152 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Augustus 1915.
gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
gelet op de adviezen der Gezondheidscommissie
voor de gemeente Leeuwarden, gegeven bij brieven,
dd. 28 Mei 1915, 28 Juni 1915 en 23 Juli 1915,
alsmede op de bepalingen der Woningwet;
besluit:
den termijn van ontruiming voor de woningen:
A. Noordvliet, Laugesteeg, nos. 119, 121 en 123,
Poppebuurt nos. 30, 32, 36, 52 en 56,
Oldegalileën, Kloostersteeg, nos. 1, 3 en 7,
Molensteeg no. 9 (benedenwoning vóór) en
Wolvesteeg no. 9,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, onder
scheidenlijk sectie G nos. 2574,2573,2572, 7795,7794,
7793, 7791 en 3536, sectie F nos. 986, 985 en 983 en
sectie B nos. 2908 en 1205,
alle onbewoonbaar verklaard bij raadsbesluit van
10 Maart 1914 no. 85R/46 en waarvan de ontrui
mingstermijn bij raadsbesluit van 10 November
1914 no. 3213/214 nader werd bepaald op 10 April
1915,
te verlengen en nader te bepalen op 10 October
1915;
B. Blokhuissteeg nos. 29 en 31,
Wissesstraat nos. 22, 22 boven, 28, 30 rechts bo
ven en 30 links boven, 32 en 40,
Zak nos. 46 en 48,
Nauwe Gasthuissteeg no. 4 en
Bagyneklooster no. 7,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, onder
scheidenlijk sectie B nos. 2332 en 2333, sectie A nos.
1185, 45, 46, 49 en 58, sectie C nos. 609, 610, 158 en
630,
alle onbewoonbaar verklaard bij raadsbesluit van
8 December 1914 no. 428R/234,
te verlengen en nader te bepalen op 8 Januari
1916.
De beraadslaging wordt geopend.
Den heer de Vos wil het voorkomen, dat het her
haaldelijk verlengen van den ontruimingstermijn
minder gewenscht is. Hij kan zich voorstellen dat
het een enkele maal voorkomt, maar in het alge
meen moet het geen regel worden. Hij wil niet alle
woningen die opgenoemd worden de revue laten
passeeren, maar alleen wijzen op die plaatselijk be
kend Baggijneklooster no. 7. De eigenaar heeft zich
tot Gedeputeerden gewend, maar de onbewoon
baarverklaring bleef gehandhaafd. Na dit alles
evenwel wordt telkens de termijn van ontruiming
verlengd. De Gezondheidscommissie noch de In
specteur van het Woningtoezicht hadden er iets te
gen. Een van beiden is echter waar. Of de woning
moet niet onbewoonbaar worden verklaard, of liij
moet ontruimd worden. Het is niet sprekers bedoe
ling de oude bewoner te verdrijven. Hij hoopt dat
deze er zijn leven lang zal mogen blijven wonen,
maar, hij wil alleen wijzen op den verkeerden toe
stand. Als een woning onbewoonbaar wordt ver
klaard is dit voor den eigenaar een financieële
ramp. En dit nadeel moet hem niet worden berok
kend als, uit het telkens verlengen van den ontrui-
mingstermijn blijkt, dat de woning niet onbewoon
baar is. Nu wordt voorgesteld de woning pas op 8
Januari 1916 te doen ontruimen om de bewoners
niet op straat te zetten. Spreker vraagt of dit op 8
Januari dan zooveel beter kan geschieden. Dan zal
de ontruimingstermijn wel weer verlengd worden
en dit is voor spreker een bewijs dat de woningen
niet onbewoonbaar zijn.
De heer Hiemstra wil een enkel woord zeggen,
echter^niet in den trant van den heer de Vos. Het
is nief juist dat een onbewoonbaar verklaarde wo
ning tot bewoonbaar wordt gestempeld door het
verlengen van den ontruimingstermijn. De onbe
woonbaarverklaring van eene woning beteekent
dat zij niet voldoet aan de eischen van de Woning
wet. Men zou, volgens den heer de Vos een vat van
tralies voorzien, of een kippenhok er is spreker
iemand bekend die een geheelen winter in een kip
penhok heeft gewoond eene bewoonbare woning
kunnen noemen.
De ontruimingstermijn wordt dan ook niet uitge
steld omdat de woningen bewoonbaar zijn, maar
omdat er voor de bewoners geen woningen zijn te
krijgen. Als de ontruiming wordt doorgezet staan
de menschen op straat en Burgemeester en Wet
houders zullen zich hebben afgevraagd wat het bes
te is: eene slechte woning of geen woning. Zij heb
ben de conclusie getrokken dat eene slechte woning
nog het beste is. De argumenten van Burgemeester
en Wethouders zijn derhalve vrij duidelijk, maar
aan spreker voldoen zij niet. Het is volkomen waar
wat de lieer de Vos heeft gezegd dat de Raad her
haaldelijk voor hetzelfde feit wordt geplaatst, dat
hij de ontruimingstermijn moet uitstellen, omdat er
geen woningen zijn. Spreker kent menschen dit
12.a 13.verdienen en noodgedwongen eene
woning moeten huren van 3.50 a 4.Dat is
abnormaal en voor de betrokkenen niet te betalen.
