46 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1915. den vastgesteld dan na ingewonnen advies van die commissie en dat dit advies bovendien in het be sluit moet worden aangehaald. Om derhalve geen kans te loopen op het nemen van een onwettig besluit vestigt spreker hierop de aandacht en vraagt hjj hierover de meening van den voorzitter. Daar het spreker allerminst te doen is om de zaak op te houden, wil hij, gevolg gevende aan het ge sprokene door den heer Hiemstra, zjjne meening over de zwem- en badinrichting kenbaar maken. In verband met bezwaren over de min gunstige ligging spijt het spreker dat men mist een situatie- teekening waaruit zou blijken de stand van de in richting ten opzichte van het stratenplan, want dan zou men zien, dat het beter is, dan men zich dat voorstelt. Het terrein komt namelijk uit aan de ge projecteerde ringbaan van de tram en grenst dus onmiddellijk aan het groote uitbreidingsplan achter school 11, dat in bewerking is; men zou derhalve een tweeden toegangsweg kunnen maken, veel dich ter bij de stad dan het Cambuursterpad. Wat het water betreft meent spreker dat men vertrouwen zal kunnen stellen in het onderzoek van de Leeuwarder deskundigen, al is het dan an ders dan de analyse van den Duitschen chemicus, die zijn „patentirtes apparat" voor de zuivering aanbeval. Jammer vindt spreker het dat Burgemeester en Wethouders een keus gedaan hebben, want nu doen de raadsleden het ook en wil de een een binnenbad en de ander een zwembad, terwijl spreker meent dat de zaak gecombineerd moet blijven. Het volk vraagt in de eerste plaats een zwembad. Binnenbad en sproeibad is in hun oog maar half werk; het laatste is hun het geld en het ontkleeden niet waard. Is er geen zwembad dan gaan ze in vaart of sloot met de kans op een bekeuring. Een subsidie van gemeentewege daarvoor zal wel besteed zijn. Maar dan is er nog een breede klasse burgerij, vooral zij, die in huurhuizen wonen, die de weelde van een kuipbad en van een sproeibad in huis volstrekt niet kennen en spreker meent dat de gemeente volkomen verantwoord is, wanneer ook deze categorie de behulpzame hand wordt heboden. Sprekers conclusie is derhalve, dat men de beide dingen niet moet scheiden, maar dat men het plan van de commissie in zijn geheelen omvang moet uit voeren. De Voorzitter wijst erop dat artikel 6 van de Ge zondheidswet aldus luidt: „De besluiten en verordeningen van de gemeente raden betreffende: de volkshuisvesting, de verwijdering en afvoer van vuil; de reinheid van wegen en wateren; voor koming, wering of beteugeling van besmettelijke ziekten; drinkwaterleidingen of andere voorzienin gen tot verkrijging van drinkwater; gezondheids toezicht op levensmiddelen en alle andere besluiten der raden in het belang der volksgezondheid, wor den niet vastgesteld, aangevuld, gewijzigd of inge trokken, dan na ingewonnen advies der gezond heidscommissie, voor de gemeente ingesteld." Eerst is er een heele opsomming van verschillen de zaken en daarna wordt er gesproken van alle overige besluiten de volksgezondheid betreffende. Men moet hieruit niet lezen dat alles wat in ver wijderd verband met de volksgezondheid staat, de commissie aangaat. Waar er over deze zaak zoo veel commissies gehoord zijn achtten Burgemeester en Wethouders het niet noodig het advies der ge zondheidscommissie te dezer zake in te winnen en spreker gelooft niet dat een eventueel besluit op onwettigheid zal stranden. Den heer Menalda is het ook opgevallen dat de gezondheidscommissie niet over deze zaak is ge hoord. In artikel 4 sub 1 der Gezondheidswet staat: „De leden en de buitengewone leden van den cen- tralen gezondheidsraad zijn in het geheele Rijk, de inspecteur en de leden van de gezondheidscommis- siön zijn binnen hun ambtsgebied bevoegd, alle openbare gebouwen, scholen en alle andere tot het geven van onderwijs bestemde lokalen, kinderbe waarplaatsen, gestichten van liefdadigheid, wees huizen, herbergen, winkels, gevangenissen, zieken- inrichtingen, badhuizen en voor zoover dit noo dig is voor de handhaving van de wetten en veror deningen betreffende de volkshuisvesting alle woningen binnen te treden, ten einde zich zooveel mogelijk bekend te maken met den toestand en de inrichting dier gebouwen en woningen." Hieruit blijkt, volgens spreker, dat de gezond heidscommissie ook over een badinrichting wel toe zicht uitoefent. De Voorzitter begrijpt het argument van den heer Menalda wel, maar wijst dezen er op dat dit op ge heel iets anders slaat. Het gaat hier n.l. over het recht dat de leden der gezondheidscommissiën heb ben tot het