220 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 November 1914.
van bijzonder onderwijs hebben kunnen weigeren.
Spreker snapt niet welk belang daarmee gemoeid
is. Het schijnt wel of men die menschen beslist on
aangenaam wil zijn.
Toestaan der collecte schaadt noch het plaat
selijk, noch het algemeen belang. Vóór de komst
van den burgemeester was het precies zoo en dat
het nog eender is, is een bewijs dat van de wethou
ders geldt, „niets geleerd en niets vergeten". Er zijn
mannen geweest die politie-verordeningen kunnen
beoordeelen en die gezegd hebben: vraag het niet.
Dat is echter niet de weg dien de voorstanders zul
len volgen.
I)e heer Zandstra wil er nog op wijzen, dat het
niet de bedoeling van hem en zijne partijgenooten is
den Hoofdelijken Omslag zoo hoog mogelijk op te
voeren. Zij willen belasting naar draagkracht. Het
politieke duiveltje heeft den heer Tijsma parten
gespeeld en het instinct heeft dan ook meer gespro
ken dan het gezond verstand. Sijmen moet betalen
en als Sijmen betaalt kan het vaderland rustig zijn
en dan eerst is het begeerlijk voor de bezitters daar
te wonen. Neen, zegt spreker, de hooge inkomens
moeten betalen. Als Leeuwarden zooveel eigendom
had dat het inkomen daaruit groot genoeg was om
de uitgaven te dekken, zou spreker geen belasting
willen heffen.
Het mag waar zijn dat Leeuwarden niet ge
noeg amusementen biedt om de stad als woonplaats
aantrekkelijk te maken, maar daarvoor behoeft de
gemeente niet te zorgen. Spreker meent dat dit in
den aard van het volk ligt. Bewijs? Als een gezel
schap of een ondernemer hier werkelijke kunstwer
ken wenscht uit te voeren, is de deelname dikwijls
zoo gering dat de uitvoering niet kan doorgaan.
Spreker meent dat men, als een plaats aantrek
kelijk is, niet zal vragen: hoe hoog is de Hoofdelij
ke Omslag en wat kost het gas, maar wat zijn de
kosten van levensonderhoud. Van den kant van het
gemeentebestuur moet alles worden gedaan om de
gemeente als woonplaats zoo aantrekkelijk mogelijk
te maken, door goede onderwijsinrichtingen en der
gelijke.
De heer Tiemersma is intusschen ter vergade
ring verschenen.
De heer Tysma wjjst erop dat de heer Zandstra
een eigenaardige schildering van zijn persoon heeft
gegeven. Volgens den heer Zandstra toch heeft,
spreker het instinct van een dier en het gezond ver
stand van een mensch. Spreker heeft altijd al be
merkt, bij het bespreken van kwesties van loons-
ver hooging, dat de heer Zandstra en de zijnen steeds
voorstellen de loonen nog hooger te maken, terwijl
zij ook bij het verleenen van subsidies geen zwakke
rol spelen. Gevraagd mag zeker worden: waarop
zal dat uitloopen? Als die voorstellen worden aan
genomen loopt het zeker op verhooging van den
'Hoofdelijken Omslag uit. De heer Zandstra heeft
gezegd en spreker gelooft dat dit raadslid dwaalt
dat de menschen niet in de eerste plaats vragen
hoe hoog de Hoofdelijke Omslag is. Spreker wil er
tegenover stellen en nu niet uit instinct, maar
uit rijpe ervaring dat er wel degelijk in de eerste
plaats wordt gevraagd hoe hoog is de belasting.
