20 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1915.
De heer Hiemstra gelooft dat het aantal voordee-
len nog met meerdere kan worden uitgebreid. De
heer Haverschmidt heeft een paar genoemd, maai
er zijn nog andere. Bij de winkelsluiting werd o.a.
het bezwaar gemaakt dat de Leeuwarder ingezete
nen in de gelegenheid zijn om na bezetten tijd nog in
de Schrans hunne inkoopen te doen. Er zijn nog
zeer veel omstandigheden, die het noodzakelijk ma
ken dat twee stukken, welke economisch bij elkaar
behooren, vereenigd worden.
Spreker kan niet zeggen een groot bewonderaar
te zijn van het antwoord van Burgemeester en Wet
houders van Leeuwarderadeel. Het heeft dit voor,
dat het kort en gemakkelijk te overzien is, maar
het komt spreker vreemd voor, dat men 11 maanden
noodig heeft gehad om dit uit te broeden. Het is een
korte, zakelijke afwijzing, zonder argumentatie. Er
wordt alleen in gezegd dat het niet gebleken is dat
grenswijziging belangstelling bij de ingezetenen
heeft gewekt. Dat is juist. Het bewijst echter niets.
Spreker en meer anderen zijn toch voorstanders,
maar zij hebben het belang ervan nog niet zoo sterk
gevoeld dat zij ertoe zijn gekomen om eene speciale
agitatie op touw te zetten. Dat is ook het geval bij
de Huizumer ingezetenen. Er is echter al een schrij
ven geweest van vele inwoners van Huizum, waar
in de verplaatsing van het ascliland werd bepleit.
Een deel der inwoners nu heeft er groot belang
bij dat Leeuwarden iets doet dat veel geld kost.
Spreker weet niet of Leeuwarderadeel er geld voor
over heeft om dien steen des aanstoots te doen ver
dwijnen. Wanneer het aschland verplaatst wordt,
kost dat Leeuwarden veel geld en een groot deel der
ingezetenen van Leeuwarderadeel wordt daarmee
den grootsten dienst bewezen. Dat maakt juist de
zaak der verplaatsing moeilijk. Spreker vertrouwt
wel dat de inwoners van Huizum, als de zaak in het
openbaar wordt behandeld, blijk zullen geven haar
te willen steunen.
De Voorzitter heeft indertijd niet gezegd dat
Leeuwarderadeel geweigerd heeft aan de aardap
pelmeelfabriek voorwaarden op te leggen, maar wel
dat die gemeente geen voorwaarden wilde opleg
gen, welke den hinder voldoende wegnamen. Als nu
de fabriek in Leeuwarden lag, zouden die voor
waarden kunnen worden opgelegd, maar spreker
wil niet dat de indruk wordt gewekt dat de kwestie
der grenswijziging op touw wordt gezet om de fa
briek in de macht te krijgen. Er is toch een wetswij
ziging aanhangig, waardoor het, in een geval als
dit, Gedeputeerde Staten mogelijk wordt gemaakt
de betrekkelijke voorwaarden op te leggen als het
betrokken gemeentebestuur niet wil. De fabriek is
dus een bijkomstig motief evenals de verplaatsing
van het aschland.
Men kan beweren dat zulks eerder zal gebeuren
als er klachten komen van de eigen ingezetenen,
maar spreker heeft de hoop dat de aschlandkwes-
tie eerder zal zijn opgelost dan die der grenswijzi
ging. Deze beide zaken moeten dan ook geheel los
van de grensregeling worden beschouwd. Wat de
kwestie der verordening aangaat, door den heer
Hiemstra ter sprake gebracht, dit is wel een
zaak die voor het voorstel pleit. Huizum kan licht
voordeel trekken van bindende bepalingen, aan de
ingezetenen van Leeuwarden opgelegd. Spreker
heeft echter van den tegenwoordigen burgemeester
van Leeuwarderadeel in den laatsten tijd medewer
king ondervonden, daar deze steeds één lijn beeft
getrokken met onze gemeente. Het is echter in
Leeuwarderadeel gemakkelijker de verschillende
verordeningen te overtreden, daar die gemeente
niet over zoo veel politietoezicht beschikt.
De heer Beekhuis vraagt of het nu ook niet over
weging verdient de Oostgrens te wijzigen. Leeuwar
deradeel toch gaat op drie plaatsen aan den Gro
ninger straatweg zigzagsgewijs in Leeuwarden op.
Het zou, meent spreker, doelmatig zijn nu ook aan
die zijde een normale grens te krijgen. Het kan nu
toch gebeuren dat een te bouwen huis valt onder de
bouwverordening van Leeuwarderadeel en een
naastleger onder die van Leeuwarden. Dat is een
ongewenschte toestand.
De oorzitter antwoordt dat het denkbeeld van
den heer Beekhuis overweging verdient. Spreker
heeft echter nog nooit gehoord dat de grensregeling
aan den Noordkant bezwaar opleverde. Ook deze
zaak kan onder de aandacht van Gedeputeerde Sta
ten worden gebracht. Burgemeester en Wethouders
zullen haar nader onder de oogen zien.
