138 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1915.
Dit voorstel luidt als volgt:
Ingevolge raadsbesluit van 7 Juli 1914 No. 247R/
126 (raadshandelingen, blz. 148) moest het tusschen
de Leeuwarder Waterleiding Maatschappij en het
college van Burgemeester en Wethouders bestaan
de geschil omtrent het al of niet opnemen van een
bedrag van 4587.36® 4147.75® voor het leggen
van een zinker in de Irnsumerzijl en 439.61
voor het bijspannen van één draad en het opruimen
van electrische geleidingen) in de exploitatiereke
ning dier maatschappij over 1912 aan de uitspraak
van scheidsmannen, welke voor beide partijen in
hoogste ressort bindend zou zijn, worden onder
worpen.
Ter uitvoering daarvan is bij de hiernevens ge
voegde akte van compromis van 3 November 1914
met genoemde maatschappij overeengekomen „de
„beslissing van de vraag of volgens eene redelijke
„opvatting van de begrippen onderhoud en ver
nieuwing getoetst aan de rechtsverhouding van
„partijen zooals deze is vastgelegd in de concessie-
„voorwaarden en de overeenkomst van 2 December
„1909, de voormelde uitgaven van 4147.75° en
439.61 zijn geschied ter zake van vernieuwingen
„dan wel ter zake van onderhoudswerken, te on
derwerpen aan het oordeel van scheidslieden, ten
„einde daarover als goede mannen naar billijkheid
„in hoogste ressort te heslissen".
Die beslissing is gevallen bij de scheidsrechter
lijke uitspraak van 8 en 9 Juni 1915, waarvan een
afschrift hierbij wordt overgelegd. Zooals daaruit
blijkt, zijn scheidsmannen van oordeel, dat de bo
vengenoemde uitgaven wel op de exploitatiereke
ning thuis behooren, uitgezonderd wat de eerste
aangaat een bedrag van 32.40 wegens damhout en
gording voor het schuitenhuis en 238.40 voor de
waarde der materialen die zijn overgebleven, of te
zamen 270.80, en wat de laatste betreft een be
drag van 87.92 voor het bijspannen van een
draad. Dientengevolge is bepaald, dat de eerste
post tot een bedrag van 4147.75®ƒ270.80
3876.95® en de tweede post tot een bedrag van
439.6187.92 351.69 ten laste van de ex
ploitatierekening der Leeuwarder Waterleiding
Maatschappij over 1912 moeten worden gebracht
en dat dus het saldo dier rekening met 358.72
moet worden verhoogd, waarvan aan de gemeente
25% of 89.68 toekomt. De maatschappij is dan
ook veroordeeld dat bedrag aan de gemeente te be
talen. Nu de gemeente voor het grootste gedeelte
in het ongelijk is gesteld, moet zij het grootste aan
deel, vastgesteld op elf/twaalfde, van de kosten dei-
arbitrage, bepaald op 447.90, dragen.
Ofschoon wij met de overwegingen, waarop de
uitspraak is gegrond, ons geenszins kunnen ver
eenigen, omdat het daarin neergelegd criterium
van hetgeen onderhoud en hetgeen vernieuwing is
ons onjuist en dus voor de gemeente onaannemelijk
voorkomt, meenen wij toch dat de gemeente die
uitspraak dient te aanvaarden. Waar de scheids
mannen in hoogste ressort hebben heslist, is vol
gens artikel 646 van het wetboek van burgerlijke
rechtsvordering geen beroep toegelaten. Ook kan
de uitspraak, naar ons oordeel, niet als nietig be
streden worden, omdat geen van de gevallen, ge
noemd in artikel 649 van dat wetboek, hier aanwe
zig is.
