v Ill- Vergadering op Dinsdag 23 Maart 1915. Hlli- 32 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1915. loos vol toewijding behandeld, zoodat de Raad niet vertrouwen aan haar de verdere ontwikkeling der plannen kan overlaten. Er is alle reden heden eene beslissing te nemen en bet voor de zweminrichting benoodigde bedrag- is niet zoo groot. De heer Fransen: „als het ging om eene badin richting tot stand te brengen zou spreker gaarne medewerken om hedenmiddag een beslissing te ne men, doch waar wordt voorgesteld om een zwemin richting te maken, meent spreker dat dit best 14 dagen kan wachten. De heer Tijsma doet nog opmerken, dat zijn voor stel geen uitvloeisel is van eenig wantrouwen in de commissie of in het beleid van Burgemeester en Wethouders. Hij is echter van oordeel dat de Raad gelegenheid moet hebben om dergelijke belangrijke zaken behoorlijk te bestudeeren. Die gelegenheid heeft hij nu niet gehad en vandaar het voorstel om de behandeling 14 dagen uit te stellen. De heer Peletier vraagt of het ook mogelijk is om na aanneming van het voorstel-Tijsma de kwestie princinieël te bespreken. Dan kan die behandeling in de volgende vergadering worden voortgezet. Spreker weet toch dat er enkele leden zijn die een badinrichting noodiger vinden dan een zwemin richting. De Voorzitter voelt niet veel voor het denkbeeld van den heer Peletier. Als toch gebeurt wat deze wil, zullen wij zeker in herhaling vervallen en in de volgende vergadering dezelfde zaken weer in het debat krijgen. Spreker weet ook niet wat met eene principieële bespreking bereikt wordt. Uitstel van behandeling wordt voorgesteld, omdat de Raad geen tijd voor studie heeft gehad en dat is zeker een reden om over principieële kwesties geen uitspraak te doen. De heer Peletier wil uit de principieële bespre king zien of er eenstemmigheid is te krijgen over een badinrichting of een zweminrichting of beide. Spreker verzoekt den voorzitter te vragen of het voorstel ondersteund wordt. De heer Hiemstra wijst erop dat de discussie zal loopen over de vraag wat er zal komen: een bad inrichting, of een zweminrichting of eene gecombi neerde inrichting. Over de cijfers zal niet worden geredeneerd. Als nu de principieële kwestie wordt beredeneerd zou daarmee feitelijk reeds over het voorstel worden beslist. Dan zou het toch gekheid zijn een voorstel om de behandeling 14 dagen uit te stellen aan te nemen. De behandeling in de volgende vergadering toch zou niets te beteekenen hebben. De geheele behan deling moet worden uitgesteld. De heer Beekhuis zegt dat de heer Peletier mis schien zijn denkbeeld te berde brengt, omdat hij zelf klaar is voor de zaak. Het gaat echter niet aan met de behandeling te beginnen nu uitstel wordt voorgesteld omdat er leden zijn die gezegd hebben dat zij de kwestie niet onder de knie hebben. Die le den zouden dan moeten deelnemen aan beraadsla gingen over een onderwerp dat zij niet voldoende kennen. De heer Peletier wijst erop dat de heer Hiemstra het doet voorkomen, alsof spreker de kwestie van daag tot, oplossing wil brengen. Dat is de bedoeling niet. Hij wil geen beslissende stemming. In het Engelsche Parlement heeft men ook een le, 2e en 3e lezing en in de volgende ver gadering de stemming. Zoo zou spreker ook deze zaak willen behandelen. Het voorstel-Peletier wordt niet ondersteund en maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Berghuis vraagt of Burgemeester en Wethouders, waar reeds is verzocht om nadere toe lichting met betrekking tot het door den heer Kom ter gesprokene, ook bezwaar hebben nader toe te lichten waarom zij eene zweminrichting boven een badinrichting prefereeren. De Voorzitter zal de opmerking van den heer Berghuis bij Burgemeester en Wethouders bespre ken. Het voornaamste staat echter vermeld op bladz. 