binnentreden van verschillende inrich tingen, niet over het vragen van advies. De heer Komter (wethouder) is overtuigd dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders is een goed begin, dat geen afbreuk doet aan een even tueel plan om later eene badinrichting te stichten. Ook zijn de sommenhoogstens 36.500.kapitaal en eene jaarlijksehe bijdrage van ten hoogste 1700.voor het stichten en exploiteeren van een zweminrichting, beseheiden, terwijl er alle kans be staat dat de bouwkosten later hooger zullen wor den. De portland toch, benoodigd voor het te maken zwembassin, is nu niet duur. De tijd voor de stich ting van eene zweminrichting is dus in alle opzich ten rijp. Men krijgt daardoor ook betere gelegen heid om te onderzoeken of liet water zonder ont- ijzering voor badwater kan worden gebruikt. Het is zeker wenschelijk om hun, die behoefte gevoelen om te leeren zwemmen, daartoe zoo spoedig moge lijk gelegenheid te geven. De meeste menschen gaan daarvoor toch niet naar de Groote Wielen, want die ligt vrijwel buiten hun bereik. Een zweminrichting met een oppervlakte van 1000 M2. biedt eene aardige gelegenheid voor het jonge volkje en belooft een gangmaker te worden voor de mooie inrichting aan de Groote Wielen, waarvoor spreker alle waardeering gevoelt. Dit voorstel zal aan die inrichting dan ook geen af breuk doen en zal velen op den duur ten goede ko men. Wat nu de badinrichting betreft, als het plan wordt gesplitst zal elk der deelen ongeveer 1500.- duurder komen. Dit geringe bedrag is geen reden om nu reeds over de beide inrichtingen een beslis sing te nemen. Wanneer het voorstel van Burge meester en Wethouders wordt aangenomen, dan blijft de vraag open, waar eventueel een badinrich ting zal worden gesticht, in het centrum der stad of ergens anders, maar dan zal er nu alvast gelegen heid zijn te zwemmen. De Voorzitter der gezond heidscommissie heeft nog gisteren de hoop uitge sproken dat het in deze richting zal gaan. Er zijn al zooveel plannen geweest; eerst een inrichting bij „de Bleek" met Wielenwater, toen een aan den Wester singel, aan den Oostersingel, weer Wielenwater, water uit de Murk en Norton water. Als men al deze dingen mee heeft doorgemaakt weet men er wel iets van. En als nu de een weer dit en de ander dat plan oppert, vreest spreker dat er niets van komt. Hij Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1915. 47 hoopt dan ook dat het nu eens tot daden zal ko men en de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal aannemen. Wanneer de Raad aan de zweminrichting later een badinrichting wil ver- hinden, dan is het terrein daarvoor beschikbaar. De heer Peletier heeft den heer Hiemstra de vrees hooren uitspreken dat de zaak door het inge diende voorstel op de lange baan zal worden ge schoven. Niets is echter minder waar. De motie is toch op één punt bindend. Zoo spoedig de normale omstandigheden zijn teruggekeerd zijn Burgemees ter en Wethouders verplicht met voorstellen te komen. De heer Hiemstra: „met dit voorstel"?" De heer Peletier meent dat de motie in dit op zicht zeer duidelijk is. Daar wordt gesproken van een overdekte zwem- en badinrichting al of niet ge scheiden en dus geeft de motie op dit punt alle mo gelijke vrijheid. De wethouder heeft gezegd dat door de splitsing elk der deelen 1500.duur der zal worden. Spreker gelooft niet dat daarbij is gedacht aan de watervoorziening doch alleen aan de oprichtingskosten. De heer Vonck wyst er op dat door den heer Ha- verschmidt is opgemerkt dat de Raad verstoken is gebleven van het advies der gezondheidscommissie. Het. is hem daarom dubbel aangenaam dat nu een andere kring van deskundigen zijn stem over deze kwestie heeft doen hooren, te meer, omdat hij hunne conclusie dat een zwem- en badinrichting uit me disch en hygiënisch oogpunt absoluut noodzakelijk is, ten volle onderschrijft. Ook spreker betreurt het dat de in de lucht hangende plannen samenvallen met de tijden die wij thans beleven, omdat daardoor blijkbaar eene stemming is ontstaan, die het onder nemen van een grootseh en noodzakelijk werk be lemmert. Waar echter een stad als Leeuwarden met 40000 inwoners nog altijd is verstoken van een zwem- en badinrichting, dienen wij ons aan die stemming te onttrekken en, met evenveel vertrou wen als de ontwerpers, tot het bouwen van eene dergelijke inrichting over te gaan. Wat de zwemin richting betreft, de motieven van Burgemeester en Wethouders zijn zoo overtuigend en klemmend, dat spreker daar niets aan heeft toe te voegen. In hetzelfde schrijven evenwel hebben zij beden kingen gemaakt tegen de badinrichting. Die