Derhalve meenen wij U niet anders te kunnen
raden dan in de boven weergegeven uitspraak te
berusten en Burgemeester en Wethouders te mach
tigen het aandeel der gemeente in de daarop geval
len kosten te voldoen ten laste van volgno. 319 der
gemeentebegrooting voor 1915.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
Deze inlichtingen luiden als volgt:
Jn de raadsvergadering van 13 April 1915 werd
ten fine van inlichtingen in onze handen gesteld
het hierbij weder aangeboden adres van J. de
Jong, concierge van gemeenteschool no. 12. Hij
deelt daarbij mede, dat ondanks het stijgen van de
prijzen voor kleeding en voedingsmiddelen en de
korting voor pensioen zijne jaarwedde sinds 1906
niet is verhoogd. Verder wijst hij erop dat bij de
(in 1914) plaats gehad hebbende reorganisatie van
school 12 zijn werkzaamheden zijn toegenomen.
Daar adressant geen kans ziet met zijn salaris be
hoorlijk rond te komen, verzoekt hij zijn inkom
sten te willen verhoogen, althans hem een per
soonlijke toelage te willen verleenen.
De Jong is den 17 Februari 1906 als concierge
van gemeenteschool no. 12 in dienst getreden op
eene jaarwedde van 450 met het genot van vrije
woning, vuur en licht, geschat op .150.'sjaars,
benevens onder toekenning van eene jaarlijkscne
vergoeding van 400.voor het indienst nemen
van personeel voor het schoonhouden van het ge
bouw en van 32.'s jaars voor de aanschaffing
van schoonmaakartikelen. Daartegenover werd
hem bij instructie opgelegd aan de werkvrouwen,
die hij in dienst heeft, 14 cent per uur te betalen.
Dit laatste volgt hij, naar thans gebleken is, met
geheel op, doch keert haar slechts uit 60 a 65 cent
voor 5V2 uur werken en voorts koffie met koek.
Blijkens een van den directeur der gemeentewer
ken ontvangen berekening kwijt hij uit de even-
genoemde 400.ongeveer 364.
De inkomsten van adressant bedragen derhalve
per jaar 450.1- 150.\- 36.636.
waar ieder jaar nog ongeveer 40.bij komt als
premie voor zuinig stoken, benevens de vergoe
ding voor diensten, bewezen ingeval de schoollo
kalen door derden zijn in gebruik genomen. Deze
laatste is verschillend en hangt van het gebruik af.
Die inkomsten achten wij voor de betrekking
van concierge van gemeenteschool no. 12 alleszins
voldoende, ook nadat die school een negenjarigen
in de plaats van een driejarigen cursus heeft ge
kregen. Hierdoor zijn de werkzaamheden van
adressant, daar het aantal lokalen gelijk is geble
ven, niet vermeerderd, zoodat zij weddeverhooging
niet wettigen. Aan gemeenteschool no. 4, die op
denzelfden voet als school 12 is ingericht, is geen
concierge, maar alleen een werkvrouw verbonden.
Wij stellen IJ derhalve voor te besluiten:
a. de inlichtingen van Burgemeester en Wet
houders voor kennisgeving aan te nemen;
b. adressant mede te deelen, dat geen termen
zijn gevonden de door hem genoten inkomsten te
verhoogen of hem een persoonlijke toelage te ver
leenen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tiemersma heeft bij het lezen van het
prae-advies opgemerkt dat de concierge zich niet
Verslag van de handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1915. 139
houdt aan zijne instructie, wat betreft het uitbeta
len van loon aan de werkvrouw. Dit gaf spreker
aanleiding om een onderzoek in te stellen. Daarbij
is het hem gebleken, dat er nog al eenig verschil
bestaat tusschen het eindcijfer van Burgemeester
en Wethouders en het zijne.
Uit de stukken blijkt b.v. dat de concier
ge van het geld, voor schoonhouden uitgetrokken,
nog 36.overhoudt. Spreker echter kwam tot de
slotsom dat hij nog 12.te kort komt.