Meer dan eens toch is bij spreker geïnformeerd hoe
hoog het heffingsprocent van den Hoofdelijken
Omslag is. Is dat te hoog dan wordt dikwijls een
naburige gemeente tot woonplaats gekozen. De
meeste menschen, die zich hier vestigen, behooren
niet tot de groot kapitalisten, voor wie 100.be
lasting meer of minder bijzaak is, maar het zijn
menschen die precies stil kunnen leven en die zich
daarom de vraag stellen: van hoeveel kunnen wij
daar leven. Een van de factoren is het heffings
procent van den Hoofdelijken Omslag. Spreker
heeft gezegd: als men de uitgaven omhoog haalt en
de inkomsten inkrimpt ontstaan er ongewenschte
toestanden. Evenmin als het economisch is in eene
huishouding te zeggen dit kan er nog wel af en dat
nog wel, terwijl het inkomen niet grooter wordt, kan
dit ook in de gemeente. Wat niet uit de gasfabriek
komt moet uit den Hoofdelijken Omslag worden ge
vonden. En boven verhooging dier belasting is een
zachte druk van het gasbedrijf te prefereeren.
De heer Schoondermark moet even den heer
Vonek beantwoorden, die gevraagd heeft hoever
het is met de school voor achterlijke kinderen. Ver
leden jaar is door Burgemeester en Wethouders
toegezegd door de schoolartsen een onderzoek te
zullen doen instellen naar de noodzakelijkheid van
een dergelijke school. Dat onderzoek heeft plaats
gehad en het rapport is uitgebracht. De heer Vonck
heeft gevraagd hoe dat rapport luidt. De bedoeling
zal wel niet zijn dat het rapport wordt voorgelezen,
maar de conclusie luidt dat er behoefte bestaat aan
een school voor achterlijke kinderen. Door Burge
meester en Wethouders is nu een onderzoek inge
steld hoe het gaat met de kinderen, die van die
school afkomen. Zij koesteren de vrees dat op die
kinderen een zeker cachet zou rusten. Deze zaak is
dus in een vergevorderd stadium. Verschillende
brieven zijn einde Juli reeds ingekomen, maar ten
gevolge van den oorlog is deze zaak blijven rusten.
De Voorzitter zal de opmerkingen van de heeren
Zandstra en Hiemstra betreffende de belasting-
vraag en den gasprijs beantwoorden. De kwestie
van de belasting is een zaak, waarvan de bespreking
bij de algemeene beschouwingen over de begroo
ting zeer zeker op haar plaats is. De gasprijskwes-
tie kan beter bij de behandeling der motie-Zand-
stra ter sprake komen. Wat de wenschelijkheid tot
verhooging der directe belasting betreft, in het al
gemeen schaart spreker zich en hij weet dat dit
ook het standpunt van Burgemeester en Wethou
ders is aan de zijde van diegenen, die van inee-
ning zijn dat het in het belang van de gemeente is
de directe belastingen niet te verhoogen.
In plaatsen waar de belasting zoo hoog is als in
Leeuwarden, is eene verteringsbelasting meer raad
zaam en spreker is dan ook van oordeel dat het
standpunt van den heer Tijsma in het algemeen
juist is. De Raad zal verstandig doen daaraan te
denken.
Spreker gelooft echter dat het geen nut heeft zich
er op dit oogenblik in te verdiepen, omdat er thans
slechts één leus behoort te zijn, n.l. de grootst moge
lijke voorzichtigheid op financieel gebied te be
trachten. Er moeten geen uitgaven worden gedaan,
die niet noodzakelijk geboden zijn door den dienst of
als werkverschaffing. Dat kan alleen een motief
zijn tot het doen van groote uitgaven. Tot dusver
merkt Leeuwarden van den oorlog weinig en ver
keert de gemeente te dien opzichte in buitengewoon
gunstige omstandigheden. Wat echter de toekomst
ons zal brengen is niet te zeggen. Er zijn pessimis
ten en optimisten en spreker acht het niet raad
zaam zich bij de laatstgenoemden te voegen. Wat de
prijzen der levensmiddelen betreft, te dien opzichte
staan wij nog voor een open vraag. Wij zijn pas aan
het begin van den winter en de oorlog zal wellicht
niet spoedig uit zijn. De Raad moet daarom bij alle
voorstellen de grootst mogelijke voorzichtigheid
betrachten. Spreker acht het oogenblik niet gunstig
om philosophische beschouwingen te houden over
de beste wijze van belastingheffing. Er bestaat im
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 November 1914. 221
mers onmiddellijk verband tussclien de uitgaven
en de wijze waarop de middelen worden opgebracht.
