42 erslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1915.
van liet prae-advies duidelijk worden uit het in het
prae-advies genoemde en bij de stukken gevoegde
boek der arbeidersbudgets, dat monument van
volksontbering. Spreker weet niet of de leden van
den Baad het boek met aandacht hebben gelezen,
maar spreker wil dit zeggen dat de in dat werk ge
noemde cijfers, cyfers zijn voor de zonder veel
schokken verloopende huishoudingen van zeer ge
regeld levende mensehen, die geen sterken drank
gebruiken. Als daarin reeds voor 1910 en 1911 van
groote tekorten spreke is, de getallen spreken van
een tekort aan alles en nog wat, hoe moet het dan
wel zyn in den tegenwoordigen tijd. Als menig
werkgever zulks reeds beseft en toeslag geeft, zoo
als nog gisteren in de Leeuwarder Courant was te
lezen voor de arbeiders van de zuivelfabriek te Wir-
dum, dan zal de gemeente niet achter mogen blij
ven; beter ware het geweest dat zij een voorbeeld
lmd gegeven. Een gemeentewerkman is tegenwoor
dig niet meer bevoorrecht dan een arbeider aan een
zuivelfabriek. Hem een toeslag te geven zou geen
philantropie zijn, omdat een gemeentewerkman nut
tigen arbeid verricht. De gemeente kan hem niet
missen.
Men kan de zaak met recht omkeeren en zeggen,
dat hij de gemeente bevoorrecht en tegen welk
loon? In normale omstandigheden kan hij er mee
rond komen ja maar het is scharrelen doch in
buitengewone omstandigheden is het niet voldoen
de. Spreker eindigt met de indieining eener motie.
Hij blijft daarbij in de lijn, door Burgemeester en
Wethouders voorgegaan, en is zeer gematigd; deze
motie luidt:
„De Baad, gehoord de besprekingen over een
loontoeslag voor de gemeentewerklieden; van oor
deel. dat buitengewone tijden buitengewone maat
regelen wettigen, besluit als tijdelijken maatregel de
loonen van 700.en daar beneden met 10% te
verhoogen".
Wat nu nog betreft de verhooging van 80 tot 100
voor de gemobiliseerden, meent spreker te mogen
opmerken, dat dit een zeer billijke eisch is. Deze
menschen zijn niet uit eigen vrijen wil heengegaan,
maar zij zijn geroepen. Waar van hen wellicht alles
gevraagd kan worden, hun bloed en hun leven, daar
is het onze plicht alle angst om een paar gulder.
loon aan kant te zetten en hun het volle loon uit te
betalen.
Spreker heeft de eer den Baad daarom de vol
gende motie aan te bieden
„De Baad, van oordeel dat de gemeentewerklie
den die tot handhaving onzer neutraliteit onder de
wapenen zijn geroepen recht hebben op ieders volle
erkentelijkheid, besluit de volle loonen aan de onder
de wapenen geroepen werklieden der gemeente uit
te keeren".
De Voorzitter doet den heer Zandstra opmerken,
dat in beide moties de tijdsbepaling ontbreekt.
Spreker vraagt of de heer Zandstra die er nog niet
aan wil toevoegen.
De heer Zandstra wil de uitbetaling doen ingaan
met 1 Maart 1.1.
De heer Hiemstra wil een vraag doen n.l. deze, of
het raadsbesluit om 80% te vergoeden aan de on
derwijzers, door Gedeputeerde Staten is goedge
keurd? Is dat niet het geval en de Baad dus straks
genoodzaakt om het volle loon uit te keeren, gaat
het dan nu wel aan aanvulling tot het volle loon
voor de gemeentewerklieden af te wijzen? De ge
meente moet dan den onderwijzers van af het begin
der mobilisatie het volle loon uitkeeren en zij zal met
de gemeentewerklieden moeilijk anders kunnen
handelen. Het is dan ook verstandiger het nu tot
het volle loon aan te vullen.
De heer Beekhuis heeft opgemerkt dat de heer
Zandstra zich bij de bestrijding van het voorstei
heeft bepaald tot het uitspreken van algemeenhe
den. Hij heeft gezegd geen cijfers te zullen noemen,
omdat hij dit vroeger al zoo dikwyls heeft gedaan.
Dat laatste is waar, maar zelden zou het noemen
van cijfers beter op zijn plaats zijn geweest dan
thans. Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders toch is gebaseerd op cijfers en daarom had dit
ook met cijfers bestreden moeten worden. De heer
'fulp heeft wel cijfers genoemd en deze hebben op
spreker grooten indruk gemaakt. Het voorstel van
Burgemeester en Wethouders toch moet staan en
vallen met de juistheid of onjuistheid van hetgeen
de heer Tulp in het midden heeft gebracht.
Spreker vraagt daarom of het wel mogelijk is nu
een beslissing te nemen. De Baad moet de cijfers
van den heer Tulp onder de oogen .zien, en als dit
raadslid er nog eenige toelichting bij zoude willen
geven, zoude hij den Baad daarmede verplichten.
