ZJZ 16 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1915. Voor de eerste vacature zijn uitgebracht: op den heer J. A. A. Schoondermark 16 stemmen, J. Ij. Beerenbroek 3 terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. De heer J. A. A. Schoondermark is alzoo be noemd. Voor de tweede vacature zijn uitgebracht: Op den heer J. L. Beerenbroek 19 stemmen, J. F. Mylius 1 stem. De heer J. L. Beerenbroek is alzoo benoemd. 3. Benoeming van een ambtenaar van den burgerlij ken stand, belast met de daaraan verbonden werkzaam heden buiten de huwelijksvoltrekkingen, vacature L Beerenbroek. Uitgebracht zijn: op den heer J. Bottema 19 stemmen, terwij 1 1 briefje in blanco is ingeleverd. De heer J. Bottema is alzoo benoemd. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan C. F. Seidel op zijn verzoek eervol ontslag te verleekten als onderwijzer aan Gemeenteschool no. I. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om Mevr. D. RademakerSmit op haar verzoek eervol ont slag te verleenen als onderwijzeres in de gymnastiek aan gemeenteschool no. 5 onder toekenning van een per soonlijke toelage. Dit voorstel luidt als volgt: Door de stichting van het nieuwe schoolgebouw aan den Wissesdwinger en Achter de Witte Hand is gemeenteschool no. 4 daarheen overgebracht en in het daardoor leeggekomen gebouw aan de Schoolstraat heeft gemeenteschool no. 5 onderdak verkregen. By dit laatste gebouw is een gymnastieklokaal aanwezig, dat bij het gebouw aan het Oldehoofster- kerkhof, waar school 5 tot dusver gehuisvest was, ontbrak. Dientengevolge zijn de lessen in de gym nastiek van het tijdstip van den overgang 1 Sep tember 1914 af o n d e r de schooluren gegeven geworden, wat eertijds buiten de schooluren ge schiedde. Daardoor behoefde het onderwijzend per soneel, dat die lessen tot toen buiten schooltijd gaf, niet langer gehandhaafd te blyven en kon dat on derwijs aan de daartoe bevoegden onder het perso neel van school no. 5 worden opgedragen. Voor zoo ver vroeger de opdracht daartoe een tijdelijke was, leverde die verandering geen bezwaar op. Anders wordt het ten aanzien van personeel, dat een vaste aanstelling bezit. Dit is het geval met betrekking tot mevrouw D. KademakerSmit, die bij raadsbesluit van 26 Juni 1894 (raadshandelingen, blz. 53) benoemd werd tot onderwijzeres in de gymnastiek aan gemeente school no. 5 op eene belooning van 30.per we- kelijksch lesuur 'sjaars. De verordening, regelende de onderwijzersjaarwedden, bepaalt echter thans, dat voor het gedurende de schooluren geven van onderwijs in de gymnastiek eene jaarlijksche toe lage van 100.wordt gegeven. De aanwijzing daartoe geschiedt door Burgemeester en Wethou ders. Het gaat evenwel niet goed op het benoemings besluit, dat niet meer in overeenstemming is met de tegenwoordige regelingen, eenvoudig in te trekken. Wel heeft de Raad daartoe volkomen recht, maar een dergelyk besluit zou van eenige hardheid niet zijn vrij te pleiten. Na een met belanghebbende gehouden bespre king is het echter gelukt eene bevredigende oplos sing te vinden, waarmede de commissie van toe zicht op het lager onderwijs zich blijkens haar hier bij overgelegd advies kan vereenigen. Zij is deze: Belanghebbende vraagt wat bij nevensgaand adres geschiedt en verkrijgt eervol ontslag. Zjj wordt door ons belast met liet geven van gymnas tiekonderwijs onder de schooluren tegen 100. 'sjaars. Om haar geen schade te doen lijden, daar zij in de laatste jaren gewoonlijk op 5 lesuren per week, dus op 150.- per jaar kon rekenen, wordt haar eene persoonlijke jaarlijksche toelage van 50.verleend. Mitsdien hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten 1. aan mevrouw D. RademakerSmit, gere kend met ingang van 1 September 1914, het door haar gevraagde ontslag als onderwijzeres in de gymnastiek aan gemeenteschool no. 5 eervol te ver leenen, onder toekenning van dien datum af van eene persoonlijke toelage van 50.'sjaars; 2. de toelage te brengen ten laste van den be- grootingspost „Jaarwedden der onderwijzers, ver goeding voor en tegemoetkoming in de huishuur"; 3. voor kennisgeving aan te nemen de mededee- ling, dat Burgemeester en Wethouders haar met 1 September 1914 hebben belast met het geven aan school no. 5 van gymnastiekonderwijs gedurende de lesuren. