18 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1915. Wij stellen U dus voor te besluiten: aan J. Klamstra, pachter van het beursbufl'et, ondershands te verpachten de opbrengst van het buffet in het in de Waag aan te brengen afreken- lokaal, in te gaan met den dag waarop dit buffet in exploitatie kan worden gebracht en eindigende 31 December 1916, voor een pachtsom berekend naar J 250.per jaar en verder op de voorwaarden, die Burgemeester en Wethouders geraden zullen oor- deelen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen te machtigen eventueel kermis standplaatsen op ter reinen die daarvoor in aanmerking komen, gedurende de jaren 1915 tot en met 1917 te verpachten. Dit voorstel luidt als volgt: Bij raadsbesluit van 9 Januari 1912 (raadshan- delingen, blz. 5) werden wjj gemachtigd de stand plaatsen op het kermisterrein, voor zoover die naar onze meening daarvoor in aanmerking kwamen, gedurende de kermis in de jaren 1912 of 1912 en 1913 of 1912, 1913 en 1914, al naar gelang gegadig den inschreven, in het openbaar of, des geraden geoordeeld, ondershands te verpachten. Nu die jaren verstreken zijn, is door ons overwo gen of het gewenscht is reeds thans een gelijke machtiging van Uwe Vergadering te vragen. Daar bij is de vraag onder de oogen gezien of de tijds omstandigheden dit wel wenschelijk deden zijn. Na ampele bespreking waarbij uitkwam hoe moeilijk het was de grens te trekken tusschen in deze tijden al of niet toelaatbare vermakelijkheden en nadat ons was gebleken, dat ook andere gemeenten, o.a. Groningen, gemeend hebben de verpachting van de kermisstandplaatsen niet te moeten uitstellen, zijn wij van oordeel geworden, dat die omstandigheden geen voldoenden grond opleveren reeds nu, en dan eigenlijk te vroeg en zonder voldoende kennis van zaken, uit te maken, dat in Leeuwarden dit jaar geen kermis zal worden gehouden. Thans al eene beslissing in dien zin uit te lokken, lijkt dus voor barig. De oorlog, die nog steeds in Europa woedt, heeft in Leeuwarden en omgeving zjjn nadeelige ge volgen nog niet in die mate doen gevoelen, dat een dergelijk besluit op het oogenblik gewettigd is. Wordt dit het geval wel of zijn er ernstige ver schijnselen, welke daarop wijzen, dan hopen wij tijdig aan Uw oordeel de vraag van het al dan niet laten doorgaan van de kermis in dit jaar te onder werpen. Met de mogelijkheid dat in 1915 uit dien hoofde hier geen kermis zal zijn, zal intusschen bij de door ons vast te stellen voorwaarden van ver pachting rekening worden gehouden. Wij achten het daarom voorshands geraden, dat ons een gelijke algemeene machtiging wordt ver leend als bij het bovenaangehaald raadsbesluit en wel voor de jaren 1915, 1916 en 1917. De jaren, waarvoor de standplaatsen worden gepacht, willen wij ook nu ter keuze van gegadigden laten, terwijl aan ons het oordeel zal dienen te verblijven of en voor welke plaatsen dit in het openbaar of onders hands behoort te geschieden. Op grond van het voorafgaande, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: Burgemeester en Wethouders te machtigen de kermisstandplaatsen op de terreinen, die daarvoor naar hun meening in aanmerking komen en voor- zoover door den Raad niet is besloten de kermis in een der na te noemen jaren niet te laten doorgaan, gedurende 1915, of 1915 en 1916, of 1915, 1916 en 1917, al naar gelang gegadigden inschrijven, in het openbaar te verpachten op de door hun college te stellen voorwaarden, met bevoegdheid hunner zijds om, wanneer dit Burgemeester en Wethouders geraden mocht voorkomen, plaatsen ondershands af te staan. De beraadslaging wordt geopend. De heer Lautenbach wil een enkele opmerking maken. Men weet dat in het vorig jaar eene combi natie van inenschen van verschillende richting en kleur tot overeenstemming is gekomen ten opzich te van de wenschelijkheid van het verdwijnen van de kermis. Spreker heeft er niet aan gedacht nu een voorstel tot afschaffing te doen daar een der gelijk voorstel niet zoo rauwelings kan worden be handeld. Met den tegenwoordigen donkeren toe stand voor oogen zou spreker er veel voor voelen, daar de kermis voor vele ingezetenen een telkens te- rugkeerende economische groote schadepost is. Van het nut dat daartegenover staat, ziet spreker niets en hij zou daarom dan ook wel aanleiding kunnen vinden om de kermis dit jaar niet te doen