beden kingen nu komen hem niet in alle opzichten juist voor. Spreker is overtuigd dat van de badinrichting een ruim gebruik zal worden gemaakt. Hij heeft daarbij liet oog op een groot deel der burgerij, dat door kleine behuizing en een matig inkomen zich de weelde van een badkamer niet kan veroorloven, maar bij wie de zin voor lichaamsreinheid evengoed ontwikkeld is als bij hunne meer bevoorrechte me deburgers. Wat het bezwaar van den afstand be treft, spreker kan zich niet voorstellen, dat iemand, die een bad wil nemen, zich de moeite van eene wan deling van 10 minuten niet zal willen getroosten. Verder staat er in de missive van Burgemeester en Wethouders, dat de vroegere inrichting hier ter stede te niet is gegaan door gebrek aan bezoek. Dat is waar, maar na ingewonnen inlichtingen bleek de vraag gewettigd of dat geringe bezoek niet te wij ten was aan de inrichting zelve. De hardheid en het ijzergehalte van het water zullen vermoedelijk geen beletsel vormen om het als badwater te gebruiken. Mocht dit bljjken wel het geval te zijn, dan is er altijd nog een aceoord te tref fen met de waterleidingmaatschappij. Spreker komt dan ook tot de conclusie dat de Raad moet be sluiten overeenkomstig het geheele plan der com missie. Mocht dat echter échec lijden, dan zal hij stemmen vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zij het dan met de verzuchting: dank baar, maar niet voldaan. De heer P. A. de Haan heeft zonder eenig be zwaar de motie mee onderteekend. Hij is pessimist genoeg om aan te nemen dat er van zwemmen in de nieuwe inrichting dit jaar weinig zal komen. Het is nu al bijna April. oor den bouw is drie maanden opgegeven en daar komt nog wel een maandje bij. Dan is het al Augustus en wordt het zwemmen hoogstens een kwestie van eenige weken. Voor den Raad is het dus ook geen bezwaar met de motie mee te gaan. Verder heeft spreker mededeelingen ontvangen van een dergelijke inrichting in Hilversum. Hjj heeft ernaar geïnformeerd bij de commissie, die hem heeft gezegd dat de stukken daaromtrent in de por tefeuille lagen. Spreker heeft ze niet kunnen vin den en inmiddels geen tijd meer gehad nader te in- formeeren. Zoo kan het met meerdere leden en met meer pun ten het geval zijn geweest. Waar er dus praktisch geen bezwaar is de behandeling aan te houden en het dan ook nog mogelijk is dat de drang der om standigheden, waardoor dit plan tot de kleinst mo gelijke verhouding is ingekrompen, zich minder doet gevoelen, beveelt de spreker de motie ten zeei-ste bjj den Raad aan. De heer Tulp doet opmerken, dat de Raad voor eene bijzonder moeilijke keus staat. Hij had liever beide inrichtingen tegelijk. Mocht dat niet worden aangenomen, dan stemt hij voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Wat de kwaliteit van het water betreft, spreker heeft het in Amster dam laten onderzoeken en de deskundige daar heeft evenals die hier gerapporteerd, dat het in alle op zichten prachtig badwater is. De ligging in de na bijheid van de gasfabriek hindert niet veel. Een zwemschool kan men niet in de stad krijgen en bui ten zal er altijd wel een rookende schoorsteen in de nabijheid zijn. Wanneer er een zwemschool wordt gemaakt en later eene badinrichting in de stad, dan wordt dat lapwerk. Eerst was spreker van plan te stemmen voor eene zwem- en badinrichting. Nu echter door de heeren Rengers c.s. eene geschikte oplossing is gevonden, zal spreker daarin mee gaan. Hij acht het beter een tjjdje te wachten met een goed plan, dan nu half werk te maken. De heer Tjjsma zal met het oog op het vergevor derde uur kort zijn. Hij zal het niet hebben over een zwem- en badinrichting, over die inrichtingen af zonderlijk of over de plaats of over Nortonwater. Wel wil hij doen opmerken dat door den heer Vonck is gezegd dat men niet opziet tegen een eind je loopen. Wanneer iemand echter in den winter een bad heeft genomen en hij moet dan langs het onbeschutte Cambuursterpad naar huis wandelen, is hij uitstekend in de gelegenheid een flinke bron chitis op te loopen. Een badinrichting moet dan ook zoo dicht mogelijk bij de stad zijn. De heer J. Koopmans kan niet vatten, waarom men er zooveel waarde aan hecht eene zwem- en badinrichting gecombineerd te hebben. Hij acht dit bepaald onnoodig. In vroeger tijd, toen er geen waterleiding bestond, wat liet wel noodzakelijk, om dat men zich tot het verschaffen van het water van dezelfde machines kon bedienen. Maar thans, nu men leidingwater kan bekomen, is het beter eene badinrichting meer in het centrum der stad te ma-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 8