De heer Tijsma vindt het aan de orde zijnde punt
uiterst lastig en moeilijk. Voor liet argument van
Burgemeester en Wethouders, dat de arbeiders in
gemeentedienst, vergeleken met de anderen, een
gunstige positie innemen, is veel te zeggen. De lieer
Zandstra kan zeggen dat de gemeentearbeiders het
vuil in de gemeente opredderen en op dien grond
den dank der gemeente verdienen, dit neemt niet
weg dat hunne positie bij die van anderen vergele
ken gunstig is. Gelukkig is echter het oorlogsge
vaar nog niet in ons land en is de toestand, wat de
werkloosheid aangaat, gunstiger dan anders wel
eens het geval is.
Spreken' heeft in het prae-advies deze zinsnede
gelezen
„Niet minder dan voor de ingezetenen is voor
haar bestuur voorzichtigheid en beleid en zuinig
heid by liet doen van uitgaven geboden".
Dit lezende heeft hij zich afgevraagd of theorie
en praktijk bij Burgemeester en Wethouders elkaai
wel dekken. Spreker denkt daarbij aan twee wer
ken, tijdens den oorlog uitgevoerd. In de eerste
plaats aan de verandering van het Wilhelmina-
plein. Wat heeft toch Burgemeester en Wethouders
er toe gebracht een dergelijk werk, dat spreker nog
altijd geen verbetering kan noemen, in dezen tijd
uit te voeren? Wat ook vloekt met voorzichtigheid
in beleid is de verandering van de perken op de
Tweebaksmarkt. De uitgaven daarvoor zullen wel
niet zoo zwaar zijn, maar het bestaande hek is ge-
amoveerd en een onoogelijke afscheiding er voor in
de plaats gesteld en dat in een tijd, waarin zuinig
heid zoozeer geboden is. Spreker meende te kunnen
verwachten dat Burgemeester en Wethouders, die
den Baad zuinigheid voorhouden, die zelf ook in
praktijk zouden brengen. Spreker kan ten opzichte
van de motie-Zandstra zijn stem nog niet bepalen.
Hij voelt er veel voor, maar ziet aan den an
deren kant ook de moeilijkheden ervan. In Botter
darn is een dergelijke motie met bijna algemeene
stemmen afgewimpeld.
De heer Peletier zegt dat er in den laatsten tijd
weinig punten in den Baad zijn behandeld, waar
over het voor spreker zoo moeilijk was zijn stem te
bepalen als over het onderhavige. De argumenten
der organisaties zijn even sterk, ten minste nage
noeg even sterk als die van Burgemeester en Wet
houders. Eén argument van het College wil spre
ker echter naar voren brengen n.l. dit, dat adressan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1915. 43
ten, als de nood nog hooger stijgt, weer met een ver
zoek kunnen komen, welk verzoek dan in gunstige
overweging zal worden genomen.
Burgemeester en Wethouders hebben dus ruimte
gelaten om nog eens een verzoek in te dienen. Bo
vendien gaan wy den zomer tegemoet en op grond
van een en ander zou spreker den organisaties in
overweging willen geven hun verzoek den volgen
den winter te herhalen.
De heer P. A. de Haan vraagt of het den Voor
zitter bekend is dat bij de Begeering het voorne
men bestaat om de gemeenten in de gelegenheid te
stellen levensmiddelen te verkoopen tegen prijzen
welke voor het begin van den oorlog van kracht wa
ren. Dit zou een oplossing kunnen geven en daar
van kunnen dan niet alleen de gemeentewerklieden
profiteeren, maar ook menschen die misschien in
nog moeilijker omstandigheden verkeeren.
De heer van Weideren baron Ilengers doet op
merken dat hij hetzelfde te berde had willen bren
gen als de heer de Haan reeds heeft gedaan. Bij de
Kegeering bestaat het voornemen om gisteren
heeft spreker dit nog vernomen aan gemeenten,
die voor een zeker bedrag levensmiddelen koopen,
voor een gelyk bedrag cadeau te doen. Die gemeen
ten krijgen dan voor één bedrag de dubbele hoeveel
heid. W aar de kwestie van den toeslag voornamelijk
een kwestie van levensmiddelen is, voelt spreker er
veel voor om zooals de heer Beekhuis wil, de behan
deling van dit punt 14 dagen aan te houden. De
Baad zal dan ook kunnen zien wat het resultaat is
van het regeeringsaanbod en welke cyfers de juis
te zyn, die van Burgemeester en Wethouders of van
den heer Tulp.
De heer Lautenbaeh heeft tot zyn leedwezen op
het staatje van Burgemeester en Wethouders ge
mist de artikelen kousen, wollen kleedingstukken
en schoeisel. Spreker gevoelt dat op het oogenblik
samenwerking van den Baad met het college van
Burgemeester en Wethouders van het allergrootste
belang is en in verband daarmee kan hij zich wel
vereenigen met het denkbeeld van den heer Beek
huis, om de behandeling 14 dagen uit te stellen.