Tot de linie collecte komende, heeft spreker grooten
lust daarover te zwijgen. Verleden jaar is er over
deze zaak genoeg gepraat en de voorstanders moe
ten, als ze er meer van willen hooren, dan maar weer
eens een lid van den Raad van State uitnoodi-
gen. Spreker ziet het nut er niet van in om het
standpunt van Burgemeester en Wethouders dat
zoo klaar is als de dag en door den Raad inder
tijd werd gedeeld, nog eens uiteen te zetten, maar
wil nog een enkele opmerking maken aan het adres
van den heer Tijsma. Dit raadslid heeft de rede van
den heer H eemskerk vergeleken met het advies, dat
als vertrouwelijk stuk gevoegd is bij een voorstel
dat den Raad heeft bereikt. Er bestaat evenwel tus-
schen deze beide adviezen een groot verschil. Het
laatstgenoemde toch heeft geen politieke strekking.
Verder is nog door eenige sprekers het woord
gevoerd over enkele speciale zaken.
De heer Hiemstra heeft zich verwonderd over het
geen door Burgemeester en Wethouders is opge
merkt ten opzichte van den aanleg van een park
Achter de Hoven.
Spreker vindt het uitstekend dat de heer
Hiemstra de aandacht van den Raad op deze zaak
heeft gevestigd. Het is toch de manier om derge
lijke zaken aan het rollen te krijgen. Voorloopig
voelt spreker er echter niets voor. Er is heuseh geen
tekort aan groote plannen en er zijn er bij die te
dezer of gener tijd bij den Raad ter tafel moeten
komen. Het plan-Hiemstra tot stichting van een
park aan de Oostzijde der stad behoort tot de verst
verwijderde, waar vele groote meer dringende plan
nen door geldgebrek moeten blijven liggen. In dien
zin moet het antwoord van Burgemeester en Wet
houders worden opgevat. Een paar leden hebben
over de verplaatsing van het aschland gesproken
en de heer Peletier verwacht van spreker te hooren
waarom de commissie voor de verplaatsing nog niet
met haar plan gereed is. Spreker weet daar niets
van. Door den heer Haverschmidt is opgemerkt dat
het aschland op dezelfde plaats is van 1689 af. Spre
ker hoopt dat het er den langsten tijd is geweest.
Het is evenwel geen zaak van Burgemeester en
Wethouders, want als de Raad eene zaak aan eene
commissie heeft opgedragen, onthouden zij zich
van inmenging.
Wat de shelter betreft, de heer Peletier heeft ge
zegd dat er geen reden is voor Burgemeester en
Wethouders om, nu hun voorstel betreffende de
shelter verworpen is, te zeggen: wij trekken er ons
niets van aan. In het algemeen geeft spreker dat
toe. Burgemeester en Wethouders echter hebben op
alle manieren gezocht naar de beste oplossing van,
deze kwestie. Zij hebben gemeend dat de eenige goe
de oplossing gelegen was in de aanneming van hun
voorstel. De Raad heeft echter dat voorstel verwor
pen, zonder een anderen weg aan te wijzen en het
verhoogen van den post met 1.geeft dan ook
niets. De leden, die het voorstel hebben helpen ver
werpen, moeten nu de richting aangeven, waarin
zij meenen dat de oplossing kan worden gevonden.