doorgaan. Spreker zal echter geen voorstel doen, maar zich alleen vergenoegen met te stemmen tegen het voor stel van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter zal, evenmin als de heer Lauten bach, op de kwestie der afschaffing ingaan. Burge meester en Wethouders hebben er echter wel over gesproken. Wat de heer Lautenbach zegt, dat de kermis voor een deel der ingezetenen, vrij zeker worden de winkeliers bedoeld, een economische schadepost is, de winkeliers hebben daarmede ieder jaar te rekenen, het is voor hen niets nieuws. Wan neer de kermis echter niet doorgaat is het een zeer groote schadepost voor de menschen die aan de ker mis verbonden zijn, die ervan moeten bestaan, en die dit jaar zeer moeilijk op een andere manier hun brood kunnen verdienen. Daarmee moet ook reke ning gehouden worden. De heer Lautenbach zou ook van de opmerking van den Voorzitter kunnen zeggen dat deze niet nieuw is. De Voorzitter heeft goed gezien toen hij zei dat spreker de winkeliers, die zeker in den te genwoordigen tjjd niet op rozen wandelen, bedoel de. Z\j vinden de kermis een schadepost en zelfs de genen, die speciaal levensmiddelen verkoopen, zijn het, hoe vreemd het ook schijnt, daarmee eens. Wanneer men dan ook den tegenwoordigen toe stand beziet en nagaat de steeds stijgende prijzen van alle goederen, valt het niet moeilijk te voorspel len dat de toestand nog gedrukter zal worden. De beraadslaging wordt gesloten. Met op één na algemeene stemmen de heer Lautenbach verzoekt aanteekening dat hij zich te gen verklaart wordt besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de instructie voor den gemeente-ontvanger (gemeentebladen 1911 no. 37, en 1912 no. 27) (bij lage no. 5). De beraadslaging wordt geopend. De heer Hiemstra zal zich niet tegen het voorstel verzetten, maar hij wil de vraag onder de oogen zien of het niet beter is het personeel van den ge meente-ontvanger in dienst der gemeente te stel- 'en. Spreker meent dat er alle reden daartoe is. Het ijkt toch een zeer onzuiver standpunt dat een deel van dat personeel, n.l. de eerste klerk, gemeente Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1915. 19 ambtenaar is, een ander deel evenwel in dienst is van den gemeente-ontvanger. Dit laatste gedeelte nu mist elke regeling van rechtspositie. Spreker ziet er het voordeel niet van in. Ook bij de andere bedrijven is al het personeel gemeente-ambtenaar en daarom moet al het personeel van het ontvan gerskantoor ook onder de gemeente-ambtenaren worden opgenomen. Spreker heeft daarom de eer voor te stellen de Raad, van oordeel dat het personeel van den gemeente-ontvanger onder de gemeente-ambtena ren behoort te worden opgenomen, noodigt Burge meester en Wethouders uit een daartoe strekkend voorstel bij hem in te dienen. Den heer Menalda doet het genoegen dat Burge meester en Wethouders zoo spoedig gehoor hebben gegeven aan hetgeen door spreker bij de behande ling der gemeente-begrooting voor 1915 is opge merkt. Hij wil dan ook alleen eene opmerking ma ken naar aanleiding van het door den heer Hiem stra geprokene. Ook spreker heeft er bij de behan deling der begrooting op gewezen dat het hem vreemd voorkwam dat een deel van het personeel ten kantore van den gemeente-ontvanger wel, een ander deel niet gemeente-ambtenaar is. Hij hoopt ook dat dit anders zal worden, maar gelooft niet dat het zaak is daartoe nu over te gaan. Spreker meent dat men moet afwachten tot de 2e bediende eenigen tijd in dienst is geweest en het gebleken is dat hij een geschikt ambtenaar is. Het salaris kan door de nu voorgestelde wijziging zoo worden gemaakt, dat hij niet genoodzaakt is zoo spoedig te veranderen. Wanneer Burgemeester en Wethouders dan met een voorstel komen om ook hem gemeente-ambte naar te maken, zal spreker dat gaarne steunen. Op het oogenblik acht hij een dergelijk voorstel prae- matuur. Op den heer Berghuis hebben de woorden van den heer Menalda een eigenaardigen indruk ge maakt. Hij is het meer eens met den heer Hiemstra. Wanneer men het toch met het principe eens is, moet men niet den weg bewandelen door den heer Menalda aangegeven. Het personeel moet zijn ge meente-ambtenaar of niet en dan moet men, als men het eerste idee is toegedaan, niet wachten tot het personeel goed is. De heer Menalda heeft niet gezegd dat hij het met den heer Hiemstra eens