124 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1914. in de verhoudingen een reden moet zijn om hier de traetementen te herzien, geeft spreker niet toe. De verhoudingen wijzigen zich onophoudelijk. Spre ker wenscht, alvorens deze motie in stemming te brengen, alsnog uitdrukkelijk vast te stellen dat de Raad, door haar aan te nemen, vierkant in strijd met het gevoelen van het hoofd der politie, een re geling, die hij met algemeene stemmen heeft vast-, gesteld, binnen anderhalf jaar herziet. De beraadslaging wordt gesloten. De motie-Cohen wordt met 16 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren: Zandstra, Lautenbaeh, Hiemstra, Tiemersma, Cohen, Jellema, Tulp, Fran sen, G. W. Koopmans, Tijsma, de Haan, van Mes- sel, Peietier, Haverschmidt, Vonck en Berghuis. Tegen de heeren: van Sloterdijck, Oosterhoff, Beekhuis, J. Koopmans, Schoondermark, Menalda en Kom ter. o. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening regelende den rang, het getal de bezoldiging en de wijze ran benoeming van de ambte naren van het gemeentelijk electriciteitbedrijf (Bijlage no. 12). De beraadslaging wordt geopend. De heer Cohen gelooft dat het praktisch onmo gelijk is tussehentijds een tractement te verhoogen. Hier was echter wel reden daarvoor. De electrisclie centrale was pas in wording maar het is gebleken dat ze levensvatbaarheid heeft. Er was iemand in dienst die gaarne zijn functie had willen behouden. Hij heeft zijn uiterste best gedaan en 's avonds laat gewerkt. Die ambtenaar zou hier gaarne gebleven zijn, als zijn salaris verhoogd was. Spreker wil een en ander onder de aandacht van Burgemeester en Wethouders brengen opdat zij er rekening mee kunnen houden in een dergelijk geval- Nu de amb tenaar weg is, wordt het salaris verhoogd. Wanneer dit eerder was gebeurd was de ambtenaar, die goed in de zaak thuis was, voor de gemeente behouden ge 61 even. Den heer Oosterhoff (wethouder' is het aange naam te vernemen, dat de heer Cohen geen bezwaar heeft tegen de voorgestelde verhooging. De opmer king van den heer Cohen staat dan eigenlijk ook naast de zaak waarom het gaat. Hij deelt namelijk mede dat de afgetreden ambtenaar zou zijn geble ven als zijn salaris verhoogd was. Burgemeester en Wethouders hebben zich in het algemeen op het standpunt geplaatst geen salarissen na zoo'n kor ten tijd deze afgetreden functionnaris was nog slechts ongeveer 1 x/2 jaar in gemeente-clienst te verhoogen. Zij hebben bepaalde eischen aan de be trekking gesteld en achtten die met dit gegeven sa laris voldoende gesalarieerd. Nu echter zijn de eischen hooger gesteld en vandaar het voorstel om het salaris te verhoogen. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. (j. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, in verband met de reorganisatie der scholen 4 en 12, tot wijziging van onderscheidene verordeningen betref fende het lager onderwijs dezer gemeente bijlage no 11). De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Zandstra weet niet of hetgeen hij heeft te zeggen den weidschen naam van algemeene be schouwingen verdient, maar hij wenscüt een paar opmerkingen te maken. In de eerste plaats consta teert hy met genoegen dat het M. L L. O. hier een grootere plaats zal innemen. Er bestaat vooruit gang op dat gebied en spreker hoopt dat dit zoo zal blijven. Spreker meent dat dit wel zal gaan. Aller- wege toch streven de ouders er naar hunne kinde ren meer ontwikkeling in het leven mee te geven en nu zou spreker gaarne zien dat de minder gegoe den niet werden belemmerd in hun pogen om daar aan mee te doen- Die belemmering ligt in liet voor stel van Burgemeester en Wethouders om het schoolgeld voor minvermogenden van 5.op 10.te brengen. Dat is niet in het belang van het onderwijs noch van de kinderen der minder gegoe den. Waar het schoolgeld nu 5.is moet dat zoo blyven en spreker zal straks een voorstel in dien geest doen. Waar