Vergadering van Dinsdag 7 September 1915,
158 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Augustus 1915.
of Ge als raadslid of wel als wethouder het meest
in het belang onzer stad kondt werkzaam zijn. De
herhaalde benoeming door den Raad deed U einde
lijk besluiten die functie op II te nemen. En de Raad
heeft in deze goed gezien.
Ge zijt ruim 9 jaar wethouder geweest. Bij de ver
deeling der werkzaamheden in het college van Bur
gemeester en Wethouders werd Gij belast met de
afdeeling Financiën. Hoe Gij onze financiën hebt
behartigd, heb ik niet uiteen te zetten; een ieder
weet het.
Met een vasten wil en wel overwogen principe
hebt ge de koorden der beurs gehanteerd. Ge liet ze
los, waar Ge het noodig oordeldet. Ge hieldt ze
streng vast, als Uw overtuiging het IT gebood. Uwe
adviezen getuigden steeds van gezond verstand en
zakenkennis. Is het dan wonder, dat Burgemees
ter en Wethouders U noode zien heengaan?
Mijnheer Komter, uit naam van Burgemeester
en Wethouders zeg ik U dank voor al hetgeen Gij
in het belang der gemeente hebt gedaan. Ge hebt
gemeend nu rust te moeten nemen. Van harte zij
I' die gegund. Geniet daarvan nog lange jaren in
het bezit van een goede gezondheid en van allen,
die LI dierbaar zijn.
De heer Haverschmidt wenscht namens den raad
aan het gesprokene iets toe te voegen.
De heer Komter wordt gehuldigd als aftredend
wethouder en spreker zal dus niet dan met een en
kel woord herinneren aan diens groote verdienste
ten opzichte van de volkshuisvesting, als voorzitter
van de zoo belangrijke Woningvereeniging.
Wanneer men een kwart eeuw zitting heeft in
den Raad, ziet men heel wat menschen komen en
gaan; de heer Komter kende hier vijf burgemees
ters en den heer Beekhuis en spreker ontmoet hij hier
22 jaar. Leeuwarden is in dien tijd een heel andere
stad geworden en in velerlei functie heeft de lieer
Komter tot den bloei meegewerkt, de laatste 10 ja
ren in de belangrijke functie van wethouder van
financiën.
Belangrijk maar ook lastig.
Wij raadsleden, zegt spreker, verbeelden ons alle
maal, dat we zuinig zijn met gemeentegeld en dit is
maar betrekkelijk waar, want elk raadslid heeft een
zekere voorliefde; de een voelt veel voor liet uiter
lijk schoon en wil mooie gebouwen, fraaie plant
soenen en goede bestrating, een ander dringt steeds
aan op verbetering van salarissen, een derde koopt
graag terreinen en dan wordt het een lieele kunst
voor den wethouder, om den evenaar in liet huisje
te houden.
En die kunst heeft de wethouder uitstekend ver
staan.
Voor de ingezetenen was het zeker een gerust
stelling te weten, dat de zorg der geldmiddelen was
toevertrouwd aan een voorzichtig en beleidvol fi
nancier.
Onder dat beheer is Leeuwarden een stad gewor
den, die op de talrijke vreemdelingen, die hier te
genwoordig vertoeven, den indruk maakt van eene
welvarende, goed bestuurde gemeente.
Spreker eindigt met den aftredenden wethouder
's Raads dank te brengen voor diens belangrijk aan
deel in de ontwikkeling van Leeuwarden en wenscht
hem toe, nog vele jaren de goede resultaten van zijn
arbeid te mogen aanschouwen.
De Voorzitter zegt dat het hem dankbaar stemt
dat zijn werk door zijn medewethouder en den lieer
Haverschmidt wordt gewaardeerd, maar het komt
hem voor, dat zij daarbij geducht overdrijven. Spre
ker kan overigens gerust verklaren dat hij den ar
beid in dienst der gemeente steeds gaarne heeft ver
richt en als daaruit iets goeds voor de gemeente is
tot stand gekomen is hij daarvoor dankbaar. De
arbeid in het belang der gemeente was echter ook
een voordeel voor hem zelf. Die heeft toch niet al
leen sprekers arbeidskracht op peil gehouden, maar
dikwijls ook zijn inzicht verruimd en verbeterd.