120 van bijlage no. 7. De heer Berghuis heeft daar alleen kunnen vin den de mededeeling, dat men in huis g'een zwem bassin kan aanleggen. Als dit het eenige argument vóór de voorkeur aan een zweminrichting is, stemt dit hem als voorstander van een badinrichting zeer optimistisch. De heer Kointer (wethouder) doet opmerken dat het door hem gesprokene in het raadsverslag komt. Hij kan er niets meer van zeggen. De Voorzitter zegt dat de bijlage niet duidelijk is en dat hij er veel voor voelt nog eens in het kort te zeggen hoe het nu precies met de cjjfers staat. Dienovereenkomstig wordt besloten. Het voorstel-Tijsma wordt aangenomen met 19 tegen 2 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Tiemersma, Lauten- bacli, Fransen, J. Koopmans, van Weideren baron Rengers, Cohen, Haverschmidt, Peletier, H. P. de Haan, Berghuis, Zandstra, Beekhuis, Oosterhoff, Tulp, Menalda, Tijsma, P. A. de Haan, van Sloter- dijek en Hiemstra. Tegen de heeren: Komter en Vonck. De Raad gaat in comité generaal ter behandeling van 7. Het derde suppletoir kohier van den hoofdelijken Omslag, dienst 1914. Na heropening wordt het derde suppletoir ko hier vastgesteld met een totaal van cijfers van aan slag van 84830 en een totaal der aanslagen van 1168.55. De Voorzitter stelt aan de orde: X. Het rapport der commissie, belast geweest, met het onderzoek der geloofsbrieven van de nieuw benoemde leden van den Raad, de heeren mr. T. Binnerts, P. Attema en A. de Vos. De conclusie van dit rapport, strekkende tot toe lating der nieuw benoemde raadsleden, wordt met algemeene stemmen aangenomen. Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voor zitter de vergadering. Verslag van de handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1915. 33 Tegenwoordig 24 leden, te weten de heerenLau- tenbach, Zandstra, H. P. de Haan, Haverschmidt, Cohen, Tulp, Fransen, P. A. de Haan, Oosterhoff, van Sloterdijck, Peletier, Tijsma, van Weideren baron Rengers, Vonck, Hiemstra, Komter, Beek huis, Menalda, J. Koopmans, Schoondermark, Bin nerts, Attema, de Vos en Tiemersma. Afwezig met kennisgeving de heer Berghuis. Voorzitter: de heer mr. J. A. N. Patijn, Burge meester. I. De notulen der op Dinsdag 9 Maart 1.1. gehou den vergadering worden vastgesteld. II. De Voorzitter stelt aan de orde: De beëediging der nieuwbenoemde leden, de heeren: P. J. Attema, mr. T. Binnerts en .1. de Vos. De Voorzitter wil, alvorens tot de beëediging der nieuwbenoemde leden over te gaan, in de herinne ring brengen, dat deze de plaatsen innemen van de heeren G. W. Koopmans, S. J. van Messel en T. Jel- lema. De heer G. W. Koopmans heeft zitting genomen m September 1903 in de plaats van den heer J. E. Kuipers. Hij is geweest lid der gascommissie sedert 1913. De heer S. J. van Messel heeft zitting geno men in September 1899, ter vervanging van den heer Theunisse. Hij was sedert September 1907 lid der commissie voor de Openbare Werken en van die voor de verplaatsing van het aschland. Beide heeren hebben ontslag genomen in 1903, zijn herkozen en hebben op 9 Februari 1904 opnieuw zitting genomen. De heer Jellema is gekozen 2 December 1913 en was sedert September 1914 lid van de com missie voor de strafverordeningen. Alle drie zijn lid geweest van de commissie voor de reclames. 1 )e omstandigheden, waaronder de heeren ontslag hebben genomen en alles wat erop is gevolgd, ligt nog zoo versch in het geheugen, dat spreker daar over niet behoeft uit te weiden. Hoe minder er over wordt gesproken des te beter. Dit is echter geen re den om de spons te halen over wat zij voor de ge meente hebben gedaan. Uit den aard der zaak is dit voor den heer Jellema, die slechts kort lid van den Raad is geweest, niet zooveel. De heeren G. A Koopmans en van Messel hebben een groot aandeel gehad in vele belangrijke zaken en de gemeente heeft veel verplichting aan hen. Spreker vertrouwt dan ook in den geest van den Raad te spreken als hij hun