172 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 September 1914.
De heer A. Vonek is alzoo benoemd.
Voor de tweede vacature zijn uitgebracht:
op den heer P. A. de Haan 21 stemmen,
terwijl 2 briefjes in blanco zijn ingeleverd.
De heer P. A. de Haan is alzoo benoemd.
Voor de derde vacature zijn uitgebracht:
op den heer P. Hiemstra 18 stemmen,
H. Tiemersma 1 stem,
terwijl 4 briefjes in blanco zijn ingeleverd.
De heer P. Hiemstra is alzoo benoemd.
Voor de vierde vacature zyn uitgebracht:
op den heer mr. D. van Weideren baron
Rengers 17 stemmen,
S. Tulp 3
elk der heeren D. Lautenbach en
T. Jellema 1 stem,
terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd.
De heer mr. D. van Weideren baron Rengers is
alzoo benoemd.
10. Benoeming van vier leden der Commissie voor
het stedelijk muziekkorps.
Voor de eerste vacature zijn uitgebracht:
op den heer A. Cohen 14 stemmen,
mr. C. Beekhuis 5
mr. D. van Welderen ba
ron Rengers 1 stern,
terwijl 2 briefjes in blanco zyn ingeleverd.
De heer A. Cohen is alzoo benoemd.
Voor de tweede vacature zijn uitgebracht:
op den heer D. Lautenbach 19 stemmen,
J. H. Berghuis 1 stem,
terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd.
De heer D. Lautenbach is alzoo benoemd.
Voor de derde vacature zijn uitgebracht:
op den heer mr. A. Menalda 18 stemmen,
elk der heeren D. Lautenbach en
mr. C. Beekhuis 1 stem,
terwijl 3 briefjes in blanco zijn ingeleverd.
De heer mr. A. Menalda is alzoo benoemd.
Voor de vierde vacature zijn uitgebracht:
op den heer L. Zandstra 19 stemmen,
terwijl 4 briefjes in blanco zijn ingeleverd.
De heer L. Zandstra is alzoo benoemd.
11. Regeling van de rangorde van zitting der leden
van den Raad.
Deze wordt bij loting vastgesteld als volgt:
No.
1
de vacature.
No.
2
de heer G. W. Koopmans.
No.
3
yy
yy
A. Cohen.
No.
4
yy
yy
H. Tiemersma.
No.
5
yy
D. Lautenbach.
No.
6
yy
A. Vonek.
No.
7
yy
yy
P. Hiemstra.
No.
8
yy
yy
mr. D. van Weideren baron Ren
gers.
No.
9
yy
P. A. de Haan.
No.
10
yy
mr. A. Menalda.
No.
11
yy
mr. L. R. van Sloterdijck.
No.
12
yy
yy
H. J. Peletier.
No.
13
yy
mr. J. W. Tijsma.
No.
14
yy
yy
mr. C. Beekhuis.
No.
15
yy
yy
S. Tulp.
No.
16
yy
yy
N. T. Haverschmidt J.Hz.
No. 17
yy
yy
L. Zandstra.
No.
18
yy
yy
T. Jellema.
No.
19
yy
yy
S. J. van Messel.
No.
20.
yy
yy
J. Koopmans.
No.
21
yy
yy
W. Fransen.
No.
22
yy
yy
J. H. Berghuis.
12. Verdeeling van den Raad in sectiën.
In de eerste sectie nemen zitting de heeren:
H. Tiemersma, mr. J. W. Tijsma, J. H. Berghuis,
A. Cohen, mr. C. Beekhuis, G. W. Koopmans en de
vacature.
In de tweede sectie nemen zitting de heeren:
L. Zandstra, H. J. Peletier, P. A. de Haan, mr.
L. R. van Sloterdyck, N. T. Haverschmidt, mr. A.
Menalda, A. Vonek en T. Jellema.
In de derde sectie nemen zitting de heeren:
W. Fransen, D. Lautenbach, S. Tulp, P. Hiem
stra, S. J. van Messel, mr. D. van Weideren baron
Reneers en J. Koopmans.
Door het lot wordt de heer ,1. Öosterhoff als voor
zitter der 2e sectie, de heer J. A. A. Schoondermark
als voorzitter der 3e sectie aangewezen, zoodat
de heer T. Komter als lid in de le sectie zitting
neemt. De Burgemeester is krachtens het Regle
ment van Orde voorzitter der le sectie.
13. Rapport der Commissie, heiast geweest met het
onderzoek van de rekening en verantwoording van den
Armenraad, dienst 1913.
De conclusie van het rapport, strekkende tot
goedkeuring der rekening en verantwoording, wordt
met algemeene stemmen aangenomen.
De heer mr. L. R. van Sloterdijck heeft als Voor
zitter van den Armenraad tot het nemen van dit
besluit niet medegewerkt.
14. Rapport der Commissie, belast geweest met het
onderzoek van de rekening en verantwoording van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken, dienst 1913.