Toen spreker voor 24 jaar hier als raadslid kwam,
was hij verreweg de jongste. Nu is lip de oudste en
de laatst overgeblevene van toen. Dit mag op zich
zelf geen reden zijn om heen te gaan, het verklaart
en excuseert dit toch wel eenigszins. Spreker zegt
de hoeren Schoondermark en Haverschmidt dank
voor de gesproken woorden en den Raad voor de
betoonde instemming. Hij spreekt den wenscli uit,
dat het allen wel moge gaan en beveelt zich aan in
de vriendschappelijke herinnering van den Raad.
Wel is er nu en dan strijd geweest, maar die heeft
nooit aanleiding gegeven tot persoonlijke verbitte
ring. Hij hoopt nog enkele weken met zijne mede-
wethouders en den secretaris het werk vooi't te
zetten en de laatste hand te helpen leggen aan zijn
tiende begrooting.
Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voorzit
ter de vergadering.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van
Tegenwoordig 23 leden, te weten de heeren: Tie-
mersma, Koopmans, Lautenbach, van Weideren
baron Rengers, Cohen, Oosterhoff, Peletier, Bin-
nerts, Tulp, P A. de Haan, Haverschmidt, Vonck,
Hiemstra, Menalda, Sehaafsma, Attema, Zandstra,
Berghuis, van Sloterdpek, van de Yall, de Vos,
Beekhuis en Schoondermark.
Afwezig met kennisgeving: de heer H. P. de
Haan.
Zonder kennisgeving: de heer Fransen.
Voorzitter: de heer mr. J. A. N. Patijn, Burge
meester.
j. De notulen van de vorige, op 17 Augustus 1.1.
gehouden vergadering, worden goedgekeurd.
II. Aan de orde is:
De beëediging ran de nieuw inkomende ledende hee
ren: J. II. Berghuis, mr. L. R. van Sloterdijck, mr.
A. Menalda, M. Sehaafsma, W. van de Wall, L. Zand
stra, P. Attema, mr. C. Beekhuis en A. de Vos.
De Voorzitter wil, alvorens den secretaris te ver
zoeken de nieuwbenoemde leden binnen te leiden,
een enkel woord zeggen.
Bij het vele, zegt spreker, dat in deze zaal vei'-
anderd is sedert de laatste vergadering, behoort ook
de samenstelling van den Raad. Spreker bedoelt
daarmede, dat twee leden, de heeren T. Komter en
mr. J. W. Tijsma, zpn heengegaan. Om met dezen
laatste te beginnen wijst spreker erop dat de heer
Tijsma in 1909 werd benoemd tot raadslid, in de
plaats van den heer Duparc, en dat hij direct lid is
geworden van de commissie voor liet ontwerpen van
strafverordeningen, in welke commissie hij tot aan
het einde van zijn raadslidmaatschap zitting had.
Als spreker zegt dat de Raad veranderd is, heeft hij
mede het oog op mr. Tijsma. De Raad is, zonder dit
raadslid, niet meer dezelfde als voorheen.
Hij beschikte toch over een behoorlpke mate van
gezond verstand en bezat daarbij een dosis humor,
waardoor hij de uit den aard der zaak nog al eens
de vale atmosfeer dikwijls wist op te helderen. Het
geestig woord, dat hem dan ontviel, was allen leden
welkom.
De heer Tijsma was een aangenaam medelid en in
dit opzicht zullen wij hem wel missen. Hij verlaat
op nog zeer jongen leeftijd den Raad, zoodat spre
ker alle hoop heeft, dat hij en spreker wenscht
hem zulks toe nog vele jaren getuige zal mogen
zijn van den bloei der gemeente. Spreker hoopt dat
het hem in alle opzichten wel moge gaan.
Spreker moet voorts nog een extra woord spre
ken over den heer T. Komter, dien spreker straks
het eerst noemde.
Tot zpn leedwezen heeft spreker de vergade
ring waarin de heer Komter, zooals het heet, werd
uitgeluid, niet kunnen bijwonen. Spreker wil daar
om nu de gelegenheid aangrijpen om een enkel
woord over hem te spreken. Wel heeft de wethou
der Schoondermark den afgetreden wethouder in
de vorige vergadering in welgekozen bewoordin
gen den dank van Burgemeester en Wethouders
overgebracht, en heeft de Raad daarmee bij monde
van den heer Haverschmidt ingestemd, maar spre
ker wil, zooals te doen gebruikelijk is, de afgetreden
leden, alvorens de nieuwe te installeeren, herden
ken, ten einde getuigenis af te leggen van de waar
deering, die men voor hen heeft.
