126
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1914.
woon schitterend- Hij stelt voor haar aldus te lezen:
„Indien meerdere kinderen uit hetzelfde gezin
tegelijkertijd scholen der eerste en vierde klasse
of een van heide bezoeken" enz.
Burgemeester en Wethouders nemen de redac
tie-wijziging over.
Onderdeel II wordt, aldus gewijzigd, met alge-
meene stemmen vastgesteld.
Aan de orde is onderdeel III.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zaïidstra stelt voor in de laatste alinea
te lezen inplaats van: „twee vijfde deelen", „één
vijfde deel".
Dit amendement wordt ondersteund en maakt te
gelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Sehoondermark (wethouder) hoopt dat
de heer Zandstra zijn amendement zal intrekken.
De heer Zandstra zal zich herinneren, dat hij, toen
in 1911 de evenredige schoolgeldheffing werd be
sproken, een vast bedrag voor schoolgeld voor min
vermogenden wilde hebben. Spreker heeft dat toen
afgeraden op grond hiervan, dat Burgemeester en
Wethouders dan niet meer de vrije hand zouden
hebben, iets wat voor de betrokken ouders nadeelig
zou kunnen worden.
Ook is de heer Zandstra toen meegegaan met het
voorstel om van een inkomen tot 1000— 15.
van 1000.1400 25.enz. te heffen.
Wat is nu het geval. Wanneer men de kinderen
van minvermogende ouders 5.— laat betalen,
wordt de sprong van minvermogend tot vermogend,
als spreker het zoo mag noemen, veel te groot.
Burgemeester en Wethouders zullen dan gedurig
voor de vraag staan: moet voor dien leerling 5.
of 25.worden betaald. Dan zal het dikwijls ge
beuren dat zij moeten zeggen: 5.is te min en
dan zal er 25.moeten worden betaald. Het voor
stel van Burgemeester en Wethouders komt de bil
lijkheid het dichtst nabij. De heer Zandstra zal dan
ook verstandig doen met zijn amendement in te
trekken.
De heer Zandstra zegt dat dan beneden de 10.
niemand mag worden toegelaten.
De heer Sehoondermark (Wethouder) antwoordt
dat iemand, die geen 10.kan betalen, gratis
wordt toegelaten.
De heer Zandstra vertrouwt Burgemeester en
Wethouders en trekt zijn amendement in.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Zandstra
diens amendement heeft ingetrokken. Het maakt
derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer
uit.
De beraadslaging wordt gesloten.
Onderdeel 111 wordt met algemeene stemmen
vastgesteld, waarna de verordening in haar geheel
inet algemeene stemmen wordt aangenomen.
Aan de orde is ontwerp IV, onderdeel I.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Sehoondermark (wethouder) meent er
namens Burgemeester en Wethouders op te moeten
wijzen dat in dit artikel een principe schuilt. In
1907 is door den Baad vastgesteld dat van leer
lingen van buiten, die op school 12 gingen, het hoog
ste schoolgeld zou worden gevraagd, zonder over
eenkomst, terwijl voor de scholen 2, 3 en 4 wel over
eenkomsten met buitengemeenten bestaan. Nu de
scholen 4 en 12 samengesmolten zijn, hebben Burge
meester en Wethouders zich afgevraagd of nu ook
niet voor school 12 een overeenkomst met de ver
schillende gemeenten moest worden gesloten en zij
hebben die vraag bevestigend beantwoord. Spreker
heeft dit niet willen laten passeeren zonder er den
Raad op attent te hebben gemaakt, opdat men niet
kunne zeggen dat Burgemeester en Wethouders
den Raad een besluit hebben laten nemen in tegen
stelling met een vroegere beslissing.
De beraadslaging wordt gesloten.
De onderdeden III worden met algemeene
stemmen vastgesteld.
De verordening in haar geheel wordt met alge
meene stemmen aangenomen.
Aan de orde is lid ill van het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders, ontwerp V.
De artikelen 14 worden ongewijzigd vastge
steld.
Aan de orde is art. 5.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Peletier wenscht een amendement voor
te stellen, waarvan de bedoeling is het diploma
voor handelsonderwijs gelijk te stellen met andere
diploma's, in strijd met het advies van Burgemees
ter en Wethouders en de Commissie van Toezicht.