Overeenkomstig de conclusie van het rapport,
strekkende tot goedkeuring der rekening, wordt
met algemeene stemmen besloten.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
herziening van de jaarwedden en de pensioensgrond
slagen van de gymnastiekonderwijzers A. J. Ypes en
W. F. Hijgenaar.
Dit voorstel luidt als volgt:
In een schrijven van de Commissie van toezicln
op het lager onderwijs, waarbij zy verschillende
wenschelijkheden ten aanzien van het gymnastiek
onderwijs onder onze aandacht brengt, welke even
wel nog nader door ons overwogen worden, wordt
één punt, namelyk verbetering van de jaarwedden
van de vaste onderwijzers in de gymnastiek, be
sproken, dat wij meenden reeds dadelijk bij Uwe
Vergadering ter tafel te kunnen brengen.
De Commissie is van oordeel, dat de jaarwedde
van den gymnastiekonderwijzer A. J. Ypes ver
hoogd en die van zijn ambtgenoot W. F. Hijgenaar
op een vast bedrag bepaald moet worden. De be
zoldiging van de gymnastiekonderwyzeres, mejuf
frouw M. Hartstra, die aldus is geregeld, dat zij
wegens lessen aan de middelbare meisjes
school 500.
voor twee extra uren100.
voor 5 uur aan school 10150.
voor 5 1222o.
Samen 975.
ontvangt, acht zij, en wij met haar, voldoende.
Eerstgenoemde is sinds 15 Augustus 1887 ir
dienst der gemeente en thans belast met het onder-
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 September 1914. 173
wijs aan het gymnasium gedurende 5, aan school 2
gedurende 14'/2 en aan school 10 gedurende 5 uren
per week. Hij ontvangt daarvoor 1125.'s jaars,
benevens 52.50 voor lx/2 tijdelijk lesuur aan
school 2, begrepen in de evenverinelde 14} l2. Sinds
27 Augustus 1901, toen de jaarwedde van 1000.
0]) 1125.-— werd gebracht, is deze niet verhoogd.
Van laatstgenoemd bedrag komt na de opheffing op
1 September 1904 van de burgerdag- en -avond
school, waaraan hij ook onderwijs gaf, 775.ten
laste van het lager onderwijs en 350.ten laste
van het gymnasium. Met de Commissie van toezicht
zyn wij van gevoelen, dat die bezoldiging voor
een ambtenaar met bijna 27 dienstjaren niet vol
doende is, ten minste wat betreft zyn werkzaam
heid aan de lagere scholen. Daarvoor dient hij met
1000.— 's jaars betaald te worden, onder ver
plichting evenwel daarvoor ten hoogste 25 lesuren
per week te geven. Met de jaarwedde voor het on
derwijs aan het gymnasium stygt het bedrag dan
in totaal tot 1350.
Een gevolg hiervan zal zijn, dat de pensioens
grondslag voor den betrokkene verhoogd moet wor
den. Hierbij doet zich evenwel een eigenaardige
moeilijkheid voor. Als vakonderwijzer bij het lager
onderwijs is hij gemeenteambtenaar in den ziy der
Pensioenwet voor de gemeenteambtenaren 1913 en
als leeraar aan het gymnasium is hij ten opzichte
van de pensioensbepalingen burgerlijk ambtenaar.
Feitelijk behoort Ypes dus iwee pensioensgrond
slagen te hebben. Hij heeft die echter niet. Als bur
gerlijk ambtenaar is in 1887 bij zijne aanstelling
noch daarna een pensioensgrondslag voor hem vast
gesteld. De reden, waarom dit achterwege is ge
laten, is niet aan het licht gekomen. Vermoedelijk
is dit niet gedaan, omdat Ypes aangesteld werd
als onderw ij zei' in de gymnastiek, zy het dan
ook met de toevoeging: bestemd om onderwys te
geven aan het gymnasium, de burgerdagschool en
de gemeentescholen nos. 2 en 10.
Na overleg met de betrokken autoriteiten meenen
wij thans voorstellen te moeten doen om voor Ypes
ook als burgerlijk ambtenaar een pensioensgrond
slag vast te stellen. Dit behoort evenzeer te geschie
den over het tijdvak sedert zijne aanstelling verloo-
pen en dan zoowel voor zijn leeraarschap aan het
gymnasium als voor dat aan de voormalige burger
dag- en -avondschool, doch voor dit laatste tot-het
tijdstip van opheffing dier school, zijnde 1 Septem
ber 1904. Om verder het nadeel voor den betrokkene,
dat hij vóór 1 April 1914 niet heeft kunnen ver
klaren, dat hij ten opzichte van de pensioensbe
palingen in die laatste fund ie als burgerlijk amb
tenaar herplaatst wenschte te worden, zooveel mo
gelijk te beperken, dient overeenkomstig een schrij
ven van den Minister van Financiën de pensioens
grondslag als leeraar aan het gymnasium bepaald
te worden op 475.namelyk wegens jaarwedde
als zoodanig 350.— en wegens laatste jaarwedde
als leeraar aan de voormalige burgerdag- en avond
school 125.en wel met ingang van den dag
van het betrekkelijk raadsbesluit.