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om op te zeggen het bemalen volgens raadsbesluit van 10 Maart 1896, met den watermolen van de gemeente aan het Kalverdijkje van particuliere landerijen aldaar. Dit voorstel luidt als volgt: Den 10 Maart 1896 werd door Uwe Vergade ring besloten (raadshandelingen blz. 41), om de landeryen, toenmaals kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie G. nos. 2823, 2825 tot en met 2835 en nos. 3973, 2855, 2856, 2832 en 2831 en behoorende onderscheidenlijk aan H. A. Bontekoe, alhier, en aan mevrouw de weduwe W. L. Ladenius geboren Ha- verschmidt te Arnhem, met een gezamenlyke opper vlakte van 18.72.60 H.A., tot wederopzegging te doen bemalen door den molen van de gemeente, staande op het perceel ten kadaster bekend gemeen te Leeuwarden sectie G no. 238. Die molen behoort tot de zathe en landen aan het Kalverdijkje en dient allereerst om die landen van het overtollige water vrij te houden. De tegenwoordige huurder IJ. W. Tijsma heeft ons medegedeeld, dat die molen niet meer in staat is om, behalve de by hem van de gemeente in huur zijnde landen, ook de eerstbedoelde nog te bemalen. 1 )e boomen in de nabijheid maken het niet mogelijk bij iedere windrichting den molen in werking te stellen. Daarom zou de huurder gaarne zien, dat bij niet langer gehouden was de landerijen, thans be hoorende aan F. H. van Setten, alhier, en aan Mr. H. J. Ladenius te Almelo en N. Th. Ladenius te Arnhem, met een gezamenlijke oppervlakte van 17.64.79 H.A., droog te houden. Dat verlangen van den huurder achten wij alles zins billijk. De molen der gemeente behoort aller eerst voor haar eigen landerijen benut te worden. Daarom dienen die van derden buiten de bemaling Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1915. 17 gesloten te worden. Waar deze slechts tot wederop- zeggens is toegestaan, kan daaraan te allen tijde een einde worden gemaakt. Toch is liet gewenscht belanghebbenden gelegenheid te geven tijdig in die bemaling op andere wijze te doen voorzien. De op zegging zouden wij daarom niet eerder willen doen ingaan dan 1 Mei 1915. Aan de bij het bovenaangehaalde raadsbesluit verleende vergunning is o.a. de voorwaarde ver bonden, dat de belanghebbende eigenaren op hunne kosten onder het Kalverdijkje leggen en voortdu rend onderhouden een pomp of buis van portland- cement, voorzien van een schuif, ten genoegen van het gemeentebestuur. Dat die buis daar blijft, heeft met het oog op belangen der gemeente geen be zwaar, mits het onderhoud daarvan steeds te onzen genoegen gebeurt en de schuif wordt dichtgemaakt. Mochten belanghebbenden er de voorkeur aan ge ven de pomp of buis weg te nemen, dan moet het Kalverdijkje door hen en op hunne kosten naar ons genoegen worden hersteld. Op grond van het voorafgaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: Burgemeester en Wethouders te machtigen aan F. H. van Setten, alhier, e.a., en aan Mr. H. J. La denius te Almelo e.a. te berichten, dat hunne lande rijen, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G onderscheidenlijk nos. 8244, gedeeltelijk 2825, 2826, 2827, 2828, 2829, 9253, 2834 en 2835 en nos. 3973, 2855, 7742, 2832 en 7741, met ingang van 1 Mei 1915 niet meer bemalen zullen worden door den molen der gemeente, staande op het perceel, kada straal bekend alsvoren no. 238, doch dat de in het Kalverdijkje liggende pomp of buis daar niettemin tot wederopzeggens toe mag blijven, tegen betaling van eene jaarlijksche recognitie van 1.ten kan tore van den gemeenteontvanger vóór den 12 Mei, voor het eerst vóór den 12 Mei 1915, en mits de schuif wordt dicht gemaakt en het onderhoud van pomp of buis door hen en voor hunne rekening ge schiedt, een en ander ten genoegen van Burgemees ter en Wethouders, met dien verstande dat wan neer de pomp of buis wordt weggenomen, wat mede door