Spreker kan de motieven dier adviezen niet onder
schrijven. Burgemeester en Wethouders zeggen dat
het hier betreft een lagere acte, terwijl het te geven
handelsonderwijs middelbaar onderwijs is.
De acte voor handelsonderwijs evenwel acht spre
ker zeer bevorderlijk voor de praktijk van het on
derwijs in lezen, aardrijkskunde, rekenen en deels
ook geschiedenis. Het onderwijs zal er wel bij varen
en spreker stelt de acte handelsonderwijs minstens
even hoog als die voor zang en handenarbeid.
De heer Sehoondermark (wethouder) kan zich
volkomen vereenigen met het advies der Commissie
van Toezicht. Hij heeft echter ook geïnformeerd
bij anderen. De heer Enklaar, d e man op het ge
bied van handelsonderwijs, schrijft o.a. in de Asser
Courant
„Laat mij in de tweede plaats zonder eenig voor
behoud afwijzen de hier en daar bestaande neiging
„om voor den onderwijzer der lagere school een
„soort van „lagere acte" verkrijgbaar te stellen, die
„het mogelijk zou maken om aan de hoogste klassen
„der lagere school onderwijs in het boekhouden te
„geven. De onderwijzer kan in het algemeen aan de
„hierboven gestelde eischen niet voldoen, waardoor
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1914.
127
„het onderwijs geen nut zou hebben; bovendien be-
„staan er bezwaren van nog ernstiger aard. In de
„eerste plaats geloof ik dat men op de lagere school
„werk genoeg heeft en zeer zeker niet om een nogal
„ingewikkeld leervak verlegen is. In de tweede
„plaats komt dit groote gevaar, dat men als gevolg
„van dit onderwijs eenige bruikbare kennis van het
„boekhouden zou moeten veronderstellen. Zooals
„trouwens meermalen bleek, is het vrijwel ondenk
baar, dat leerlingen van dien leeftijd iets zouden-
„medenemen, dat voor hun later leven van eenige
„waarde geacht zou kunnen worden; daarom zou
„bedoelde veronderstelling hoogst gevaarlijk zijn.
„Wanneer men ziet hoe weinig er van de kennis van
„de gewone vakken van onderwijs: lezen, schrijven
„en rekenen, dikwijls achterblijft hij velen, die na
„hun schoolbezoek slechts zeer weinig behoefte ge
voelden om deze vakken bij te houden, ligt het voor
„de hand, dat van een zoo bij uitstek praktische en
„dus voor de leerlingen der lagere school onbegrij
pelijke, duistere en weinig aantrekkelijke weten-
„schap, niets overblijft, waarvan zij later met succes
„gebruik kunnen maken, waarop zij bij voortgezet
„onderwijs zouden durven voortbouwen."
De heer Enklaar zegt dus: de lagere acte moet
je niet hebben. De heer Peletier meent van wel
en hij beweert dat die kan worden toegepast bij het
onderwijs in het lezen, schrijven, rekenen enz.
Spreker heeft die franje liever niet en hij heeft
liever dat de kinderen iets meenemen, waarvan zij
praktisch nut hebben. Waar nu de heer Enklaar be
weert dat de kinderen er niets van begrijpen, dur
ven Burgemeester en Wethouders gerust voorstel
len voor die acte handelsonderwijs niet te betalen.
De heer Enklaar zegt verder:
„Het onderwijs moet zijn schoolonderwijs, te be-
„ginnen vooral niet vroeger dan op 14 of 15 jarigen
„leeftijd- Hierbij is het gewenscht dat de leerlingen
„dagelijks met de praktijk in aanraking komen, an-
„ders zijn ze stellig op dien leeftijd nog te jong.
„Schoolonderwijs heeft om de gronden te leggen
„alles voor hoven de z.g.n. privaatlessen, inzonder
heid omdat het langzamer werkt en daardoor die
per doordringt, verder omdat bij die leerlingen de
„schoolcontrole niet gemist kan worden."