Het is dan ook volstrekt noodzakelijk dat er meer
woningen worden gebouwd om aan dezen wantoe
stand een einde te maken. Spreker heeft zich voor de
behandeling van een vroeger verzoek, de moeite ge
troost een der bedoelde woningen aan het Noord
Vliet eens te bekijken. Hij zag de ramen, in plaats
van met ruiten, dichtgemaakt met papier en de
menschen woonden in een perceel dat volgens ge
woon menschelijke opvattingen niet voor menschen-
verblijfplaats geschikt is. Bovendien worden de be
woners schandalig geknepen. Spreker heeft den
koopprijs van dergelijke woningen eens met den
huurprijs vergeleken.
In de Cichoreibuurt waren woningen, gekocht
voor 258.en 291.verhuurd voor 62.40 en
57.50. In de Keetbuurt werd bij koopprijzen van
respectievelijk 208.215.en 222.62.40
huur betaald en in de Kloosterbuurt deden deze
woningen, gezamenlijk gekocht voor 598.een
huur van 171.60.
Die huren bedragen dus van 25 tot 28% van de
koopprijzen en deze toestand, waarbij de armen
schandalig worden geknepen, kan en mag niet be
stendigd worden. Zij hebben toch een slechte wo
ning en moeten die voor een goede betalen. Het
euvel van de verlenging der ontruimingstermijn,
alsmede dat van het als huur betalen van 25 tot
28% van den koopprijs, moet verdwijnen en dit kan
door ervoor te zorgen dat er zooveel mogelijk arbei
derswoningen worden gebouwd. De Voorzitter
heeft in de vorige vergadering al eene uitlating in
dien geest gedaan, en over de stichting van arbei
derswoningen door de Gemeente gesproken. De
Wethouder van financien heeft evenwel vroeger
gezegd niet te hoopen dat de gemeente zou bouwen.
Spreker hoopt dat dit wel gebeurt. Hij heeft er
geen bezwaar tegen dat de Woningvereeniging het
doet, maar hij doet het liever zelf omdat de gemeen
te dan de beschikking houdt over de woningen, de
huren enz. Spreker hoopt dat de door hem te berde
gebrachte feiten, en ook het feit dat de Raad tel
kens vroegere besluiten moet herzien, Burgemees
ter en Wethouders aanleiding zullen geven met
voorstellen tot het bouwen van arbeiderswoningen
bij den Raad te komen. Spreker zal het nu te be
handelen voorstel niet bestrijden, want het kan niet
anders, maar hij heeft de gelegenheid aangegrepen
om op een en ander de aandacht te vestigen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Augustus 1915. 153
De heer Fransen zegt dat het hem genoegen doet
dat een paar leden van den Raad hunne ontevre
denheid over het voorstel tot verlenging van den
ontruimingstermijn hebben te kennen gegeven.
De Raad is evenwel zelf de schuld dat een derge
lijke toestand ontstaat en dat hij zoo dikwijls derge
lijke voorstellen te behandelen krijgt. Spreker heeft
zich onlangs nog tegen de onbewoonbaarverklaring
van een aantal woningen verzet, terwijl in die zelf
de vergadering verlenging van den ontruimingster
mijn van vroeger onbewoonbaar verklaarde wonin
gen werd voorgesteld, omdat het niet aangaat de
bewoners op straat te zetten, zonder de zekerheid
te hebben dat zij een ander onderdak kunnen krij
gen. De Raad heeft daar toen niet naar willen luis
teren en een besluit genomen, zonder rekening te
houden met de gevolgen van die beslissing en ook
Burgemeester en Wethouders erkennen in hun
voorstel, dat indertijd bij het nemen van het besluit
geen rekening is gehouden met de gevolgen. Spre
ker zal zich niet tegen het voorgestelde uitstel ver
zetten, maar men had dit de vorige keer kunnen
voorkomen.
De heer Hiemstra heeft beweerd dat de arbeiders
worden meegenomen door de verhuurders en dat
zij 25-28 van de koopsom als huur betalen. Wat
de koopsom betreft die zijn wel zuiver bekend, maar
de huur bestaat alleen op papier. Spreker verzekert
den heer Hiemstra dat de helft niet binnen komt.
Burgemeester en Wethouders stellen nu ook voor.
den ontruimingstermijn te verlengen voor de wo
ningen, waarvoor dat niet is gevraagd. Spreker
meent dat dit voor de betrokken eigenaars onbil
lijk is. Hij zal dat met een voorbeeld aantoonen. De
woning Poppebuurt no. 56 is op 1U Maart 1914 on
bewoonbaar verklaard. De eigenaar heeft haar toen
laten verkoopen. De nieuwe kooper heeft het ge
kocht om er een pakhuis van te maken, maar ont
vangt omdat de woning onbewoonbaar is verklaard
van de bewoners geen huur. De man kan nu het
huis niet als pakhuis inrichten en gebruiken en nu
zeggen Burgemeester en Wethouders: wij zullen de
bewoners nog maar zes maanden gratis laten wo
nen. Die eigenaar krijgt dan toch zeker minder dan
25 a 28
De heer de Vos had ongeveer hetzelfde te berde
te brengen als de heer Fransen. Ook hem is het be
kend dat er voor de bedoelde woningen bijna geen
huur wordt betaald. Dat is dan ook een reden waar
om de betrokkenen geen woning kunnen krijgen.
