218 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 November 1914.
acht spreker niet juist. Het onderwijs mag even
hoog, ja nog hooger staan dan in vele andere ge
meenten, maar dat men over het algemeen in Leeu
warden zooveel krygt voor zijne betaalde belastin
gen is niet waar. Andere steden hebben veel na
tuurschoon, veel gelegenheid voor amusement,
Leeuwarden biedt dat niet. Men krijgt hier inder
daad ook niet zooveel voor zyn geld als elders. Daar
om is de opmerking der Commissie van Rappor
teurs, dat door verhooging van den Hoofdeiijken
Omslag Leeuwarden als woonplaats minder be
geerlijk wordt, volkomen juist. Menigeen toch, die
niet door zijne zaken gedwongen wordt hier te wo
nen, zal niet Leeuwarden als woonplaats kiezen
omdat hier niet veel te genieten is en de belastingen
hoog zijn. Die hooge belastingen geven bij de keuze
eener woonplaats dikwijls den doorslag en het zou
niet goed gezien zijn van den Raad den Hoofdeljj-
ken Omslag te onderschatten en te zeggen: het komt
er niet zoo erg op aan hoeveel Hoofdeiijken Omslag
men betaalt.
De heer Haverschmidt vindt het opmerkelijk dat
in en buiten den raad het aschland zoo'n bizondere
belangstelling geniet in tegenstelling met de gasfa
briek die i n de stad ligt en in 1908, met slechts twee
stemmen tegen, nagenoeg geheel werd vernieuwd.
Men vrage eens aan de omwonenden wat een aan
gename buur zoo'n gasfabriek wel is.
Spreker verwacht niet dat de aschlandkwestie
spoedig zal worden opgelost; elk plan zal wel af
stuiten op financieele of technische bezwaren; zoo
was het in 1879 en eveneens in 1908.
M en wacht nu op de resultaten van de buiten-
landsche reis der commissie in zake vuilverbran
ding, een systeem hier te lande nog vrij onbekend
en intusschen hebben we uit een lezing vernomen
hoe het te Leiden toegaat, waar men met voorbij
gaan van eigen exploitatie direct van verpachting
op verbranding is overgegaan.
Toch blijkt het in Leiden maar half werk; het
straatvuil wordt er wel verbrand, maar de faeca-
liën komen in de gracht terecht, zoodat iemand die
in het water valt en gelukkig gered wordt, dikwijls
na eenige dagen aan een besmettelijke ziekte sterft.
En kostbaar is het daar zeker; anders had een
Leidsch raadslid niet nog onlangs verklaard dat het
verbrandingssysteem de zinkput is, waarin een
groot deel der belastingpenningen verdwynt. Dit
alles klinkt nu wel niet heel bemoedigend, maar
men trooste zich met de gedachte dat de aschbelt er
den langsten tijd heeft gestaan, want het terrein
staat reeds in 1689 als mestvaalt op de kaart.
Nu spreker het toch over minder welriekende za
ken heeft nog een kort woord over de tank.
Dit komt zeker niet te onpas, nu we juist weer
een periode van afschuwelijken stank hebben door
gemaakt.
De tank dan dateert van 1906; eerst was het een
enkele dam, daarna plaatste men op 200 Meter ten
oosten een tweeden dam en zoo werd het een open
septic-tank, waar het afvalwater van de cartonfa-
briek door een buisleiding -werd heengevoerd.
De dam voldeed goed; spreker heeft er zich te zij
ner tijd persoonlijk van overtuigd dat aan deze zijde
van den dam zich een plantengroei ontwikkelde, die
men alleen in gezond water aantreft en zelfs de
bleeker zag er geen bezwaar in het water in zijn
sloot te malen.
Dit ging goed zoolang de fabriek te Huizum niet
wc kte, want daar had men eigenlijk geen rekening
mee gehouden.
