124 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1915.
gen en achten het beter eerst eens met die maat
schappij te praten om naar aanleiding daarvan de
voorwaarden te bepalen. De heer J. Koopmans wil
deze Scheepvaart Maatschappij, evenals de firma
Hoos en Zn. een prijsverschil van 4.25 per ton ko
len laten betalen. Met die firma echter is het een
ander geval. Zij kan geen kolen leveren en er is
geen andere oplossing mogelijk dan de betaling
van het prijsverschil. De Scheepvaart Maatschap
pij daarentegen kan wel leveren en dan heeft spre
ker liever kolen dan geld. Het kan toch gebeuren
dat zelfs voor het beste geld geen steenkool meer is
te krijgen.
De heer Binnerts acht het na de uiteenzetting
van den heer Oosterhoff beter geen voorstel te
doen. Hij ziet zich reeds bevredigd, als door Bur
gemeester en Wethouders in de door hem aangege
ven richting wordt gestuurd. Wanneer het toch
als eene bepaalde voorwaarde wordt gesteld, zou
den de onderhandelingen kunnen afspringen, en
dat moet zoo mogelijk voorkomen worden.
De heer Koopmans heeft er geen bezwaar tegen,
dat Burgemeester en Wethouders de zaak verder
afwikkelen. Hij wenscht alleen zijne bezwaren ter
overweging te geven. De heer Oosterhoff heeft,
naar lip beweerde, liever kolen dan geld. Spreker
zou dat ook wel met hem eens zijn, wanneer de ko
len in eens en dadelijk konden worden ontvangen.
Hy brengt in herinnering de advertentie van de
Kolen Reserve Commissie, waarbij wordt gemaand
inlichtingen in te winnen bij het kolenbureau voor
hen die buiten dit bureau kolen aanvoeren. Waar
nu van het contract 1914 50% wordt geroijeerd, daar
dient men voor de rest wel goede waarborgen te
stellen, om zekerheid te hebben, deze ook te zullen
bekomen.
De heer Oosterhoff twethouder) doet opmerken
dat, als er b.v. over het jaar 1914/15 een achter
stand is van 2000 ton en er in het contractjaar 1915/
'16, 8000 ton moet worden geleverd, de Scheepvaart
Maatschappij maandelijks 1/5 van den achterstand
en 4/5 van de gecontracteerde hoeveelheid moet le
veren. Zoo krijgt dan de gemeente maandelijks af
betaling en heeft er dus geen uitstel plaats. Wel is
het mogelijk dat er een moment komt, waarop ge
heel niet kan worden geleverd. Dan moet toch na
afloop van het contractjaar 1915/16 het tekort over
1914/15 worden bijgeleverd en daarvoor moeten
voorwaarden worden gesteld. Spreker is echter
overtuigd dat de aflevering zeer regelmatig zal
plaats hebben.
De lieer Beekhuis vraagt of het, waar de scheep
vaartmaatschappij wel kolen heeft, niet beter is
thans meer te nemen dan 1/5 en 4/5.
De heer Oosterhoff (wethouder) schijnt niet dui
delijk te zijn geweest of de heer Beekhuis heeft hem
verkeerd begrepen. Er kan niet meer geleverd wor
den dan de gecontracteerde hoeveelheid. De
Scheepvaartmaatschappij kan evenwel nu weder
de volle 100% leveren. Meer is er onmogelijk te
krijgen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders.
11. Nader voorstel run Burgemeester en Wethouders
inzake de verbouwing van liet perceel Gouverneursplein
no. 42.
De Voorzitter deelt mede dat dit voorstel moet
worden aangehouden.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging van de verordening regelende de jaarwedden
van de docenten aan de school van middelbaar onder
wijs voor meisjes (gemeenteblad no. 1913, no. 3) (bij
lage no. 16).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Beekhuis vraagt of deze wijziging wel
noodzakelijk is. In art. 23 der Wet op het Middel
baar Onderwijs toch staat:
„De onderwijzers aan de openbare burgerscholen,
de hoogere burgerscholen en de Rijks-landbouw
school dragen den titel van leeraar.
Aan het hoofd van elk dier scholen is een leeraar
geplaatst die den titel draagt van directeur."
De directrice is dus leerares. Yralt zij dan niet on
der de bepalingen der verordening!
De heer Sehoondermark (wethouder zegt dat de
heer Beekhuis, met de wet in de hand, misschien ge
lijk heeft. Met de verordening echter niet, want
daarin is onderscheid gemaakt tussehen de direc
trice en de leeraressen
Er wordt bovendien ook voor de leerares
sen nog eene verandering voorgesteld. Het komt
dikwijls voor dat er een leerares komt van eene M.
