208 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 November 1914. De heer Beekhuis vraagt hoever het met de 118 woningen is die, volgens de indertijd door het Rijk voor de subsidieering gestelde conditie, onbewoon baar moeten worden verklaard vóór 1 Mei 1915. Spreker vraagt of die termijn later niet is verlengd tot 1 Mei 1916. De Voorzitter beantwoordt de vraag van den heer Beekhuis omtrent het uitstel bevestigend. De heer Beekhuis vreest dat de gemeente op deze manier op 1 Mei 1916 niet klaar zal zijn. De Raad heeft indertijd een goed besluit genomen met de on bewoonbaarverklaring der woningen. Als hij ze nu weer bewoonbaar verklaart daarop komt het toch in de praktijk neer vordert men niets. De prik kel om zoo spoedig mogelijk nieuwe woningen te bouwen vervalt dan. De Voorzitter heeft zooeven over de schenking van een perceel bouwterrein ge sproken. Spreker vraagt of dat stuk land niet aan de Wöningvereeniging kan worden gegeven. Hij denkt niet dat de schenker zich daartegen zou ver zetten en is van meening hij heeft wel eens ach ter de coulissen gekeken dat die vereeniging wel meer wil bouwen, als zij voor een geschikten prijs land kan krijgen. De heer Fransen meent ertegen te moeten waar schuwen om het land aan de Wöningvereeniging over te doen. Deze vereeniging verhuurt ook niet aan mensehen wier woningen onbewoonbaar zijn verklaard. Zij is zeer serieus in het zoeken van be woners: uit onbewoonbaar verklaarde woningen neemt zij ze niet. Wanneer de gemeente wil zorgen voor woningen voor hen die uit onbewoonbaar ver klaarde woningen komen, dient zij zelve de beschik king te hebben over de nieuwe woningen. De heer Lautenbach wenscht de opmerking van den heer Fransen geheel te onderschrijven, en wil Burgemeester en Wethouders in overweging geven over te gaan tot gemeentelijken woningbouw. Anders zullen de menschen, waarvan hier sprake is, nooit of te nimmer, betere woningen kunnen betrekken. Spreker heeft verscheidene woningen bezocht in den laatsten tijd en hij weet dat de mensehen uit on bewoonbaar verklaarde woningen niet door de Wö ningvereeniging als huurders worden geaccepteerd. De Voorzifter zegt dat de Wöningvereeniging die voorwaarde kan worden opgelegd. Hij wil het denk beeld van den heer Beekhuis bij Burgemeester en Wethouders ter tafel brengen, doch moet er aan toe voegen dat er wel bezwaren tegen bestaan. Op de vraag van dat raadslid hoeveel woningen reeds on bewoonbaar zijn verklaard kan spreker nu geen ant woord geven. Voor de berekening van de 115 tel len deze echter wel mee. Zij zijn toch onbewoonbaar verklaard, alleen is de ontruimingstermijn verlengd. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om het perceel Oldegalileen no. 61 met tuin te bestemmen tot dienstwoning voor en te verhuren aan den opzichter der gemeentelijke plantsoenen. Dit voorstel luidt als volgt: Jn Uwe vergadering van den 8 Februari 1910 werd besloten het huis aan Oldegalileën no. 61, kadastraal bekend sectie F. no. 2011, met ingang van 12 Mei 1910 te verhuren aan B. Lugt, opzichter der plantsoenen alhier, voor den tijd van één jaar en voor een huurprjjs van 125. Sinds is aan genoemden opzichter eervol ontslag verleend, terwijl het wenschelijk is, om niet bij ver andering van den betrokken ambtenaar telkens een nieuw besluit te behoeven uit te lokken, liet bedoel de perceel als dienstwoning te verhuren aan den opzichter der gemeente plantsoenen, waarom wij U in overweging geven te besluiten: met intrekking van het raadsbesluit van den 8 Februari 1910 no. 41R/18, voor zooveel de verhuring aan B. Lugt betreft, het perceel Oldegalileën, kadas traal bekend sectie F. no. 2956 als huis en tuin, groot 5 Are 28 c.A., plaatselijk gemerkt uo. 61, aan te wijzen als dienstwoning van den opzichter der plantsoenen, die daarvoor een huursom van 125. per jaar zal zijn verschuldigd en voorts verplicht is de door Burgemeester en Wethouders ter zake te stellen voorwaarden na te leven. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om niet over te gaan tot verdere verhuring van de gardenierslanden het Hinneland en het Blokkeland en om het perceel gar- deniersland bij Krom en Regt, alle aan Oldegalileen, voor den tijd van een jaar te verhuren aan H. Plan- ienga, alhier. Dit voorstel luidt als volgt: Den eersten Januari 1915 eindigt de huur van de perceelen Gardeniersland, onderscheidenlijk gele gen aan de Dokkumer Ee en bekend als „het Blok keland", aan den Lekkumerdijk en bekend als „het Hinneland" en bij Krom en Regt aan Oldegalileën en verhuurd aan respectievelijk M. Wiemers, H. S. Ritman en H. en M. H. Plantenga. Ritman heeft zich tot Uwe Vergadering gewend bij het adres, dat om prae-advies in onze handen werd gesteld en hierbij weder wordt aangeboden, en Wiemers en H. Plantenga tot ons met het ver zoek opnieuw voor vijf achtereenvolgende jaren het bij hen in gebruik zijnde land te mogen huren. Die verzoeken meenen wij U niet ter inwilliging te mogen voordragen. Er zijn toch bij ons College plannen in voorbereiding, die U te zijner tijd, zoo dra zij een vasten vorm hebben aangenomen, ter vaststelling zullen worden aangeboden, n.l. om op „het Blokkeland" en „het Hinneland" en waar schijnlijk ook op het land bij Plantenga in huur een nieuwe algemeene begraafplaats te doen aanleg gen, voorloopig volgens het op de hierbij overge legde teekening aangegeven schema. Worden die plannen verwezenlijkt, dan zal dat tot gevolg heb ben, dat eerstgenoemde landerijen eene andere be stemming krijgen, terwijl diezelfde plannen het wenschelijk maken, dat het land, bij Plantenga in gebruik, niet langer dan voor één jaar uit handen wordt gegeven. Om die reden is het tevens in het belang der ge meente, dit perceel gardeniersland niet in het open baar te verhuren, ook omdat de mogelijkheid alsdan een hoogere huursom dan de tegenwoordige 575) te bedingen, met het oog zoowel op den korten huur- tijd als op de critieke tijdsomstandigheden, geacht kan worden buitengesloten te zijn. Behoudens eeni- ge met den korteren huurtijd verband houdende wijzigingen, als bijv. ten aanzien van de bemesting, kunnen de thans geldende voorwaarden opnieuw ge steld worden, terwijl de huurprijs onveranderd kan worden gelaten. Wij hebben de eer U derhalve voor te stellen te besluiten: I. in afwachting van de nadere voorstellen van Burgemeester en Wethouders „het Blokkeland", Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 November 1914. 209 gelegen aan de Dokkumer Ee, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie F no. 2208, als moes tuin, groot 1.59.80 H.A., en no. 1966, als bergplaats, groot 20 c.A., en „het Hinneland", gelegen aan den Lekkumerdijk, kadastraal bekend alsvoren no. 902, als moestuin, groot 1.49.00 H.A., niet opnieuw te verhuren; II. het perceel gardeniersland, gelegen bij Krom en Regt aan Oldegalileën, kadastraal be kend gemeente Leeuwarden, sectie F. no. 1876, als moestuin en boomgaard, groot 1.58.50 H.A., en no. 1877, als schuur, groot 50 c.A., alzoo in het geheel groot 1.59.00 H.A., voor den tijd van één jaar, in gaande 1 Januari 1915, ondershands te verhuren aan Hijlke Plantenga, gardenier, te Leeuwarden, tegen de som van vijfhonderd vijf en zeventig gul den 575.en behoudens de door Burgemeester en Wethouders noodig geachte wijzigingen, op de thans geldende voorwaarden. III. Burgemeester en Wethouders te machtigen met de tegenwoordige huurders van de onder 1 ge noemde perceelen gardeniersland overeen te ko men omtrent de overneming of overdracht van op dat land staande struiken en gewassen, welke nog waarde hebben en om die des noodig op te ruimen en van de hand te doen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Tysma wijst erop dat het land tot op het huidige oogenblik door verschillende gardeniers is gebruikt, zoodat het zeker in goeden staat van cul tuur is. Het is dus goed bemest en dit is eene om standigheid, die voor een kerkhof niets beteekent, voor de gebruikers echter wel. Spreker vraagt nu of het wel wenschelijk is een terrein, dat in zoo goe den staat van cultuur is, plotseling te bestemmen voor een kerkhof, waardoor veel kostbare grond- specie nutteloos verloren zou gaan. Wanneer er niet zoo'n groote haast is bij het aanleggen van een nieuw kerkhof, zou het volgens spreker overweging verdienen het land nog voor een jaar te verhuren. Er kan dan bepaald worden dat er niet bemest be hoeft te worden. De huurders kunnen dan nog pro- fiteeren. De heer Beekhuis kan de woorden van den heer Tijsma onderschrijven. Spreker is ter plaatse ge weest en hij heeft met een enkelen huurder gespro ken. Het is hem gebleken, dat er toevallig dit jaar nog al zwaar bemest is. Ook spreker zou het plan van den heer Tijsma, als er bij den aanleg van een nieuwe begraafplaats