De Voorzitter deelt mede, dat bij Burgemeester
en Wethouders tegen het denkbeeld van den heer
Beekhuis geen bezwaar bestaat. Wel achten zij het
niet noodig de behandeling aan te houden, maal
ais die wordt aangehouden, gebeurt er niets en dat
is wat zij zelf voorstellen. Van den heer Tulp nu
heeft spreker wel gehoord dat er artikelen zijn die
2540% in prijs zijn gestegen, maar concrete cij
fers heeft spreker niet gehoord, zoodat het moei
lijk is eene vergelijking te maken.
De heer Beekhuis beoogde dit juist met zijn voor
stel. Hij zou wenschen dat de heer Tulp zijne cyfers
met toelichting ter hand zou willen stellen aan Bur
gemeester en Wethouders. Het is toch te doen om
een klare zaak te krijgen en niet om elkaar met cij
fers dood te slaan. Als de Baad de cijfers tegenover
elkaar kan wikken en wegen, kan hij beter oordee-
len en Burgemeester en Wethouders kunnen hun
oordeel aan den Baad zeggen over hetgeen de heer
Tulp en anderen hun zullen geven.
De heer Hiemstra begrijpt niet waarom men uit
stel wil. Hangt de beantwoording van de vraag of
toeslag noodig is bij den heer Beekhuis er van af
of de prijsstijging 19 of 20% bedraagt?
De heer Beekhuis; „of het 10 of 20% is.
De heer Hiemstra meent dat de Baad de cij
fers van Burgemeester en Wethouders wel kan be-
ooi'deelen. Wie niet met gesloten oogen door het le
ven gaat weet wel dat de berekening van Burge
meester en Wethouders te laag is.
By budget no. 41 van 745.loopt de stijging
over een bedrag van 314.84®. Is er nu één lid in
den Baad, die denkt dat er bij de overige 400.
geen stijging heeft plaats gehad? Er staan slechts
enkele artikelen op, terwijl tal van artikelen veel
duurder zijn geworden. Het bedrag van het lieele
budget is gi-ooter en het percentage ook. Ook het
percentage op het budget van een gemeentewerk
man wordt hooger. De meesten hebben 600.Het
staat vast dat in elk gezin met 5 kinderen, of dat
een inkomen heeft van 600.of van 745.de
uitgaven voor de noodzakelijkste levensmiddelen
vrijwel gelyk zijn. Het gezin met 745.kan zich
eenige meerdere luxe veroorloven. Gerust kan men
echter aannemen, dat de stijging der pryzen van de
eerste levensbehoeften zich beweegt tusschen 12
15% en dat er nog steeds neiging tot styging be
staat. Wanneer nu uit de cijfers van den heer Tulp
blijkt dat die stijging 20% bedraagt, is dit een kwes
tie van meer of minder. Het is slechts de vraag of
men de stijging voldoende acht om een toeslag te
wettigen. De behandeling dezer kwestie uit te stel
len is te gek. Er is wel geen noodtoestand, maar het
is te vergelijken met het geval in Amsterdam, waar
iemand zijn zoon zag hangen en die eerst naar de
politie liep om vergunning om hem af te snijden.
Toen hij terug kwam was de zoon dood. Men moet
deze zaak niet op dé lange baan schuiven. Als de
Baad echter uitstel wil, zal spreker er zich bij neer
leggen omdat hij vreest dat anders het verzoek zal
worden afgewezen, hoewel hij van oordeel is dat de
gegevens voldoende zijn om een oordeel te vellen.
De lieer Tulp doet opmerken, dat hij heeft gezegd
dat het onderzoek van Burgemeester en Wethou
ders ten opzichte der kruidenierswaren te beknopt
is geweest. Er zyn maar enkele artikelen genomen
en die zijn niet zoo veel verhoogd. Koffie en thee
zijn zelfs gelijk in prijs gebleven. Burgemeester en
Wethouders hebben echter geen onderzoek naar
andere noodzakelijke levensbenoodigdheden inge
steld
De Voorzitter interrumpeert den heer Tulp en
geeft dezen in overweging te wachten tot spreker
geantwoord heeft.
De heer Lautenbaeh heeft, al is de raming van
Burgemeester en Wethouders laag, geen oogenblik
aan de goede trouw van het college getwijfeld. Hij
acht het echter van veel belang deze zaak aan te
houden, omdat dan misschien van Burgemeester
en Wethouders op grond van het gesprokene een
milder voorstel kan worden verwacht. Spreker zelf
heeft twee artikelen genoemd, die belangrijk duur
der zijn geworden. De Baad kan echter van Burge
meester en Wethouders niet vorderen dat zy zich
bij de geïmproviseerde cijfers zullen neerleggen.
Spreker acht het daarom beter het voorstel van
den heer Beekhuis aan te nemen, dan thans eene
beslissing te nemen waarvan de uitslag twijfelach
tig is.
De Voorzitter heeft herhaaldelijk gehoord dat de
enquête van Burgemeester en Wethouders niet uit
gebreid genoeg is geweest en niet juist. De Baad
kent de leveranciers, die allen te goeder naam en
faam bekend zijn en van verschillende richting
de coöperatie Excelsior behoort er ook bij die
Burgemeester en Wethouders hebben ingelicht. Zij
hebben dien leveranciers gevraagd welke prijzen zij