Men mag het een fout noemen, dat de concierge
zijne instructie niet letterlijk opvolgt, en spreker
zal ook te dien opzichte niet als verdediger optre
den. Integendeel zal hij aandringen op de naleving
der instructie.
De fout echter, die de concierge maakt, is
volgens spreker van anderen aard. Hij betaalt
m geld en natura en de vrouwelijke arbeid schijnt
daar bij uitstek geschikt voor te zijn. Uit sprekers
onderzoek is evenwel gebleken dat de afwijking
zeer gering is terwijl ook arbeid wordt betaald met
meer dan ervoor is uitgetrokken. Waar de vrouwen
zelf geen bezwaar hebben tegen de verstrekking
van koffie, thee, koek of een boterham en voor deze
natura niet meer dan een behoorlijken prijs in re
kening wordt gebracht, zal spreker daaraan niet
tornen.
In de stukken wordt verder verwezen naar de
premie. Dat is feitelijk geen loon. Omstandigheden
toch kunnen er aanleiding toe geven dat die premie
geheel wegvalt. Door ziekte b.v. kan de concierge
toch genoodzaakt zijn zich bij het stoken te doen
vervangen, en als een minder zuinig man hem dan
vervangt, kan de premie verloren gaan. Bovendien
is zuinig stoken voor de gemeente voordeelig. Zij
betaalt eene premie van 40.maar bespaart wel
160.aan brandstof. Het gaat dan ook volgens
spreker niet aan die 40.bij het loon te tellen,
omdat het, hoewel een inkomst, eene zeer wissel
vallige is.
De man moet nu toe met 8.45 per week na
aftrek van de premie voor het weduwenfonds. Dit
bedrag is in dezen tijd spoedig verteerd. De werk
tijd gemiddeld 7.1 uren per week is niet on
belangrijk. Dergelijke arbeid vordert een goede
kracht en goede voeding is daarom een eerste ver-
eischte. De voedingsmiddelen nu zyn zeer duur en
de concierge is nog maar pas geleden een paar
maanden wegens overspanning onder geneeskun
dige behandeling geweest. Ook wordt er in de stuk
ken nog melding van gemaakt dat de vrouw niets
doet om de taak van haar man te verlichten. In de
eerste plaats wil spreker doen opmerken dat de ge
meente daarop geen recht heeft. De Jong is con
cierge en niet hij en zijn vrouw te zamen. Boven
dien moet spreker deze mededeeling beslist tegen
spreken. Spreker vraagt of daarnaar wel een gron
dig onderzoek is ingesteld. Nog is de vergoeding
voor schoonmaakartikelen te gering. Dit is trou
wens een klacht, die ook door andere werkvrouwen
meermalen wordt geuit. Volgens de spreker ge
dane mededeelingen is de som van 32, in 1914 met
9.overschreden. Nu zijn die artikelen nog in
prijs gestegen, zoodat de uitkomst dit jaar nog on
gunstiger zal zijn.
Spreker komt tot de conclusie dat, gezien den lan
gen werktijd, nog aangevuld door den arbeid der
vrouw, dat de man eerder een tekort dan een batig
saldo heeft op de bedragen van 400.en 32.
en meent dat een toeslag alleszins gewettigd is.
Hii zou dan ook willen voorstellen de Jong met
ingang van 1 Augustus een toeslag te geven van
1.per week.
De Raad staat evenwel voor eene moeilijke kwes
tie. Het onderzoek waarvan het resultaat in de
stukken is neergelegd moge officieel zijn, spreker
is bereid zijn ejjfers voor een nader onderzoek ter
beschikking te stellen.
Den heer Tulp is ter oore gekomen, dat de Jong
heeft gevraagd concierge te mogen worden aan de
Middelbare meisjesschool, omdat daar minder
werk is. Spreker vraagt of er ook termen zijn dit
verzoek in te willigen en gelooft dat de man dan
zeer tevreden zou zijn.