niet bepaald haast is, wel toelachen. Hij zou het land dan ook aan Ritman en Wiemers voor één jaar willen verhuren zonder ver plichting tot bemesting. Misschien kan de gemeente daardoor nog iets hoogere huur bedingen. De heer Tiemersma zegt dat, ofschoon het niet vaststaat dat bij aanneming van het voorstel beslo ten is tot aanleg van een nieuw kerkhof, het er toch verband mee houdt. Burgemeester en Wethouders zeggen dan ook toe met voorstellen te zullen komen als de plannen een vasteren vorm hebben aange nomen. Spreker heeft bij een bezoek aan deze percee len den indruk gekregen dat liet land erg laag ligt. Het tegenwoordig in gebruik zijnde kerkhof is ook zoo laag dat het water in de graven staat en met moeite zoolang verwijderd kan worden dat het lijk er is ingezet. Men zeg*t dat dit hemelwater is dat met kan afvloeien en men het niet graag wil loozen op de omringende slooten, maar het is een treurig ge zicht, velen noemen het afschuwelijk. Dit laaggele gen land nu is allerminst geschikt voor kerkhof en het zal enorm moeten worden opgehoogd. M anneer dat moet gebeuren zou er wellicht beter naar een ander terrein kunnen worden uitgezien mede met het oog op de aan dit terrein verbonden kosten. De Voorzitter wijst erop dat het plan om een nieuw kerkhof te zoeken al zoo oud is als spreker in deze gemeente is. Er zijn reeds tal van plannen geweest en nu is dit terrein voorloopig aangehou den, omdat dit, alle omstandigheden in aanmerking genomen, Burgemeester en Wethouders het eenige mogelijke toeschijnt. Dat het terrein zoo bijzonder laag is gelooft spreker niet. Hij herinnert zich dat meer dan één ander terrein om zijn lage ligging is afgekeurd. Wat het ophoogen van den bodem be treft, dat brengt dan ook de grootste kosten mee. De reden waarom Burgemeester en Wethouders nu met dit voorstel komen is deze. Toen spreker met den Di recteur der Gemeentewerken over het plan bezig was, kwam het bericht in dat de huur dezer landen binnenkort eindigde. Toen is de vraag gerezen of die gecontinueerd zou worden. Burgemeester en Wethouders hadden liever voorgesteld het land op korten termijn te verhuren, dan zou de Raad gele genheid hebben de plannen eerst rustig te bekijken. Het geviel echter dat verschillende aanhangige plannen tot werkverschaffing om verschillende re denen kwamen te vervallen. Op het geschonken ter rein kan de gemeente dezen winter niet alles doen, omdat de opstal tot Mei is verhuurd en Burgemees ter en Wethouders zouden een heele lijst kunnen overleggen van op zichzelf noodige werkzaamhe den, die dezen winter nog niet aangepakt kunnen worden. Daarom is gezegd: laten wij praktisch zijn en dezen winter met den aanleg van het nieuwe kerkhof beginnen. Het is grootendeels grond- en sjouwermanswerk en daarmee kunnen de menschen geholpen worden, die geholpen moeten worden. Daarom zijn Burge meester en Wethouders met hun voorstel gekomen. Als de Raad dit land nu verhuurt is het eenige groote grondwerk, dat dezen winter kan worden uitgevoerd, onmogelijk gemaakt. Spreker geeft daarom ook in ernstige overweging het plan af te wachten en het land niet te verhuren. Wat het be zwaar van de bemesting betreft, het komt meer voor dat juist het laatste jaar bijzonder zwaar ge mest is. De huurders hadden dan maar zoo verstan dig moeten zijn dit niet te doen. Hij meent den Raad in overweging te moeten geven het voorstel aan te nemen. De heer Tijsma zegt dat de Voorzitter niet zal ontkennen diit het voorstel bij verrassing is ter tafel gebracht. Spreker vraagt of het niet beter zoude zijn te wachten tot dat de Raad een besluit heeft ge nomen omtrent den aanleg van een nieuw kerkhof. De gardeniers kunnen aan den tuin niet vee! doen nu zij weten welk gevaar hun boven het hoofd hangt. De Voorzitter: „als de gemeente het land niet ver huurt loopt de huur af' De heer Tijsma: „als het moet dienen voor werk verschaffing moet voor 1 Januari vaststaan wat er mee gebeurt. De Voorzitter: „als de huurders weten dat zij het land niet kunnen huren kunnen zij naar ander land uitzien". De heer Tysma: „de huurders kennen den toe stand en als zij zeggen: wij kunnen niet langer wachten, kunnen zij hun verzoek intrekken. Als de Raad nu al zegt dat hij het niet wil verhuren, is de gemeente de pas afgesneden. De gemeente neemt ook de struiken over".

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 3