De cartonfabriek is verdwenen maar de tank ligt
er nog en als spreker zich nu herinnert de verkla
ring van de beide hoofdingenieurs van den water- i
staat Escher en Vermaes, dat de natuurlijke af
strooming is naar het noordoosten waar het zeewa
ter het laagst wegloopt en de sluizen aan de Lau
werzee de afzuigingspunten ziju van de Potmarge,
dan komt hij tot de conclusie dat de dam, die deze
heeren zich trouwens op een andere plaats hadden
gedacht, het afvalwater van de Huizumer fabriek
juist keert en als het ware dwingt, daar de zuiging
blijft bestaan, door de Leeuwarder grachten heen
den aangewezen weg naar de Lauwerzee te volgen.
Een dam dicht bij de stad zou dat beletten, terwijl
de septic tank zou kunnen verdwijnen. Spreker weet
niet of zijne bewering geheel juist is, maar in elk
geval beveelt hij zijn denkbeeld ter overweging aan.
De heer Tijsma had gehoopt dat Burgemeester en
Wethouders dit jaar, nu gelukkig alleen buiten onze
grenzen de oorlog woedt en binnen die grenzen
overal wordt gestreefd naar wat de heer Hiemstra
den Godsvrede noemde, zich eens op een ruim en
vrijzinnig standpunt hadden gesteld tegenover de
Unie-collecte.
Spreker wil eene opmerking maken. Vandaag
komt er een punt op de agenda voor, waarbij de
Voorzitter den Raad tot zijne inzichten wil bekee-
ren met een advies van een lid van den Raad van
State. Ten vorigen jare hebben de voorstanders van
bijzonder onderwijs deze praktijk in toepassing ge
bracht. Zij hebben, met behulp van den Staatsraad
Heemskerk, Burgemeester en Wethouders willen
overtuigen, dat zij verkeerd deden met er eene zoo
kleinzielige beschouwing op na te houden bij de wei
gering der collecte. De heeren zijn echter afwezig
gebleven en het lezen van het verslag schijnt niet
op hen te hebben ingewerkt. Spreker constateert
dat met misnoegen. Hij had gehoopt dat Burgemees
ter en Wethouders in de tegenwoordige omstan
digheden aanleiding hadden kunnen vinden althans
dit jaar de collecte toe te staan. In de sectieverga
dering heeft spreker er op gewezen dat het bijzon
der onderwijs krachtens de wet is aangewezen op
Staatshulp en particulieren steun. Het ontlast de
gemeente van groote uitgaven, die zij te doen zou
de hebben als er geen bijzonder onderwijs werd ge
geven. Het is dus in het gemeentebelang het bijzon
der onderwijs niets in den weg te leggen en het
komt dan ook niet te pas aan de voorstanders van
bijzonder onderwijs te weigeren zelfs bij hunne me
destanders te collecteeren. De Unie-collecte is, zij
het dan ook op andere wijze, evenwel toch gehouden
en heeft eenige honderden guldens meer opgebracht
dan anders. Palma sub pondere crescit.
De tweede kwestie, die spreker even wenscht te
behandelen, gaat niet tegen Burgemeester en Wet
houders. De ongelukkige, die in de tweede sectie de
opmerking heeft gemaakt, waarover hij nu zoo he
vig is aangevallen, is spreker. Spreker dankt zijn
rechterbuurman, die hem in zijne verdediging reeds
heeft geholpen en die reeds heeft doen uitkomen
dat, als het resultaat van het streven der bedoelde
raadsfractie in het sectierapport juist is, dat stre
ven onjuist is. Als zijn woonplaats toch kiest
iemand in den regel een plaats, waar de Hoofdelijke
Omslag laag is.
Men vraagt dan ook niet: hoeveel centen kost daar
het gas, maar hoe hoog is het heffingsprocent van
den Hoofdeiijken Omslag en het is derhalve een
verstandige politiek den Hoofdeiijken Omslag zoo
laag mogelijk te houden en op een andere minder in
het oog loopende, minder bezwaarlijke en minder
drukkende wijze naar inkomen te zoeken.
De heer Zandstra heeft gezegd dat het in het sec
tierapport niet juist is weergegeven waar gezegd
is: hiertegen n.l. tegen het minder begeerlijk wor
den der gemeente als woonplaats, werd aangevoerd,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
dat de winst uit de bedrijven behoorde te komen
aan de neringdoenden, die de meeste productie be
trekken.