nu in het leerplan is opgenomen „het zin gen", wat spreker goed vindt, zou hij Burgemees ter en Wethouders willen vragen of zij ook aan handenarbeid, slöjd, hebben gedacht. Spreker en zijne partijgenooten zouden daarin veel belang stellen. Het is toch een probaat middel om liet voorstellingsvermogen der kinderen te vergrooten. De school van den heer Swart te Haarlem is over bekend en de Pruisische minister heeft handenar beid op school voorgeschreven. Spreker zal geen voorstel doen, maar wil alleen de aandacht van Burgemeester en Wethouders op deze zaak ves tigen. Verder heeft spreker nog eene opmerking te ma ken naar aanleiding van de le klasse meisjesschool. Daarvoor wordt voorgesteld een aparte teekenon derwijzer aan te stellen, terwijl aan de andere scho len het teekenonderwijs door het onderwijzend personeel wordt gegeven. Spreker meent dat dit eene bevoorrechting is van de meisjesschool en zal voorstellen den teekenleeraar te schrappen. Nog een opmerking moet spreker van het hart ten opzichte van den geest der nieuwe verordening. In het advies der Commissie van Toezicht toch komt een regel voor, die voor een verkeerde rich ting doet vreezen. Het is die over de opleiding voor het M. U. L. O-diploma. Spreker constateert dat de scholen 4 en 12 op het oogenblik voldoen aan de wenschen van die ouders, wier leus het is hunne kinderen zooveel mogelijk te laten leeren. De H. B. S. deugt voor menig leerling niet en dit wordt be wezen door het beduidend aantal mislukkingen. Deze M. U. L. O.-scholen zijn dan ook een uitkomst voor die leerlingen en spreker kan niet nalaten de ouders te waarschuwen voor het Middelbaar On derwijs met zijn overlading. Drijft men nu op de nieuwe scholen in de richting van het M. U. L. O.- diploma, dan vreest spreker voor een afkeurens waardig drilsysteem en dat zal voor de scholen ua- deelig zijn. Voor de vluggeren is dat africhten niet noodza kelijk, terwijl de minder vluggen, d.i- de meerder heid, er teleurstelling van zal ondervinden. Spreker kan zich dan ook niet vereenigen met het sturen in de richting van het M. U. L. O.-diploma Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1914. 125 en wil met het voorbeeld van school 12 voor oogen Burgemeester en Wethouders en den Raad tot voor zichtigheid aansporen en stelt daarom de volgende motie voor: „de Raad, van oordeel dat het M. U. L. O. het aan tal mislukkingen van het Middelbaar Onderwijs kan verminderen, acht een africhting voor het M. U. L. O.-diploma' op de beide scholen 4 en 12 ongewenscht." Ten slotte wenscht spreker te doen opmerken dat aan het slot van alle verordeningen staat dat de verordening in werking treedt op 1 September 1914 en dat daardoor de oude verordeningen te niet wor den gedaan. Spreker zegt dat de besluiten ten op zichte van de salarieëring genomen toch niet te niet worden gedaan. Hij meent dat eraan moet wor den toegevoegd dat de salarisregeling van kracht blijft. Het allerlaatste punt van het prae-advies han delt over de akte voor handelsonderwijs. Den Raad wordt voorgesteld die acte niet te beloonen- Het is evenwel niet enkel een acte voor boekhouden, maar zij omvat meer vakken o.a. ook staathuishoudkunde. Wanneer nu Burgemeester en Wethouders voor standers zijn van het betalen van bijacten, moet ook deze acte worden betaald. Spreker zal in dien geest een voorstel doen. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Zand stra de volgende motie is ingediend: „de Raad, van oordeel dat het M. U. L. O. het aantal mis lukkingen van het Middelbaar Onderwijs kan ver minderen, acht eene africhting voor het M. U. L. O.