt besloten overeenkom
stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Vóór stemmen de heeren: Fransen, Jellema, G. W.
Koopmans, Cohen, Tulp, van Messel, Haverschmidt.
Tijsma, J. Koopmans, Peletier, Ooslerhoff, van Sloter-
dijck, de Haan. Beekhuis, Menalda, Vonck, Schoonder-
mark en Komter.
Tegen de heeren: Lautenbach, Tiemersma, Berg
huis, Zandstra en Hiemstra.
7. Prae-advies der Commissie voor het ontwerpen
van strafverordeningen op het amendement van Mr. A.
Menalda op haar voorstel, om subsidiair een nieuw
artikel 40bis in de Algemeene Politieverordening op te
nemen en voortzetting der behandeling van het voorstel
dier Commissie (Bijlagen nos. 5, 7 en 9).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer .Menalda wil even toelichten, wat de aan
leiding is geweest om wijziging te brengen in het in de
raadszitting van vóór 4 weken ingediende en aange
nomen amendement op het voorstel der Commissie voor
de strafverordeningen, ten opzichte waarvan die Com
missie heeft aangeraden op het genomen besluit terug
te komen.
Toen de Commissie voor de strafverordeningen er in
bijlage 7 op heeft gewezen dat het aangenomen amen
dement in de praktijk bezwaar zou opleveren, was spre
ker daarvan niet overtuigd. Hij heelt zich toen tot een
rechtsgeleerde gewend, die zijn geheele leven met de
praktijk van het recht in aanraking is geweest en hem
gevraagd of hij de bezwaren der Commissie deelde
Deze heeft geantwoord dat zulks niet het geval was en
was het volkomen met spreker eens, dat het aangeno
men amendement in de praktijk niet meer moeilijk
heden zou opleveren dan bestaande bepalingen. Hij gaf
spreker evenwel den raad. de redactie iets te verande
ren, daar die van het aangenomen amendement niet
erg gelukkig gekozen was. Het tweede door spreker
voorgestelde amendement heeft precies dezelfde strek
king als dat van vóór 4 weken en hij meent daarop
den klemtoon te mogen leggen, opdat de voorstemmers
van toen ook nu met de meeste gerustheid kunnen
meegaan.
De Commissie voor de strafverordeningen is in bij
lage 9, dus in het prae-advies over het laatst inge
diende amendement, niet teruggekomen op het bezwaar
in bijlage 7 vermeld. Spreker heeft niet gelezen dat de
aanneming ervan tot moeilijkheden zal leiden. Dit doet
hem genoegen. Wel heeft hij gelezen dat het amen
dement van een veel beperkter strekking is. Spre
ker geeft dat toe, en dat is ook geheel zijn bedoeling.
Spreker wil gaarne tegemoetkomen aan het bezwaar
dat de Commissaris van Politie heeft gemaakt. Waar
hinder, gevaar of schade kan ontstaan door hetgeen op
een stoep is geplaatst, moeten voorzieningen worden
getroffen. Het gaat alleen echter over de mate waarin
dit moet geschieden. In het amendement nu is ruim
schoots gelegenheid gegeven om te voorkomen dat ge
vaar, schade of hinder zal worden veroorzaakt door
het gebruik van de stoepen. Spreker heeft evenwel