118 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1914. alhier hebben gegund het maken van een keibestra ting langs den Kanaalweg z.z„ de demping van de Soldatengraeht, rioleering van het Wilhelmina- plein, en het maken van afkeeringen om plantsoe nen, voor de som van 5700. c. maatregelen hebben getroffen, waardoor zal worden voldaan aan het verzoek van het bestuur der sehippersvereeniging „Met Moed Vooruit", om oj) enkele plaatsen in deze gemeente ten behoeve van de schipperij een privaat aan te brengen d. aan den tweeden opzichter der gemeentelijke gasfabriek, C. Bakker, op zijn verzoek eervol ont slag als zoodanig hebben verleend. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 111. Wordt ter tafel gebracht: 1. Voordracht voor de benoeming van twee on derwijzers aan gemeenteschool no. 4, in het bezit der akte onderscheidenlijk voor de Fransche en de Engelsche taal De voordracht luidt als volgt: a. voor onderwijzer met akte Fransch: 1. K. Fokkema, onderwijzer aan gemeenteschool no. .12, alhier. 2. C. Sijperda, hoofd der school te Hallum. 3. G. G. Ellerbroek, onderwijzer aan gemeente school no. lü, alhier. b. voor onderwijzer met akte Engelsch: 1. N. van der Wonde, onderwijzer aan gemeen teschool no. 12, alhier. 2. A. Posma, onderwijzer aan de M. U. L. O. te Dieren. 3. A. Sinnema, hoofd der school te Betterwird. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om over te gaan tot de benoeming van een tijde- lijken wethouder, gedurende de afwezigheid van léden van hun college, voor het tijdvak van 14 Juli tot en met 5 Augustus e.k. 3. Alsvoren tot oninvorderbaarverklaring van aanslagen: a. in den Hoofdelijken Omslag, diensten 1909 1913; h. in het schoolgeld voor het openbaar Lager Onderwijs, diensten 19101913: c. in het schoolgeld voor onderwijs aan de Ge meentelijke Bewaarscholen, diensten 19101913; d. in het schoolgeld voor onderwijs aan de Bur geravondschool, diensten 1912 en 19i3; e. in de belasting op het houden van honden, diensten 1912 en 1913; f. in de belasting onder den naam van kadegeld, dienst 1913. 4. Alsvoren tot wijziging der gemeentebegro ting, diensten 1913 en 1914. De stukken 14 zullen in eene volgende verga dering worden behandeld. 5. Alsvoren om: a. hen te machtigen stappen bij de Regeering te doen ter verkrijging eener onteigeningswet voor bleeken, aldaar gelegen en toebehoorende aan liet Roomsch Catholiek Armbestuur en het Weeshuis; b. tot aankoop van A- J. van der Noord voor 4500. vrij op naam der gemeente van het per ceel Gedempte Keizersgracht no. 45; c. het adres van A. A. van der Noord betref- feilde het varen en lossen in de Keizersgracht in hunne handen te stellen ter afdoening; in beginsel: d. tot verbetering en verbreeding van de kade langs de Keizersgracht enz., na amotie van het sub b bedoelde huis en het voormalige visehmarktge- bouw e. tot het maken eener nieuwe Oosterbrug, ge schikt voor alle verkeer. Zal worden gedrukt als bijlage tot het raadsver- slag, hij de leden rondgezonden en in een volgende vergadering behandeld. IV. Wordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Rapport der Commissie, belast geweest met het onderzoek van de geloofsbrieven van hei nieuwbenoemde lid van den gemeenteraad, mr. D. van Weideren baron Rengers. De conclusie van het rapport, strekkende tot toe lating van den heer mr. D. van Weideren baron Rengers, wordt met algemeene stemmen aangeno men. De Raad gaat in comité generaal ter behandeling van 2. het rapport der commissie voor de bezwaarschrif ten tegen aanslagen in den Hoofdelijken Omslag, dienst 1913, omtrent reclames in eersten aanleg. Na heropening is aan de orde: 3. Benoeming van een directeur-leer aar aan de Mid delbare Avond-handelsschool alhier. De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wethouders voorstellen de benoeming voorloopig voor den tijd van drie jaren te doen plaats hebben. Dienovereenkomstig wordt met algemeene stem men besloten. Uitgebracht zijn 23 stemmen, verdeeld als volgt: op den heer H. Annema 12 stemmen. W. Speerstra 11 De heer H. Annema is alzoo benoemd. 4. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres der vereeniging van bezoldigde dienaren van politie: „In samenwerking ligt onze kracht", alhier, om herziening van de jaarwedden der politiedienaren in onze gemeente. Dit prae-advies luidt als volgt: De Vereeniging van bezoldigde dienaren van po litie „In samenwerking ligt onze kracht", gevestigd te Leeuwarden, heeft gemeend bij adres van 31 Maart 1914 onder Uwe aandacht te moeten brengen, dat volgens haar oordeel de jaarwedden van de die naren van politie alhier te laag zijn in verband met de eischen, zoowel lichamelijk als geestelijk, welke aan de politie in den tegenwoordigen tijd worden gesteld; dat ook de tijdsomstandigheden een meer der inkomen dringend noodig maken; dat de sala rissen hij de politie alhier een vergelijking met die in de meeste groote gemeenten van ons land niet kunnen doorstaan en dat tengevolge van eene te lage bezoldiging van den politieman ongetwijfeld ongewenschte toestanden ontstaan, aangezien de ge volgen kunnen zijn dat deze niet geheel onafhan kelijk blijft en zijn prestige daardoor in gevaar komt, waardoor het algemeen belang wordt ge schaad. Om al die redenen vraagt adressante de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1914. 119 regeling van de jaarwedden der politiedienaren te Leeuwarden te willen herzien en deze in overeen stemming te brengen met hunne maatschappelijke positie en tevens de Verordening regelende de inrig- ting van de politie te Leeuwarden zoodanig te wijzi gen, dat de dienaren van politie in alle rangen in ge wone omstandigheden om de twee jaren in plaats van om de drie jaren de vastgestelde verhoogingen ontvangen en dan met ingang van den dag der aan stelling in dien rang. Met dat verzoek is instemming betuigd door den Bond van gemeentepolitiebeambten in Nederland, gevestigd te Leiden. Bovenbedoeld adres werd door Uwe Vergadering om prae-advies in onze handen gesteld, terwijl laatstgenoemd verzoek bij de stukken werd gevoegd. Omtrent het adres wonnen wij het gevoelen in van den Voorzitter van ons College, in zijne hoe danigheid van hoofd der politie. Deze meent op de gronden, neergelegd in het hierna afgedrukt schrij ven, dat het niet gewenscht is reeds thans tot de verlangde wijziging van de jaarwedderegeling over te gaan. Daar wij ons bij dat oordeel kunnen aan sluiten, hebben wij de eer U voor te stellen te be sluiten I. afwijzend te beschikken op het verzoek van de Vereeniging van bezoldigde dienaren van po litie „In samenwerking ligt onze kracht", geves tigd te Leeuwarden, om de regeling van de jaar wedden der dienaren van politie alhier te ver beteren II. voor kennisgeving aan te nemen het adres van den Bond van gemeentepolitiebeambten in Ne derland, gevestigd te Leiden, waarbij met het onder I bedoelde verzoek instemming wordt betuigd. /Schrijven van den Burgemeester. Leeuwarden, 25 April 1914. Voldoende aan F we uitnoodiging, mijn meening te zeggen over het verzoek van de vereeniging van dienaren van politie „In samenwerking ligt onze kracht", om gunstiger bepalingen met betrekking tot hunne bezoldiging, wensch ik in de eerste plaats mede te deelen, dat dergelijk verzoek aan mij gedaan is, dat ik mijne medewerking heb geweigerd, dat het bestuur der vereeniging mij toen heeft gevraagd of ik er bezwaar tegen had als het verzoek tot de Raad werd gericht, waarop ik heb geantwoord daartegen geen bezwaar te hebben, mits de vorm, waarin het geschiedde, behoorlijk was. Hieruit volgt reeds, dat naar mijne meening het verzoek niet moet worden ingewilligd. De vereeni ging voert er voor aan: de zware eischen, die aan het politie-dienaarschap worden gesteldde volgens haar hoogere wedden in de meeste groote gemeenten van het land; het gevaar, bij onvoldoende bezoldi ging, voor de onafhankelijkheid van den politie dienaar. Zij toont echter niet aan, dat er sedert 1 Januari 1913 omstandigheden zijn veranderd, die een wijziging van de eerst op die dag in werking getreden, door de Raad met