De Voorzitter doet den heer Tulp opmerken dat
dit niet aan de orde is. Het verzoek van de Jong is
in behandeling. Hij is een van de sollcitanten.
De heer Tiemersma gelooft, dat de eenige weg
een nader onderzoek is. Hij stelt gaarne zijne ge
gevens ter beschikking van Burgemeester en Wet
houders en den Raad.
De Voorzitter stelt buitengewoon weinig belang
in een nieuw onderzoek. Voordat de heer Tiemers
ma lid van den Raad was is de Jong nog al eens be
sproken. De heer G. YV. Koopmans bepleitte dik
wijls 's mans belangen en Burgemeester en Wet
houders weten er alles van.
De heer Tiemersma heeft ook een onderzoek in
gesteld en is tot een geheel ander eindcijfer geko
men. Spreker twijfelt niet aan het onderzoek van
den heer Tiemersma, maar kan, waar zijn mededee
ling zoo onbepaald is, niet zeggen hoe dat verschil
moet worden verklaard.
Hij vraagt zich af of de heer Tiemersma niet wat
te veel is afgegaan op de gegevens van den adres
sant zelf. Deze kan, geheel te goeder trouw, toch
wel voorstellingen geven, die niet volkomen juist
zijn. Spreker heeft alle reden om aan te nemen dat
de cijfers door den Directeur der Gemeentewerken
verstrekt, juist zijn. Deze ambtenaar toch is zeer'
met de Jong ingenomen. Waarmede spreker na
tuurlijk niet wil zeggen dat de cijfers anders min
der juist zouden zjjn.
Het rapport van den opzichter klinkt ook heel
anders. De Directeur geeft op dat de kosten van
schoonhouden 364.bedragen, de opzichter geeft
een bedrag aan van 203.20. Er zjjn dus, de heer
Tiemersma noemt een som van 412.drie cijfers.
Spreker is overtuigd dat dit van den Directeur
der Gemeentewerken, die herhaaldelijk eene ge
specificeerde rekening heeft gemaakt, juist zijn.
De heer Tiemersma heeft verder gezegd dat de
premie voor het stoken wisselvallig is. Spreker
geeft zulks toe, maar doet opmerken, dat het cijfer
van 40.feitelijk veel te hoog is. Bij eventueele
aanstelling van een nieuwe concierge zal de premie
wel op een lager bedrag worden gesteld.
Nog heeft de heer Tiemersma den nadruk gelegd
op den arbeidstijd. De arbeid van den concierge is
echter van dien aard, dat Burgemeester en Wet
houders er al ernstig over hebben gedacht de be
trekking op te heffen. Een concierge aan school 12
is haast onnoodig. School 4 doet het ook zonder con
cierge. School 12 is de eenige school waar zoo'n
ambtenaar is en de reden waarom hij is gebleven
de Directeur der Gemeentewerken heeft nooit
een concierge willen hebben is gelegen in een
verzoek van het hoofd der school. Deze toch zei
dat de Jong o.a. instrumenten schoonhield, de ca
talogus van de bibliotheek bjjhield, enz. enz., en dat
het wenschelijk was hem daar te laten. Als evenwel
de Jong de school verlaat zal er wel een voorstel
komen om de betrekking op te heffen.
De heer Tiemersma heeft naar aanleiding van
eene uitlating van den Directeur der Gemeente
werken gesproken over den arbeid der vrouw van
den concierge en hij heeft gezegd dat de gemeente
van die vrouw geen werk mag eischen. Spreker
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om te
berusten in de scheidsrechterlijke uitspraak inzake een
met de Leeuwarder waterleidingmaatschappij gerezen
geschil omtrent de uitkeering van het winstaandeel der
gemeente in de exploitatie over 1912.
14. Inlichtingen van Burgemeester en Wethouders
naar aanleiding van het adres van J. de Jong, con
cierge van gemeenteschool no. 12, om verhooging van
jaarwedde.