hen en op hunne kosten moet geschieden, het Kalverdijkje op eerste aanzegging naar genoegen van Burgemeester en Wethouders wordt hersteld. De beraadslaging wordt geopend. De heer Tysma weet niet of de Voorzitter de Leeuwarder Courant van Zaterdag j.l. heeft gele zen, maar daarin kwam een mooi stuk voor van den heer Rauwerda, waarin werd betoogd dat de molen zich uitstekend leent tot het nemen van een proef met electrische drijfkracht, te meer daar de gemeen te de eigenares der Electrische Centrale is. De schrij ver zag er een best reclamemiddel voor de Centrale in. Wanneer het mogelijk was zou de bemaling der particuliere landerijen niet gestaakt behoeven te worden. Spreker vraagt of het Dagelijkseh Bestuur er ook iets voor voelt of dat het er niet over heeft gedacht. De Voorzitter heeft het bedoelde stuk niet gele zen, maar hetgeen de heer Tijsma zegt is onuitvoer baar omdat aan het Kalverdijkje geen kabel ligt. Nog onlangs hebben Burgemeester en Wethouders onderzocht of het leveren van electrischen stroom in die omgeving mogelijk is, maar het is veel te kost baar. De heer Tijsma heeft nog heden morgen met den huurder gesproken. Deze vond het idee zeer appre- ciabel. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de jaarwedde van den secretaris-boekhouder der Stads-armen- kamer J. J. M. Tukker te verhoogen van f 1150. tot f 1300.— Dit voorstel luidt als volgt: Volgens artikel 57 van het Reglement op het be stuur van de Stadsarmenkamer bedraagt de jaar wedde van den secretaris-boekhouder van 1000. .1300.—, het juiste bedrag telkens bij'raadsbe sluit vast te stellen. Hierbij wordt de aangenomen regel, in sommige verordeningen met zooveel woor den neergelegd, ook gevolgd, dat verhooging van wedde om de 3 jaar plaats vindt. De tegenwoordige titularis, de heer J. J. M. Tuk ker, is sedert 5 Januari 1909 in dienst en heeft zyn laatste jaarweddeverhooging gehad met ingang van 1 Januari 1912, krachtens raadsbesluit van den 23 dier maand no. 30r/16, zoodat hij thans 1150.als belooning ontvangt. De betrokkene kan thans dus andermaal voor de toekenning van eene periodieke verhooging in aan merking worden gebracht. Waar de Voogden van genoemde instelling over de wijze, waarop hij zijn betrekking vervult, ten volle tevreden zijn, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten gerekend met ingang van 1 Januari 1915: a. de jaarwedde van J. J. M. Tukker, als secre taris-boekhouder van de Stadsarmenkamer, met 150.te verhoogen en nader te bepalen op 1300.-; b. den pensioensgrondslag voor den onder a ge noemde voorloopig te regelen op het bedrag der jaarwedde van 1300.—. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. De Raad gaat in Comité Generaal ter behande ling van 8. Het rapport der Commissie voor de bezwaarschriften tegen aanslagen in den hoofdelijken omslag, dienst 1914. Na heropening komt aan de orde: 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan J. Klamstra, pachter van het buffet in het beurslokaal, tot den 31 December 1916 ondershands te verpachten het buffet in de Waag. Dit voorstel luidt als volgt: De pachter van het buffet in de beurs heeft ons gevraagd ook voor de pacht van dat in de nieuw in te richten afrekenkamer in het Waaggebouw in aanmerking te mogen komen. Bij nader mondeling overleg is over eene jaarlijksche pachtsom van 250.overeenstemming verkregen. Wij geven U in overweging thans op deze aanbieding in te gaan, omdat zij ons alleszins aannemelijk voorkomt en een openbare verpachting, bij de onbekendheid met opbrengst, den eersten keer waarschijnlijk geen be ter resultaat zal opleveren. Deze onderhandsche verpachting kan dan worden toegestaan voor het tydvak waarop ook de pacht van het beursbuffet eindigt, zoodat daarna tegelijkertijd voor beide een openbare mededinging kan worden opengesteld, waarbij kan worden getracht beide in één hand te brengen. Wat den persoon van den pachter aan gaat, ook uit dat oogpunt is er geen bezwaar voor het genoemde tijdvak de overeenkomst aan te gaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 2