U. Ij. O.-school, die eene middelbare acte heeft ge
haald. Bij het lager onderwijs heeft zij nu moeten
storten voor haar pensioen. Komt zij over bij het
Middelbaar Onderwijs, dan moet zij 1/8 deel van
haar salaris storten, zonder dat hare stortingen bij
het lager onderwijs worden afgerekend. Daarom
hebben Burgemeester en Wethouders hun voorstel
gedaan.
De heer Beekhuis acht het juist gezien, dat Bur
gemeester en Wethouders de jaren, bij het M. U. L.
O. doorgebracht, in rekening willen brengen. Het
gelijkstellen der directrice met de leeraressen be
staat echter al en daarom acht spreker de wijziging
niet noodig.
De lieer Sehoondermark wethouder wijst erop
dat bij de korte bespreking in de vorige vergade
ring (le heer Fransen de opmerking gemaakt heeft
dat de directrice ook leerares is. De Voorzitter heeft
hem toen geantwoord: „volgens de verordening
niet."
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
13. T oor stel van Burgemeester en Wethouders om
aan mejuffrouw J<1Steensma, leerares aan de school
van middelbaar onderwijs voor meisjes, voor de waar
neming der betrekking van directrice dier school gedu
rende de vacature mejuffrouw Will, een belooning toe
te kennen.
Dit voorstel luidt als volgt:
Sedert het vertrek op 1 Mei 1.1. van mejuffrouw
A. M. Will als directrice van de school van middel
baar onderwijs voor meisjes is die betrekking waar
genomen door mejuffrouw J. G. Steensma, leera
res in de Duitsehe taal en letterkunde aan die in
richting.
Deze heeft dat boven haar gewone werkzaamhe
den tot onze volle tevredenheid gedaan. Die waar
neming zal ongeveer twee en een halve maand
tot midden Juli (einde van den cursus 1914/15) -
duren, in welk tijdvak zij tevens belast is geweest
met het opmaken van de begrooting voor 1916 en
met het samenstellen van het programma en den
lesrooster voor den cursus 1915/16.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1915.
125
Is by het lager onderwys bepaald, dat de eerste
onderwijzer, die het hoofd der school by afwezig
heid of ontstentenis moet vervangen, boven zijn
gewone bezoldiging daarvoor eene jaarlyksche be
looning van 100.dus ongeacht of hij al dan
niet als hoofd moet optreden ontvangt, voor de
middelbare meisjesschool ontbreekt een dergelijk
voorschrift.
Daarom achten wij het billijk, dat ook daar voor
de diensten als waarnemend directrice een beloo
ning wordt uitgekeerd, welke wij in dit geval op
150.wenschen bepaald te zien.
Derhalve hebben wij de eer U voor te stellen te
besluiten:
Burgemeester en Wethouders te machtigen aan
mejuffrouw J. G. Steensma, leerares in de Duit
sehe taal en letterkunde aan de school van middel
baar onderwijs voor meisjes, voor de waarneming
van de betrekking van directrice dier inrichting
eene belooning toe te kennen van een honderd vijf
tig gulden 150.—), ten laste van volgno. 235
„Jaarwedden van de directrice, leeraressen en be
dienden der middelbare school voor meisjes' der
gemeentebegrooting voor 1915.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om, in
verband met de niet-bereidvevklaring van de betrekkelijke
commissie, om zich te belasten met het indienen van
plannen betreffende de stichting van een badini it.hting,
de uitvoering van de motie-Berghuis c.s. voorloopig te
laten rusten (bijlage no. 17).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Berghuis heeft met zeer veel verwonde
ring het voorstel van Burgemeester en Wethouders
gelezen. De Raad heeft indertijd toch de mede door
spreker ingediende motie, die nog al algemeen ge
steld was, met 22 stemmen vóór, aangenomen. Bur
gemeester en Wethouders waren echter geheel vrij
in de uitvoering. Uit bijlage no. 17 blijkt nu, dat zij
alleen getracht hebben met de bestaande commis
sie eene regeling te treffen. Zij schrijven toch: wij
meenen evenwel daartoe (het in het leven roepen
eener nieuwe commissie) thans niet de noodige
stappen te moeten doen.
Spreker meent dat Burgemeester en Wethouders
op een wel wat eigenaardige wijze uitvoering geven
aan eene motie, die met een zeer groote meerder
heid is aangenomen.
Hij twijfelt dan ook met of lid 1 van het voorstel
zal met eene overgroote meerderheid worden ver
worpen. Spreker zal niet verder op de zaak ingaan,
want wat verder in de bijlage is gezegd, dient al
leen om aan het voorstel eene zekere houding te ge
ven. Hij zou wel willen voorstellen eene raadscom
missie te benoemen, maar zal daarmee nog e\ en
wachten, teneinde eerst de meening van den Raad
te liooren, en ook met de hoop dat Burgemeester en
Wethouders nog genegen zullen blijken aan de mo
tie uitvoering te geven op de wijze als daarin is be
lichaamd.