-diplo ma op de beide scholen 4 en 12 ongewenscht." De heer Schoondermark (wethouder) zal hij de algemeene beschouwingen niet op alle punten in gaan. welke door den heer Zandstra zijn te berde gebracht. Enkele van die punten toch komen hij de betrekkelijke artikelen weer te voorschijn en kun nen dan worden besproken. Spreker begint met de opmerking van den heer Zandstra over handwerk - onderwijs, waarmee zeker slöjd wordt bedoeld. Hij uitte den wensch om dit in het leerplan op te nemen. Spreker kan mededeelen, dat daarmee op een paar scholen een proef wordt genomen. Burgemeester en Wethouders willen den uitslag daarvan afwachten. Verder heeft de heer Zandstra erover gespro ken, dat de verordening in werking treedt op 1 September en dat daardoor de andere verordenin gen zullen vervallen. Dat is zoo, maar de salaris regeling, ingegaan 1 Januari 1914, blijft behouden. In verband hiermee kan spreker nog mededeelen, dat Burgemeester en Wethouders hun voorstel amendeeren in dier voege dat overal, waar staat 1 September, wordt gelezen 15 Augustus, omdat de nieuwe school op 15 Augustus gereed kan zijn en zij het schooljaar niet meer willen laten loopen van Mei tot Mei, maar van half Augustus tot half Augustus. Spreker meent hiermede voorloopig te kunnen volstaan. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Lid I van het voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt met algemeene stemmen aangeno men. Aan de orde is lid 11 van dat voorstel, ontwerp 1 sub Litt. B. De onderdeden IXI11, dit laatste zooals het door Burgemeester en Wethouders is geamendeerd, worden met algemeene stemmen vastgesteld. De verordening in haar geheel wordt met alge meene stemmen aangenomen. Aan de orde is ontwerp II. Onderdeel I wordt met algemeene stemmen vast gesteld. De beraadslaging wordt geopend. De heer Schoondermark (wethouder deelt mede dat artikel 2 der verordening, welke thans wordt voorgesteld te wijzigen, aldus luidt: „Het schooljaar begint: voor de scholen der eerste klasse den Dinsdag, volgende op het einde der zo- mervacantie; voor de scholen der tweede, der derde en der vierde klasse den eersten Maandag in de maand Mei." Burgemeester en Wethouders stellen voor om tus- schen de onderdeelen I en II van het ontwerp een nieuw onderdeel Ibis in te voegen, ten einde dit ar tikel aldus te lezen: „Het schooljaar begint: voor de scholen der eerste en der vierde klasse den Dinsdag, volgende op het einde van de zomervaeantie; voor de scholen der tweede en der derde klasse den eersten Maandag in de maand Mei." De redenen daarvoor zijn de volgende: Het M. U. L. O. examen, waartegen de heer Zand stra is, wat spreker evenwel niet kan veranderen, wordt afgenomen in Juli. Als nu de cursus liep van Mei tot Mei zouden de Candida ten gedurende een paar maanden rondloopen. Ook voor het gymnasium en de R. H. B- S. wordt het toelatingsexamen in Juli afgenomen. Daarom stellen Burgemeester en Wethouders voor den cursus te doen beginnen den Dinsdag volgende op de zomervaeantie. Een vaste datum kan doorvoor niet worden genomen, daar de vacantie verband houdt met de kermis en deze niet op een vasten datum begint en eindigt. De heer Hiemstra vraagt of dit geen bezwaar op levert voor de leerlingen der andere scholen, waar de cursus wel in Mei eindigt. De heer Schoondermark (wethouder antwoordt, dat de opmerking van den heer Hiemstra zeer juist is. Dat is ook de aanleiding geweest dat Burge meester en Wethouders den datum oorspronkelijk onveranderd hebben gelaten. Naar aanleiding van een opmerking van de hoofden evenwel hebben zij de verandering voorgesteld en daartegen is geen be zwaar. Iemand die toch in de 3e klasse eener lagere school zit en naar de 4e overgaat, blijft gedurende de rest van den cursus in de 3e van de M. U. L. O. zitten en op die wijze is deze zaak geheel opgelost. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt onder deel This vastgesteld. De onderdeelen IIVIII worden met algemeene stemmen vastgesteld en daarna het ontwerp in zijn geheel. Aan de orde is ontwerp III. Onderdeel 1 wordt met algemeene stemmen vast gesteld. Aan de orde is onderdeel II. De lieer Tysma vindt de redactie niet buitenge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 5