Ten opzichte van de tank in de Potmarge heeft
de heer Haverschmidt het woord gevoerd. Hij heeft
opgemerkt dat, om van de onaangename geuren, die
door de aardappelmeelfabriek te Huizum worden
verspreid af te komen, de tank moet worden opge
ruimd of dat de tweede dam dichter hij de stad moet
worden gelegd. Dit laatste gaat niet zoo gemakke
lijk. Er zijn veel bezwaren aan verbonden. En wat
het opruimen van den dam betreft, afdoende zal dit
niet helpen, omdat het water nog altijd betrekkelijk
dicht bij Leeuwarden zal blijven. Op alle mogelijke
manieren is reeds naar oplossing van deze kwestie
gezocht. Burgemeester en Wethouders hebben aan
de gemeente Leeuwarderadeel gevraagd aan de fa
briek nadere voorwaarden op te leggen. Het ge
meentebestuur van die gemeente heeft dat gewei
gerd. Niemand buiten dat gemeentebestuur heeft
het recht voorwaarden op te leggen. Burgemeester
en Wethouders hebben zich gewend tot de fabriek
zelve tot den Minister, tot de gezondheidscommissie
in Leeuwarderadeel, tot het Staatstoezicht op de
Volksgezondheid. Al deze autoriteiten zijn het er
over eens dat de toestand te wenschen overlaat,
maar dat niemand de middelen bezit om er een ein
de aan te maken. Spreker gelooft wei dat de dooi
den heer Haverschmidt aangegeven oplossing op
dit oogenblik nog zoo kwaad niet is. Burgemeester
en Wethouders zijn reeds in die richting werkzaam.
De heer Lautenbach heeft gesproken over de sloot
aan den Groninger straatweg. Er zijn reeds ver
scheidene slooten, die voor demping in aanmerking
komen en Burgemeester en Wethouders zullen ook
aan deze hunne aandacht schenken. Spreker her
innert zich evenwel dat aan de demping der liier-
bedoelde sloot bezwaren verbonden zijn. Welke dat
zijn herinnert hij zich niet precies meer, maar hij zal
een onderzoek instellen.
Voor het denkbeeld van den heer Lautenbach om
een trottoir aan te brengen langs den muur van de
gasfabriek voelt spreker minder. Hij is van oordeel
dat de heer Lautenbach wel iets overdrijft. Wel is
gedurende een korten tijd van het jaar de straat
modderig, maar zij is voldoende breed om gelegen
heid te geven er te passeeren. Spreker wil ook op
deze kwestie de aandacht van Burgemeester en
Wethouders vestigen en zegt nadere overweging
toe. Ook zal spreker de klacht over het wielrijden
in den Arendstuin, die hij voor het eerst hoort, on
derzoeken en nagaan of er reden voor is een verbod
uit te vaardigen.
De heer Lautenbach zal niet veel meer van het ge
duld van den Raad vorderen. Hij wil echter doep op
merken dat de Voorzitter te optimistisch is gestemd
ten opzichte van het trottoir. De openbare weg toch
is eenige uren per dag bezet met karren, die hunne
voorraden ontladen in de vrachtwagens. Bovendien
is het aantal auto's dat daar passeert niet gering en
spreker heeft herhaalde malen gezien dat de voet
gangers niet weten waar hunne voeten te bergen.
De heer Tysma zegt dat de Voorzitter kort is ge
weest en het standpunt van Burgemeester en Wet
houders ten opzichte van de Unie-collecte zoo klaar
als de dag heeft genoemd. Spreker wenscht te doen
opmerken dat, al is de geest die hij de weigering Bur
gemeester en Wethouders bezielde, klaar als de dag,
hun standpunt zoo bekrompen als de nacht is. Het
is toch geen standpunt om aan het onderwijs, dat
krachtens de wet is aangewezen op particuliere bij
dragen een dergelijk struikelblok in den weg te leg
gen en spreker had dan ook verwacht dat Burge
meester en Wethouders ten opzichte van onderwijs,
dat hun niets kost, een meer vrijzinnig standpunt
hadden ingenomen.
Ook heeft de Voorzitter gezegd dat het bij het be
kende voorstel overlegd advies niet eene politieke
strekking heeft. Het andere advies had dat ook niet.
Dat wilde alleen openbaar maken, dat het een open
baar belang betrof. De Voorzitter zal toch niet kun
nen ontkennen dat, als het bijzonder onderwijs in
ruime mate gegeven wordt, aan de gemeente veel
kosten worden bespaard. Als er toch geen bijzonder
onderwijs werd gegeven zou de gemeente op zwaar
der lasten komen. Dit is door andere gemeenten in
gezien. Rotterdam met een linkschen Raad heeft