Spreker houdt staande dat het zoo is gezegd. Er
is tegen spreker geageerd toen hij uitdrukkelijk
erop wees dat de verlaging van den gasprijs niet
ten goede zou komen aan de verbruikers van munt-
gas. Al werd de gasprijs verlaagd, dan zou dat nog
niet kunnen worden toegepast op het muntgas, om
dat daarop door het verstrekken van lampen en
gastoestellen aan de verbruikers geen noemens
waardige winst wordt gemaakt.
De heer Hiemstra heeft gezegd dat de lasten
thans even zwaar drukken op den kleinen man als
op den bezitter. Spreker geeft dit toe, maar als de
gasprys 1 cent hooger is dan wordt daardoor al een
byzonder geringen druk op den kleinen man uitge
oefend.
Deze toch brandt in den regel slechts een of
twee lichten, terwijl de meer gegoeden meer gebrui
ken. Hoe gegoeder men is hoe meer lichten men ge
bruikt. Wanneer er dus winst wordt behaald, dan
jagen de armen die niet in de gemeentekas, wel de
meer gegoeden. Men mag het eene verkapte belas
ting noemen, ze is zeker aanbevelenswaard, daar
degene, die het meeste gebruikt, ook de meeste be
lasting betaalt. Als dan ook de motie-Zandstra in
werkelijkheid wordt omgezet en de gasprys ver
laagd, dan profiteeren daarvan de meergegoeden
en niet de minder gefortuneerden. De eersten zul
len het mindere dat de gasfabriek opbrengt in den
vorm van Hoofdeiijken Omslag weer moeten op
brengen.
Omdat nu steeds in de eerste plaats wordt ge
vraagd naar het heffingsprocent van den Hoofdeiij
ken Omslag, moet de Raad met dingen als de mo
tie-Zandstra zeer voorzichtig zijn. Spreker heeft
een en ander willen te berde brengen omdat hij ver
onderstelt dat dit de laatste discussie over de be
grooting zal zijn die hij meemaakt.
De heer Vonek wil den Wethouder van Onderwijs
een vraag stellen naar aanleiding van de school voor
achterlijke kinderen. De wethouder heeft het vorig
jaar beloofd te dezer zake een onderzoek te zullen
doen instellen door de schoolartsen en spreker twij
felt er niet aan dat de heer Schoondermark die be
lofte heeft gehouden. Spreker zou gaarne het re
sultaat van dat onderzoek vernemen, omdat hij ten
vorigen jare heeft voorspeld dat een dergelijke
school noodzakelijk zou blijken. Indien deze voor
spelling is uitgekomen, dan hoopt hij tevens te ver
nemen in welk stadium van voorbereiding deze zaak
verkeert.
De heer Hiemstra heeft als klap op de vuurpijl de
mededeel ing van den heer Tijsma gehoord dat deze
voor het laatst de begrootingsdebatten meemaakt.
Spreker heeft die mededeeling met gemengde ge
voelens aangehoord, omdat de Raad dan de geestige
opmerkingen van dit raadslid zal moeten ontberen.
Anderzijds heeft hij evenwel met genoegen kennis
genomen van de bedoeling van den heer Tijsma, om
dat hij ziet welk reactionair standpunt dit raads
lid ten opzichte van de belastingen inneemt. Hij
heeft gezegd dat zij, die profiteeren van de gas-
Iu'ijsverlaging, het ontbrekende in den vorm van
loofdelijken Omslag zullen moeten betalen. Dat is
in 't algemeen niet geheel juist. Niet alleen de ar
beiders, maar ook de middenstand Avordt door de
gasbelasting veel zwaarder gedrukt dan zij die geen
bedrijf hebben.