De heer Beekhuis dankt den Voorzitter voor de
toezegging. Waar evenwel in liet voorstel uitdruk
kelijk over de Zuidgrens gesproken wordt, meende
hij deze aangelegenheid wel onder de aandacht van
Burgemeester en Wethouders te mogen brengen.
De Voorzitter vraagt de machtiging van den
Raad om het denkbeeld van den lieer Beekhuis on
der de aandacht van Gedeputeerde Staten te bren
gen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De gevraagde machtiging wordt verleend en met
algemeene stemmen besloten overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
V. De Voorzitter deelt inede dat de heer Haver
schmidt verlof heeft gevraagd tot Burgemeester en
Wethouders een vraag te mogen richten naar aan
leiding van de oproeping van sollicitanten naar de
betrekking van directrice van de Middelbare School
voor Meisjes. Spreker stelt voor het gevraagde ver
lof te verleenen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Haverschmidt dankt voor het verleende
verlof om Burgemeester en Wethouders te mogen
interpelleeren over eene oproeping in de couranten,
waarbij wordt gevraagd eene directrice aan de
School van Middelbaar Onderwijs voor Meisjes in
het bezit der acte B voor Middelbaar Fransch.
Spreker vindt die oproeping kwetsend voor het
overige personeel, daar de wetgever geen beperking
eischt, geen vak noemt, dat de directrice moet do-
ceeren maar eenvoudig zegt dat aan het hoofd van
elk der scholen een der leeraressen geplaatst wordt
die den titel draagt van directrice.
Het ligt voor de hand dat nu de gevolgtrekking-
wordt gemaakt, dat niemand van het personeel die
ietrekking wordt waardig gekeurd en spreker
vraagt of de wethouder die meening is toegedaan.
Op deze oproeping kan trouwens niemand van
iet personeel zelfs solliciteeren.
Maar niet alleen kwetsend, maar in hooge mate
onpractisch acht spreker deze oproeping, want men
leeft niet den minsten waarborg dat de onbekende
met Middelbaar B tevens de beste directrice zal zijn.
Komen Frangaises niet in aanmerking dan wordt
de keuze nog beperkter.
Spreker had beter gevonden het personeel eerst
voltallig te maken en daarna de meest geschikte
als directrice te nemen, terwijl de oproeping zoo
ïad moeten luiden dat de nieuwe leerares dezelfde
saus maakte als de anderen.
Spreker vraagt, nu het nog tijd is, de oproeping
in dien zin te wijzigen.
Verslag van de handelingen van den Gemeenteraad
Den heer Sehoondermark (wethouder) spijt het
dat de heer Haverschmidt de gelegenheid heeft la
ten voorbij gaan om zijn vraag te stellen in de ge
sloten zitting en haar nu in openbare vergadering
doet. De vraag, die aan Burgemeester en Wethou
ders en speciaal aan spreker wordt gericht, zal hij
in openbare vergadering niet beantwoorden. Men
vraagt toch niet in eene openbare vergadering of
deze of gene geschikt is hier of daarvoor of niet.
Dan toch wordt het een persoonlijke kwestie en
dergelijke vragen moeten daarom in geheime zit
ting worden beantwoord. Beantwoording in open
bare vergadering zou nadeelig zijn voor het onder
wijzend personeel en daardoor voor het onderwijs
Spreker meent de vraag van den heer Haver
schmidt dan ook niet beter te kunnen beantwoor
den dan hiermee: lees de notulen van de vorige ge
heime vergadering. Wanneer evenwel de heer Ha
verschmidt een pertinent antwoord verlangt, is
spreker bereid dat te geven, maar dan in gesloten
vergadering.
De heer Haverschmidt verneemt dat over deze
oproeping een geheime zitting heeft plaats gehad,
waarbij hij niet tegenwoordig was. Spreker weet
dus niet, wat in die zitting is beweerd maar wan
neer de oproeping daarvan een gevolg is dan heb
ben belanghebbenden wel eenig recht op openbaar
heid. In die geheime zitting zal wel gezegd zijn,
want de wethouder heeft zich ook tegenover spre
ker in dien zin uitgelaten, dat het hoofd van een
meisjesschool vooral een taalacte moet hebben zoo
als het hoofd van een jongensschool wis- en na
tuurkunde, en zulke uitingen worden dan niet tegen
gesproken, want de wethouder, denkt men, zal het
wel weten.
Spreker meent dat de wethouder dan absoluut
niet op de hoogte is van den toestand hier te lande,
want spreker heeft een lijst van niet minder dan 27
jongensscholen, waarvan 4 in Amsterdam, die een
directeur hebben zonder die acte, terwijl van 10
meisjesscholen slechts een vijftal directrices een
taalacte bezitten.
Het bezit dier acte is dus volstrekt geen regel en
waar nu de belangen van het personeel zijn ge
schaad terwijl het belang van de gemeente niet
wordt bevorderd stelt spreker voor Burgemeester
en Wethouders uit te noodigen de oproeping te wij
zigen in dien zin, dat eene leerares wordt gevraagd,
die mede in aanmerking kan komen voor directrice.