Spreker ontraadt derhalve ernstig om in te gaan
op het amendement-Peletier.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Pe
letier een amendement is ingediend luidende:
in art. 5, Ia, te lezen na: „zang": „of voor handels
onderwijs".
Dit amendement wordt ondersteund en maakt te
gelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders een onderwerp van beraadslaging uit.
Den heer Peletier spijt het, dat de beschouwing
van den heer Enklaar hei met sprekers amende
ment oneens is. Hij is echter door het voorgelezene
niet geheel van inzicht veranderd, en doet opmer
ken, dat de heer Enklaar te veel den nadruk legt
op boekhouden. Spreker is het met hem eens dat
dit bij het geven van lager onderwijs van weinig-
nut is, maar houdt vol dat kennis van handelsre-
kenen, handeJsaardrijkskunde, staathuishoudkun
de en handelsrecht voor het onderwijs zeer bevor
derlijk kunnen zijn, zoodat, gelijk de heer Enklaar
meent, de leerlingen niet zullen worden volgepropt
met dingen waar zij niets aan hebben; integendeel
zal het geleerde, op practische wijze toegepast, het
onderwijs minder droog doen zijn en de leerstof be
ter tot de leerlingen doen doordringen.
De heer Zandstra wijst erop dat het bezit van het
bedoelde diploma een bewijs is dat de onderwijzer
zich toelegt op algemeene ontwikkeling. Hier is
wel eens de leer verkondigd clat men bij het geven
van een leesles kan merken dat de onderwijzer de
acte voor Fransch heeft. Als dat waar is kan spre
ker zich niet anders voorstellen of de acte voor
handelsonderwijs moet ook invloed op het onderwijs
uitoefenen en hij aarzelt niet die acte gelijk te stel
len met andere acten en meent dan ook dat ervoor
moet worden betaald.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Peletier wordt verworpen met
14 tegen 9 stemmen-
Vóór stemmen de heeren: Zandstra, Lautenbach,
Hiemstra, Tiemersma, Jellema, Tulp, G. W. Koop-
mans, de Haan en Peletier.
Tegen de heeren: Cohen, van Sloterdijck, Fran
sen, Oosterhoff, Tijsma, Beekhuis, J. Koopmans,
Sehoondermark, van Messel, Haverschmidt, Menal-
da, Vonek, Komter en Berghuis.
De artikelen 58 worden ongewijzigd vastge
steld.
Aan de orde is art. 9.
De heer Zandstra stelt voor alinea 1 te schrappen.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer
Zandstra wordt voorgesteld alinea 1 te schrappen.
Dit amendement wordt ondersteund en maakt
tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders een onderwerp van beraadslaging uit.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Sehoondermark (wethouder) hoopt even
gelukkig te zijn als zooeven, n.l. dat hij den heer
Zandstra kan overtuigen dat deze zijn amendement
moet intrekken. Spreker begrijpt niet hoe de heer
Zandstra n u met dit amendement aankomt, want de
bepaling kwam al in de oude verordening voor. Bij
Burgemeester en Wethouders nu is ook de vraag
gerezen of voor school 3 een aparte teekenonder
wijzer moest komen. Zij hebben daarover een onder
houd gehad met het hoofd der school en haar ge
vraagd of het teekenonderwijs niet aan een der
onderwijzeressen kan worden opgedragen. Het per
soneel is daartoe evenwel niet in staat. Op den duur
zal dat wel beter worden en daarom is nu ook een
tijdelijk teekenonderwijzer benoemd. Wanneer nu
Burgemeester en Wethouders door de proef tot de
conclusie komen dat dit zoo moet blijven, komen zij
met een voorstel tot een definitieve benoeming en
kan de heer Zandstra de kwestie weer bespreken.
De vakonderwijzeres in de gymnastiek is al wTeg
en O]) den duur zal het handwerkonderwijs ook
veranderen. De heer Zandstra zal echter door zijn
amendement de school in de war sturen en spreker
geeft hem dan ook in overweging het in te trekken.
Den heer Zandstra is liet wel bekend dat de on
derwijzer tijdelijk Avordt benoemd, maar het staat
niet in deze verordening.
De heer Sehoondermark (wethouder) „dat be
hoeft ook niet."
De heer Zandstra meent dat de vorige teekenon-