De heer Tijsma had moeten zeggen dat hij spre
kers beginsel deelt en er aan toe moeten A'oegen,
dat doorvoeren van het beginsel: belasting naar
an Leeuwarden van Dinsdag 17 No\rember 1914. 219
draagkracht, niet mogelijk is omdat de menschen
met groote inkomsten het hun competeerende niet
willen betalen. Ook by de herziening der verorde
ning is gezegd: alles mooi en wel, maar de menschen
met geld smeren hem. Daarom kan volgens deze
sprekers het principe niet worden doorgevoerd. De
leer Tijsma heeft gezegd dat de druk der gasbe-
asting zeer gering is op den kleinen man en tege-
ijk dat de meer gefortuneerden Leeuwarden niet
als woonplaats zullen begeeren als die druk op hen
wordt gelegd, tengevolge \Tan eenige verhooging
\'an den Hoofdeiijken Omslag. Dit lijkt wel wat
vreemd en daarin ligt een duidelijke tegenspraak
opgesloten. Ook is de heer Tijsma er voor de belas
ing te halen op een minder opvallende manier. Op
deze wijze evenwel zal men elke indirecte belasting
wel kunnen verdedigen. Men komt er dan Avel een
beetje gemakkelijker, maar men moet niet alleen
rekening houden met het gemak, ook met de eischen
der rechtvaardigheid. Door te redeneeren als de
heer Tijsma keert men terug tot den ouden tijd der
broodbelasting, de stedelijke accijnsen enz.
Spreker heeft zooeven gezegd met gemengde ge
voelens de mededeeling van den heer Tijsma te heb
ben vernomen. Dat beteekent, dat, wanneer er straks
een opvolger uit de fractie van dit raadslid mocht
komen, spreker het niet zou betreuren indien deze
wat meer democratisch gezind is. Ten slotte meent
spreker de opmerking niet te mogen achterhouden,
dat de heer Tijsma, die met het oog op de tijdsom
standigheden aan Burgemeester en Wethouders
zulke hooge eischen stelt, dat niet doet aan zich
zeiven.
De heer Lautenbach heeft in de sectie de opmer
king gemaakt dat, waar het oog bij het binnentreden
der stad aan verschillende zijden, wordt bekoord
door mooi plantsoen, zulks allerminst het geval
is bij den Groninger straatweg. Daar ziet men de
kinderen van Werkmanslust geregeld bezig met
het nemen van modderbaden in de moddersloot bij
de Bleek. Ook heeft spreker vernomen dat de over
name van een deel van den Ryksweg afstuit op de
hooge eischen die de Regeering stelt ten opzichte
van de brug, zoodat de gemeente genoodzaakt is den
toestand te laten, zooals die is. Spreker vraagt
echter of het niet mogelijk is de afscheiding tus-
sehen de sloot en den openbaren weg te verbeteren.
Nog wenscht spreker de aandacht te vestigen op
den weg aan deze zijde \mn de Rijksbrug bij de gas
fabriek. In het natte jaargetijde is die weg tusschen
37 uur 's namiddags, als de verschillende karre
tjes der winkeliers hunne goederen ontladen in de
vrachtAvagens, Arrijwel onbegaanbaar. Het is een en
al vuil en liet zou wenschelyk zijn langs den muur
der gasfabriek een trottoir aan te brengen. Nu zal
men kunnen zeggende Kippeloop is er ook. Het zal
echter geen aanbeveling verdienen om de menschen,
die aan den Groninger straatAveg wonen, dien om
weg te laten maken. Een trottoir zou dan ook geen
overbodige weelde zyn. Spreker hoopt dat de Voor
zitter het hem ten goede houdt als hij hem verzoekt
nog aan een andere zaak zijne aandacht te willen
schenken, n.l. aan deze, dat het sehoone plantsoen, de
Arendstuin waarvoor het gemeentebestuur al
len lof toekomt, vry gehouden wordt van fietsen.
Het plantsoen Avordt door ouden van dagen, door
A'rouwen met kinderwagens gebruikt en, wanneer
dit onveilig wordt gemaakt door Avielrijders men
leert zelfs op de binninpaden het fietsen is dat
niet aan te beA^elen.
De heer Tijsma heeft OArer de weigering der Unie-
collecte gesproken. Het moet spreker van het hart,
maar ook hem is het een raadsel hoeBurgemeester en
Wethouders het collecteeren by de voorstanders