Een en ander brengt voor Ypes naast de rechten,
welke hij erdoor verkrijgt, de verplichting mede
over het tot den datum van het raadsbesluit ver
streken tijdperk alsnog het verschuldigde, tot 25
Augustus 1914 berekend op 205.45 in het geheel,
wegens bijdrage voor het weduwen- en weezen-
pensioen van burgerlijke ambtenaren aan te zuive
ren. Blijkens ontvangen inlichtingen mag die som
m acht drie-maandelijksche termijnen voldaan wor
den; dit maakt de betaling voor hem gemakkelijker.
Nu heeft Ypes, wien wij met een en ander in ken
nis hadden gesteld, ons verzocht te bevorderen, dal
gemeld bedrag door de gemeente zou worden be
taald, zij het niet geheel, dan ten deele. Waar een
verhooging van jaarwedde van 225.voor hem
wordt voorgesteld en een betaling in termijnen is
toegelaten, wat neerkomt op ruim 100.per jaar,
meenen wij dat zyne bewering, als zou het hem
hoogst moeilijk, zoo niet onmogelijk zijn de vereisch-
te som te voldoen, althans in deze omstandigheden
niet geheel gerechtvaardigd is. Wij kunnen dan ook
geen vrijheid vinden U daartoe een voorstel te
doen.
De gymnastiekonderwijzer Hygenaar is sedert 1
April 1880 in gemeentedienst en thans werkzaam
aan de gemeentescholen nos. 4, 9 en 12, waar bij
nu onderscheidenlijk gedurende 6, 5 en 22 uren per
week les geeft. Hij ontvangt daarvoor eene vaste
jaarwedde van ƒ800.(met ingang van 1 Januari
1898 werd deze van 600.— tot dat bedrag ver
hoogd), benevens een belooning van 405.voor
zijne tijdelijke werkzaamheden aan school 12. Aan
die school werd hij toch voor bovenvermeld aantal
uren aangesteld met ingang van 1 Juli 1906 tot
uit. April 1907, welke tijdelijke aanstelling verlengd
werd eerst tot het einde van den cursus 1907/08
en met ingang van 1 Mei 1908 tot wederopzeg-
gens toe. Als gevolg hiervan werd hij met ingang
van 1 Juli 1906 ontheven van 8 lesuren aan school 4
en van 5 aan school 2, zoodat liy sinds dien datum
9 uren per week meer onderwijs heeft te geven.
Hiervoor krijgt hij de bovengenoemde 405.—.
Waar die tijdelijke aanstelling nagenoeg acht jaren
heeft geduurd, meenen wij dat er alleszins reden
is de daarvoor bepaalde belooning bij de vaste
wedde te voegen. Maar ook, en bovenal, omdat wij
met de Commissie van toezicht op het lager onder
wijs van meening zyn dat het niet billijk is de
bron van inkomsten van een ambtenaar, die de ge
meente tal van jaren heeft gediend, voor een groot
deel afhankelijk te maken van wisselvallige omstan
digheden, zoodat zij minder zou worden, als het aan.
tal lesuren aan laatstgenoemde school kleiner werd.
Daarom willen wij de jaarwedde voor Hygenaar op
vast 1205.— gesteld zien, waarvoor hij dan ten
hoogste 30 uren per week les zal hebben te geven.
Het tegenwoordige aantal van 33 zal binnenkort
verminderen door de infunctietreding aan gemeen
teschool no. 9 van een onderwijzer in het bezit der
akte gymnastiek, die dat vak onder de gewone
schooluren kan onderwijzen. De pensioensgrond
slag van Hijgenaar zal dan ook op evengemeld be
drag moeten worden gesteld, hetgeen hoogere pen
sioensaanspraken tengevolge heeft.
Voor de beide onderwijzers kan de aanwijzing
van de scholen, waaraan zij werkzaam zullen zijn,
aan Burgemeester en Wethouders worden overge
laten. Met het oog op de praktijk is dit beter, omdat
dan niet voor elke verandering binnen degren-
z e n van het maximum aantal lesuren
van 25 en 30 een besluit van Uwe Vergadering be
hoeft te worden uitgelokt.
Op grond van het voorafgaande, hebben wij de
eer U voor te stellen te besluiten:
A. gerekend met ingang van 1 Juli 19.14:
1. de jaarwedde van den onderwijzer in de gym
nastiek A. J. Ypes te verhoogen van 1125.tot
1350.met dien verstande dat hiervan op de
gemeentebegrooting 350.ten laste van het gym
nasium zal worden gebracht en onder verplichting
voor dat bedrag les te geven aan liet gymnasium
en voor de overige 1000.— ten hoogste 25 uren
per week les te geven aan door Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen scholen voor openbaar
lager onderwijs;
2. de jaarwedde van den onderwijzer in de gym
nastiek W. F. Hygenaar te bepalen op 1205.
onder verplichting ten hoogste 30 uren per week