Als zij voor de huur zorgden kon dit wel en konden
de onbewoonbaar verklaarde woningen op tijd wor
den ontruimd.
De heer Hiemstra wil erop wijzen dat de heeren
Fransen en de Vos een groot aantal arbeiders er
van beschuldigen dat zij de huur niet betalen. Als
spreker hun naar het bewijs van die bewering zou
vragen, zouden zij met den mond vol tanden staan.
Spreker wil niet ontkennen dat er zullen zijn die
de huur slecht betalen, maar dit komt ook voor bij
menschen die tien maal zooveel verdienen. De heer
de Vos zegt de menschen betalen bijna in het geheel
geen huur, straks zal hij zeggen dat ze gratis wonen
en de koopers de woningen voor aardigheid hebben
gekocht. Spreker gelooft dat ieder wel zal begrij
pen dat dit niet waar is.
Hij is overtuigd dat het niet aan de menschen
ligt, maar aan het feit dat er geen woningen zijn.
Het wil er bij spreker niet in dat de bewoners maai
de helft der bedongen huur betalen. Als dat zoo was
zouden de verhuurders wel zoo verstandig zijn de
helft minder te vragen
De heer Tysma: „dan kregen ze ook maar de helft
binnen".
De heer Hiemstra: „Niemand kan dat bewijzen".
Het is boud gesproken te zeggen dat die arbeiders
geen huur betalen. De heer Fransen heeft gezegd
dat de Raad zelf schuld heeft, want als hij de wo
ningen niet onbewoonbaar had verklaard, dan be
hoefde hij nu den ontruimingstermijn niet te ver
lengen. Het blijkt dus dat het gewenscht is, waar
de Raad gedurig voor verlenging van den ontrui
mingstermijn komt te staan, dat er zoo spoedig mo
gelijk voorstellen komen tot het stichten van wo
ningen en dat er verschillende andere maatregelen
worden genomen.
De heer Fransen: „ten koste van anderen".
De heer Hiemstra: „als daardoor verbetering van
den Woningbouw in het leven wordt geroepen, is
dit voor mij geen bezwaar". Het is gebleken dat er
groote behoefte aan goede arbeiderswoningen be
staat en hij hoopt dat Burgemeester en Wethouders
spoedig met voorstellen komen om in dien nood te
voorzien.
De heer Fransen heeft den heer Hiemstra hooren
beweren dat het slechts eene bewering is dat
de bedoelde bewoners slechts de helft van de bedon
gen huur betalen.
De beschuldiging van den heer Hiemstra, dat in
gezetenen dezer Gemeente eene schandelijke woe
kerwinst maken van de arme bewoners is ook niets
meer dan eene bewering en daarvoor is in 't
minst geen bewijs bijgebracht.
Spreker stelt voor de verlenging voor de ontrui
mingstermijn niet uit te spreken voor de wonin-
nen, waarvoor dat niet is gevraagd.
De Voorzitter zegt dat het nog al moeilijk is het
voorstel te splitsen, tenzij de heer Fransen precies
de woningen aangeeft.
De heer Fransen zou onbillijk zijn er een uit te
pikken, maar wil alleen de ontruimingstermijn ver
lengen van die woningen, waarvan de verzoeken bij
de stukken leggen.
De Voorzitter vraagt of de heer Fransen bedoelt
de 11 woningen die volgen na: „daarentegen".
De heer Fransen antwoordt bevestigend.
Dit voorstel wordt ondersteund en maakt tege
lijk met het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders een onderwerp van bespreking uit.
De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethou
ders tegen de splitsing geen bezwaar hebben en de
verlenging van den ontruimingstermijn van de 11
woningen waarvoor dit niet is gevraagd aan te
houden.
De heer Lautenbach doet opmerken dat de nood
zakelijkheid van verlenging van den ontruimings
termijn niet is gebleken voor de woningen waar
voor dit niet is gevraagd. Spreker kent onder de
eigenaren een arme man, die van zijne bespaarde
centen een huisje heeft gekocht. Tot zijn verdriet
ontvangt hij al sedert April geen huur. Hij wil
daarom de ontruimingstermijn niet verlengen.
De Voorzitter vindt de zaak niet zoo gemakke
lijk. Er zijn mensehen die niet direct een ander huis
kunnen betrekken en die zouden op straat komen te
staan. De termijn van uitstel houdt nu verband met
het feit dat er begin November 56 woningen gereed
komen. Spreker geeft toe dat dit geen woningen
zijn voor de menschen, die uit deze woningen ko-
l i -1
-f