algemeene stemmen aangenomen regeling, wettigen. Deze regeling werd destijds, ook bij de besprekin gen in de Raad, door allen die daaraan deelnamen, zeer voldoende geacht. Zij was dat ook, in verge lijking met andere plaatsen. Alleen de overgangs bepalingen gaven aanleiding tot verschil van mee ning. De verbeteringen, die in 1913 in werking tra den, betroffen de aanvangswedde der politie-diena- ren 3e klasse en een verkorting van de termijn, waarin de hoogste wedde in die klasse wordt be reikt. Een herziening op andere punten dagteekende nog slechts van 1 Januari 1911. Bij mijn in 1912 gedaan voorstel wees ik er reeds op, dat de regeling, zooals zij thans geldt, ook met het oog op de geldelijke toestand der gemeente vol doende was te noemen, maar daarom nog niet voor de betrokkenen bijzonder gunstig. Uit een verge lijking met de bezoldiging in andere plaatsen is mij voorts gebleken, dat op dit oogenblik de bezoldiging elders over het algemeen hooger is. Ik wil gaarne te zijner tijd medewerken, de regeling weer eens wat gunstiger te maken, ook omdat bij de politie, meer dan bij andere diensttakken, het gehalte van het personeel verband houdt met de hoogte der bezol diging. Maar het oogenblik daarvoor acht ik nog niet gekomen. Wanneer een wedde-regeling moet worden herzien, valt in het algemeen niet te zeggen. De Raad gaf eenigszins een vingerwijzing, door voor de onderwijzerswedden tot vijfjaarlijksche her ziening te besluiten. Zonder te willen beweren, dat alle loonen iedere 5 jaar moeten worden herzien, noch dat een herziening binnen korter termijn onder alle omstandigheden zou zijn af te keuren, staat het naar mijne meening wel vast, dat voor een verhoo ging binnen anderhalf jaar in dit geval geen houd bare reden is aan te voeren, en dan ook niet aan gevoerd is. Integendeel i.s sedert 1 Januari 1913 de dienst aanmerkelijk verlicht door een uitbreiding en veranderde indeeling van de vrye dagen en een bekorting van de nachtdienst voor de helft der man schappen, terwijl ook de toekenning van 25. 's jaars voor het politie-diploma met aanteekening, van na die tijd dagteekent. Een reden om zoo spoedig op genomen besluiten terug te komen, zou kunnen zijn gebrek aan aanbod van geschikte krachten voor de vervulling van open plaatsen. Maar ook hiervan is mij niets gebleken. Ik ben van oordeel, dat de Raad niet dan in bij zondere omstandigheden een wedde-regeling, korte tijd nadat zij is tot stand gekomen, moet wijzigen. Het toegeven aan drang van de betrokkenen, zonder dat zulke omstandigheden aanwezig zijn, acht ik om verschillende redenen sterk af te keuren. Ik geef IJ in overweging de Raad voor te stellen, op het verzoek afwijzend te beschikken. De heer Cohen doet opmerken dat hij, toen hij eenigen tijd geleden het adres van de Vereeniging van bezoldigde dienaren van politie: „In samen werking ligt onze kracht", gevestigd te Leeuwar den, alsmede den staat van traktementen in ver schillende andere plaatsen ontving en las, tot de conclusie kwam, dat verhooging van de wedden dei- politiedienaren hier ter stede zeer gewenscht was. Hij kwam tot die conclusie, niet alleen op de gron den in de toelichting van het adres uiteengezet, maar ook om daardoor flinke personen te kunnen krijgen als agent, die door een betere salarieëring ook meer aan de plaats gebonden zullen zijn. Het behoeft toch geen betoog, dat daardoor voorkomen wordt, dat jonge agenten, die den dienst hier heb ben geleerd, spoedig eene beter beloonde politiebe- trekking in eene zustergemeente zullen zoeken. Bovendien zal het de agenten meer prikkelen om met meer lust en ijver hun plicht te doen om orde en tucht te handhaven, want, het is dagelijks te con- stateeren, dat de baldadigheid der jeugd hier groot is. Waar ook de belooning in andere, met Leeuwar den ongeveer gelijk staande gemeenten grooter is dan hier, komt het spreker gewenscht voor dat de jaarwedden der politie-agenten in onze gemeente worden verbeterd. Spreker had zelfs gaarne een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 2