Den heer Fransen spijt liet ook dat Burgemeester
en Wethouders met dit voorstel komen. Het spijt
hem echter het meest om de motieven die
zij aangeven. Zij zeggen toch dat er nog ver
schillende plannen in voorbereiding zijn en noemen
o.a. het openbaar slachthuis. Burgemeester en W et
houders achten dit een van de meest noodzakelijke.
Bij spreker is dit juist andersom.
Een openbaar slachthuis noemt hij luxe, een soort
grootdoenerij in navolging van andere steden ter
wijl een badinrichting een zaak van groot belang
is voor de ingezetenen. Spreker hoopt dat lid 1
met eene groote meerderheid zal worden verwor
pen.
De heer Hiemstra doet opmerken dat in de toe
lichting wordt gezegd dat, nadat spreker zijne mo
tie omtrent gemeente-exploitatie had ingetrokken,
alleen overbleef de uitvoering der motie van 1912.
Spreker meent dat dit niet juist is. De lieer Berg
huis sprak de wenschelykheid uit van de stichting
van een badhuis. Die motie stond geheel los van de
motie van 1912. Burgemeester en Wethouders be
hielden volle vrijheid in de voorbereiding n.l. of
zij eene commissie van particulieren of eene raads
commissie wilden benoemen en zij waren dus in het
geheel niet gebonden aan het voorstel van 1912.
Spreker zal dan ook niet meegaan met liet voorstel
van Burgemeester en Wethouders. De zaak komt
daardoor toch te veel op de lange baan.
Dat de uitvoering der plannen moet wachten op
gunstiger tijdsomstandigheden kan spreker zich
voorstellen, want hij kan best begrijpen, dat
men er niet zoo gemakkelijk toe overgaat om groote
sommen uit te geven. Met de voorbereiding, die
toch altijd zeer lang duurt, kan echter wel worden
begonnen. Wanneer dan de plannen klaar zijn en
de tijden weder gunstiger, kan de uitvoering wor
den aangepakt. Spreker acht het dan ook wensche-
1 ijk dat de motie-Berghuis blijft bestaan, maar dat
met de uitvoering rekening wordt gehouden met de
tijdsomstandigheden.
De Voorzitter heeft van den heer Berghuis ge
boord dat deze zich over liet voorstel van Burge
meester' en Wethouders verwonderd heeft. Spreker
verwondert zich daarover want hij meent dat er
geen twijfel behoefde te bestaan, dat Burgemeester
en Wethouders niet met een ander voorstel zouden
komen.
De heer Hiemstra heeft gezegd dat het niet juist
is dat na intrekking zijner motie inzake gemeente-
exploitatie, alleen overbleef de motie van 1912.
Spreker is van oordeel dat de heer Hiemstra, door
de intrekking van diens motie, onderschrapt heeft
dat de motie van 1912 overbleef. Burgemeester en
Wethouders zaten aan twee dingen vast n.l. de aan
wijzing eener commissie ad hoe en de uitdrukke
lijke beslissing geen badhuis in gemeente-exploi
tatie te nemen. De commissie nu heeft gezegd: wij
doen het niet en daarom moeten nu Burgemeester
en Wethouders bij den Raad komen. Spreker zou
niet weten welk ander voorstel zij hadden kunnen
doen.
De heer Berghuis heeft gezegd dat de andere
dingen in de toelichting erbij zijn gehaald om dit
voorstel te kunnen doen. Denkt de heer Berghuis
bijgeval dat om een dergelijke reden Burgemeester
en Wethouders voorstellen 250.aan den heer
Nieuwland toe te kennen?
De heer Fransen heeft aanmerking gemaakt op
de toelichting. Dit raadslid noemt een slachthuis
overbodige luxe en een badhuis eene noodzakelijk
heid. Tussehen beide zaken bestaat deze overeen
komst, dat ze geen van beide in Leeuwarden ooit
bestaan hebben en men er dus buiten kan. Maar dat
een slachthuis weelde zou zijn, is allerminst spea
ker's meening. Herhaalde malen is er ook op aan
gedrongen in den Raad en gevraagd: waar blijft
het slachthuis. Spreker kan daaromtrent mededee-
len dat binnenkort een ontwerp, dat lange voorbe
reiding heeft gevraagd'. Burgemeester en Wethou
ders zal bereiken.
De dringende noodzakelijkheid vloeit voor spre
ker vooral voort uit de behoefte aan een betere
vleeschkeuring, die zonder slachthuis niet is te be
reiken.