is. Hij heeft integendeel ge zegd het niet met dat lid eens te zijn, ten minste op het oogenblik niet. In de toekomst wil hij den 2en be diende wel gemeente-ambtenaar maken, als geble ken is dat hij geschikt is. Dat is heel wat anders dan wat de heer Hiemstra bedoelt. De heer Hiemstra is het volkomen met den heer Berghuis eens. Ook spreker begrijpt de redeneering van den heer Menalda niet. In de toekomst, zegt hij, is hij het met spreker eens. Welke toestand krij gen wjj dan! Er moet dan blijken of de 2e bedien de geschikt is. Dan zullen èn de ontvanger èn Bur gemeester en Wethouders altijd op de loer moeten liggen om dit te kunnen nagaan. Wanneer hij dan geschikt blijkt, wordt hij gemeente-ambtenaar. Als er nu een derde bediende komt, moet die ook eerst weer eenigen tijd in dienst zijn alvorens dit te kun nen worden. Waarom, vraagt spreker, doet men zoo niet bij de andere takken van dienst b.v. bjj de gasfabriek en laat daar een klerk niet eerst eenigen tijd in dienst van den Directeur! aarom doet men dit niet bij het electriciteitbedrijf, bij de Bank van Leeningl Het lijkt spreker dan ook onverklaarbaar waarom het hier wel zoo moet. Het is een absoluut verkeerde toestand. Wanneer toch het principe goed is moet men over kleine bezwaren heen stap pen. De Voorzitter doet den heer Hiemstra opmerken dat diens voorstel is een voorstel vreemd aan de orde van den dag. De aanleiding tot het voorstel van Burgemeester en Wethouders is de toezegging door hen bij de begrooting gedaan om verbetering van salarieering mogelijk te maken. Bij de begroo ting is niet het denkbeeld ter sprake gekomen om het geheele personeel onder de gemeente-ambtena ren op te nemen en het voorstel is dan ook princi- piëel iets geheel anders. Het is een denkbeeld, waar wel wat voor, maar ook wel iets tegen is aan te voe ren. Spreker zou het dan ook nu niet in behande ling willen nemen, al was het alleen maar omdat de Wethouder van Financiën absent is. Wanneer de Raad ertoe besluit om het voorstel in overweging te nemen, stelt spreker voor het te stellen in han den van Burgemeester en Wethouders ten fine van prae-advies. De heer Hiemstra voelt wel iets voor hetgeen door den Voorzitter is gezegd. Deze heeft de op merking gemaakt dat deze zaak niet ter sprake is geweest. Principiëel evenwel is de zaak al uitge maakt door de benoeming van den eersten klerk tot gemeente-ambtenaar. Spreker heeft geen be zwaar de motie in handen te stellen van Burge meester en Wethouders om prae-advies, hij acht dit zelfs wenschelijk en stelt dat zeer op prijs. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Met algemeene stemmen wordt besloten het voor- stel-Hiemstra in overweging te nemen, waarna het in handen wordt gesteld van Burgemeester en Wet houders ten fine van prae-advies. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om het noodige te verrichten om te geraken tot wijziging van de grens tusschen de gemeenten Leeuwarderadeel en Leeuwarden, (bijlage no. 6). De beraadslaging wordt geopend. De heer Haverschniidt wjjst nog op voordeelen van hygiënischen aard. Allereerst dan heeft de voorzitter bij de behan deling van de laatste begrooting erop gewezen, dat het gemeentebestuur van Leeuwarderadeel heeft geweigerd aan de fabriek te Huizum, die in zoo erge mate onze grachten vervuilt, voorwaarden op te leggen en daar niemand buiten dat gemeentebe stuur daartoe het recht heeft kan annexatie in deze van groot nut zijn. Verder heeft indertijd een raadslid, hier niet meer aanwezig, verband gelegd tusschen grenswijziging en verplaatsing van het aschland en werd hem in de courant daarvan een verwijt gemaakt, zeer ten onrechte meent spreker, die op gevaar af hetzelfde lot te ondergaan daarop nogmaals de aandacht wil vestigen. Het aschland ligt toch juist op de grens der ge meente; de eigen ingezetenen hebben er last van maar in veel erger mate die van Leeuwarderadeel. De plannen voor en na gemaakt tot verplaatsing zijn alle afgestuit op de enorme kosten, die zoowel inrichting als exploitatie zouden meebrengen en nu ligt het voor de hand dat de Raad zich die kosten gemakkelijker getroost wanneer daarin wordt bij gedragen door hen, die van die verplaatsing het meeste profijt hebben, namelijk de bewoners van het te annexeeren gedeelte van Leeuwarderadeel.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 3