toewenscht dat het hun verder goed moge gaan en dat zij ook na hun scheiden uit deze verga dering belangstelling in de gemeentezaken zullen blijven stellen. Spreker verzoekt den secretaris thans de nieuw benoemde leden binnen te leiden. De Voorzitter deelt mede dat is ingekomen eene resolutie van Gedeputeerde Staten, waarbij voor kennisgeving is aangenomen het bericht van Bur gemeester en Wethouders betreffende de toelating als raadsleden van genoemde heeren. Spreker leest den nieuwbenoemden leden de eeden (verklaringen en beloften) voor, die bij ar tikel 39 der Gemeentewet zijn voorgeschreven. De heeren P. J. Attema en A. de Vos leggen de bij artikel 39 der Gemeentewet voorgeschreven eeden, de heer mr. T. Binnerts de beloften af m handen van den Voorzitter. De Voorzitter wenscht den nieuwbenoemden le: den geluk met hunne benoeming. Hij hoopt dat zij een belangrijk aandeel zullen hebben in de te be handelen onderwerpen en dat zij dit steeds zullen doen tot voldoening van zich zelf en in het belang der gemeente, in aangename samenwerking met hunne medeleden. Spreker verzoekt hun de voor hen bestemde plaatsen te willen innemen. III. De Voorzitter stelt aan de orde: Voorstel van Burgemeester en Wethouders om niet, over te gaan tot de benoeming van een Vul der Commissie voor de verplaatsing van het aschland ter voorziening in de vacature-van Messel. Dit voorstel luidt als volgt: Tengevolge van het ontslagnemen als lid van den Gemeenteraad door den heer S. van Messel zal er eene plaats openkomen in de Raadscommissie in zake de verplaatsing van het aschland. Naar ons is medegedeeld, is de commissie thans zoover met haren arbeid gevorderd, dat de slotsom van het door haar uit te brengen rapport zoo goed als reeds vast staat, zoodat een nieuw inkomend lid zich wederom geheel van die aangelegenheid op de hoogte zou hebben te stellen. Hierdoor gaat slechts tijd verloren zonder dat eenig voordeel daartegen opweegt. Het komt ons in de gegeven omstandigheden der halve niet geraden voor de Commissie aan te vul len, waarom wij de eer hebben U in overweging te geven niet over te gaan tot de benoeming van een lid der Commissie in zake de verplaatsing van het aschland, ter voorziening in de vacature-S. van Messel. De beraadslaging wordt geopend. Den heer Fransen heeft het schrijven van Burge meester en Wethouders bevreemd en wel naar aan leiding van deze zinsnede: „Naar ons is medegedeeld is de commissie thans „zoover met haren arbeid gevorderd, dat de slotsom „van het door haar uit te brengen rapport zoo goed „als vaststaat". Deze zinsnede zal eenige verwachtingen bij den Raad opwekken, maar spreker wil hem in overwe ging geven die verwachtingen niet te hoog te span nen. Er is spreker niet veel bekend van liet vast staan van het rapport. De commissie is door de Bij zondere samenwerking nog niet zoover gevorderd en door omstandigheden in haar werk blijven ste ken en spreker is van oordeel dat het nog wel eeni- gen tijd zal duren alvorens het rapport verschijnt. De heer Oosterhoff (wethouder) doet opmerken, dat zijne opvatting eenigszins anders is dan die van den heer Fransen. Het is niet geheel juist dat de Commissie in haar werk is blijven steken. Zij had oorspronkelijk het idéé een meer uitgebreid onder zoek in te stellen maar is daarvan teruggekomen. Het onderzoek is nu afgeloopen en de Commissie heeft nu alleen nog het rapport vast te stellen. Binnen niet al te langen tijd kan de Raad dat te gemoet zien. De Voorzitter gelooft dat de Raad met voorspel lingen betreffende de verplaatsing van het asch land wel voorzichtigheid zal betrachten. Hij zal de verwachting dan ook wel niet te hoog spannen. Dat is echter nu de zaak niet. Spreker vraagt den heer Fransen of hij geen bezwaar tegen het voorstel heeft. De heer Fransen: „ik persoonlijk niet". De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 1