De heer Komter nu is lid van den Raad gewor
den in 1891 en in 1906 werd hij tot Wethouder be
noemd. Ook was hij lid van de Commissie voor de
Openbare Werken. Spreker spreekt des te liever
over den heer Komter, omdat diens groote waarde
in de kleine vergaderingen van Burgemeester en
Wethouders beter tot haar recht kwam dan in
die van den Raad. Het is spreker ten minste wel
voorgekomen, dat zijne weldoordachte meening, die
hij altijd zoo goed wist voor te dragen, niet zoo goed
recht wedervoer in deze vergaderingen. Zpne
opinie was altijd van groote waarde. De heer
Komter toch beschikte over zeldzame eigenschap
pen, n.l.: hij was zeer scherpzinnig en had een
ijzeren geheugen. Bovendien bezat hij eene rijke le
venservaring. Hij bezat eene eigenaardige manier
van werken, die hem geheel kenschetste. Uit de
stukken toch placht hij korte uittreksels te maken.
Dat heeft hij een groot aantal jaren gedaan en als
er dan een onderwerp aan de orde kwam, wist hij
uit die aanteekeningen bijzonderheden op te diepen,
die bij de beoordeeling der zaak van groote beteeke-
nis waren. Meer dan eens heeft spreker het bijge
woond, dat een voorstel door hem bestreden werd
met opmerkingen, die de voorsteller jaren geleden
zelf had gemaakt.
De heer Komter was doorkneed in een groot aan
tal gemeentezaken. Gedurende de vier jaar dat
spreker met hem heeft samengewerkt heeft hij zich
daarvan kunnen overtuigen. In het bijzonder is dat
aan het licht getreden bij de totstandkoming van de
Kabelmaatschappij. Hp heeft het uitvoerig dossier
op de zooeven beschreven wijze behandeld en alles
nagegaan wat van belang was voor het eindresul
taat, zoodat vele bijzonderheden, die anders mis
schien vergeten waren, aan den dag traden. Hij was
een man met een ruimen zakenblik, en een groot on
derscheidingsvermogen. Bij de beoordeeling van
een contract wist hij altijd de juiste draagkracht te
schatten.
Ofschoon spreker niet gelooft dat de heer Kom
ter daarvoor eenige bijzondere opleiding heeft ge
noten, was hij een goed financier, evenals hij een
jurist was zonder in de rechten gestudeerd te heb
ben.
De Raad verliest door het heengaan van den heer
Komter dan ook veel en hij zou zeker in dankbaar
heid tekort schieten, als hij daaraan geen uitdruk
king gaf. Hij is niet een man om te hechten aan uit
wendig eerbetoon. Spreker zou daarvan een tref
fend staaltje kunnen mededeelen, maar hij zal dat
niet doen, want hij vreest dat zulks den lieer Kom
ter niet aangenaam zou zijn. Burgemeester en Wet
houders hebben evenwel gemeend dat dit geen re
den mag zpn hem een uiterlijk eereteeken te ont
houden. Zij zijn, van oordeel dat het niet voldoende
is dat wij hem in onze gedachten houden en meenen
dat hem op een andere wijze een blijk van waardee
ring moet worden gegeven. Zij stellen daarom voor
dpn heer Komter toe te kennen de groote zilveren
eerepenning, ingesteld bij raadsbesluit van 14 No
vember 1836.
Met algemeene stemmen wordt dienovereenkom
stig besloten.
III. De Voorzitter verzoekt thans den secretaris
de nieuw benoemde raadsleden binnen te leiden.
Spreker leest den nieuwbenoemden de eeden (ver
klaringen en beloften) voor, die bij art. 39 der Ge
meentewet zijn voorgeschreven.
De heeren J. H. Berghuis, mr. L. R. van Sloter
dijck, mr. A. Menalda, P. J. Attema, mr. C. Beek
huis en A. de Vos leggen de bij art. 39 der Gemeen
tewet voorgeschreven eeden, de heeren M. Sehaafs
ma, W. van de Vall en L. Zandstra de beloften en
verklaringen af in handen van den Voorzitter.
De Voorzitter wenscht de heeren geluk met hunne