De Voorzitter doet den heer Haverschmidt op
merken, dat deze misbruik maakt van het hem ver
leende verlof. Hij heeft toch verlof gekregen om in
lichtingen te vragen aan een lid van het college van
Burgemeester en Wethouders en doet nu een voor
stel, en dat nog wel over een zaak, welke tot de
competentie van het Dagelijksch Bestuur behoort.
Dat gaat niet op. De kwestie komt van zelf bij den
Raad en als het voorstel tot benoeming komt heeft
de heer Haverschmidt de gelegenheid om al zijne
bezwaren te berde te brengen. Burgemeester en
Wethouders hebben het recht de oproeping te doen
zooals zij dat willen doen. W el is er in geheime ver
gadering over deze kwestie gesproken, maar dat
was om met den Raad overleg te plegen over de
richting die Burgemeester en Wethouders wilden
inslaan. Wat de heer Haverschmidt nu doet druiseht
in tegen het Reglement van orde en tegen de wet.
De heer Sehoondermark (wethouder) acht het
zeer scherp gezien van den heer Haverschmidt als
deze zegt dat spreker niet op de hoogte is als hij be
weert dat aan de Hoogere Burgerscholen de direc
teuren de bevoegdheid hebben voor wis- en natuur
van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1915. 21
kunde. De heer Haverschmidt, die zelf zijn wijsheid
uit de almanak van Pyttersen heeft geput vergeet,
dat de vier Hoogere Burgerscholen te Amsterdam,
waarvan hij spreekt, Hoogere Burgerscholen zijn
met driej arigen cursus
De heer Haverschmidt: „met 5-jarigen cursus".
De heer Sehoondermark (wethouder) vervolgt en
zegt dat hij heeft medegedeeld dat het usance
is dat de directeuren der Hoogere Burgerscholen
de genoemde bevoegdheden bezitten; hij heeft er
het gymnasium nog bij aangehaald waar de wet
voorschrift, dat de rector in oude talen gepromo
veerd moet zjjn.
In de geheime vergadering evenwel hebben Bur
gemeester en Wethouders niets anders gedaan dan
hun voornemen medegedeeld in welke richting zij
van plan waren te werken. Niemand heeft zich
daartegen verzet en Burgemeester en Wethouders
hebben gezegd dat de Raad nog altijd kan handelen
zooals hij wil als het resultaat niet bevredigend is.
Burgemeester en Wethouders doen een oproeping
en komen met een aanbeveling. Als die den Raad
niet naar den zin is, doet hij daaruit geen benoe
ming. Spreker herhaalt ten slotte niet te zullen ant
woorden op de vraag van den heer Haverschmidt
in openbare vergadering.
De heer Hiemstra wijst erop dat de heer Haver
schmidt twee zaken door elkaar wart n.l. de oproe
ping van sollicitanten en de geheime vergadering.
In die geheime vergadering nu heeft spreker niet
den indruk gekregen dat bepaalde personen bena
deeld zjjn geworden. Was dit zoo, dan zou hij zich
hebben verzet. De Raad heeft geen besluit geno
men, maar zich eenvoudig niet verzet tegen een
voorstel van Burgemeester en Wethouders. Een lid
dat toen niet tegenwoordig was verklaart zich er nu
tegen. Dat is voor den Raad geen reden om de op
roeping, die hij in geheime zitting heeft gesanction-
neerd, nu af te keuren. Er is dus geen enkele reden
om het voorstel van den heer Haverschmidt te steu
nen, tenzij deze aantoont dat er personen benadeeld
zijn. Als dat het geval was zou het noodzakelijk zijn
alles nog eens in openbare vergadering te behan
delen.
De Voorzitter vraagt den heer Haverschmidt of
deze diens voorstel niet wil intrekken. Hij kan bij
de benoeming zijne bezwaren te berde brengen.
De heer Haverschmidt merkt nog op dat hij niet
kon wachten tot de benoeming aan de orde kwam,
want dan zou het te laat zijn en voor het kennis ne
men van de geheime notulen is ook de tijd te kort,
want over enkele dagen is de aanmelding gesloten.
De wethouder heeft eigenlijk wel gelijk dat hij niet
op sprekers vraag over de al- of niet-geschiktheid
ingaat.
Zijn ze niet geschikt en mislukt de oproeping
zoodat de kansen voor het personeel weer herleven,
dan zou hij de minst slechte moeten uitzoeken en
verklaart liij ze wel geschikt, dan zou de inspecteur
hem vragen, waarom die personen, die volgens de
verordening in aanmerking kunnen komen, niet op
de lijst zijn gebracht. Spreker blijft de oproeping
onbillijk en onpractisch vinden maar is bereid nu
de zaak in het openbaar onder de aandacht is ge
bracht zijn voorstel in te trekken.
De heer Sehoondermark (wethouder) wil er op
wijzen dat er geen besluit is uitgelokt of genomen.
De voorbereiding van de oproeping behoort tot de
competentie van Burgemeester en Wethouders. Zij
hebben de beleefdheid gehad den Raad mededeeling