202 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1915. van den aankoop van het terrein, kadastraal be kend sectie D no. 267, gelegen achter den Wester singel (bijlage no. 29/. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om in rechten op te treden in zake een tegen de ge meente ingestelde vordering van H. J. Westerhuis en mevr. S. van der Net wed. Wynants, wegens het niet uitbetalen van eene toelage op hunne jaarwed den, welke volgens hen door de gemeente is ver schuldigd. De stukken 1 en 2 hebben ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. 3. Alsvoren om aan mej. D. Kool op haar ver zoek wegens vertrek naar elders eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan gemeenteschool no. 6. 4. Alsvoren om aan R. de Jong, wegens zijne be noemingtot onderwijzer aan gemeenteschool no. 6, eervol ontslag te verleenen als zoodanig aan school no. 7. 5. Alsvoren tot verhuring van het perceel Kei zersgracht. no. 45 aan J. D. J olink alhier. De stukken 35 zullen in eene volgende verga dering worden behandeld. 6. Alsvoren tot wijziging der gemeentebegroo- ting, dienst 1915. Wordt gesteld in handen der heeren van Sloter- dijck, Hiemstra en Lautenbach om onderzoek en rapport. 7. Alsvoren tot het aangaan van een tijdelijke geldleening ter voorziening in de eventueele beboet te aan kasgeld in 1916. 8. Alsvoren tot het doen van inschrijvingen op de Grootboeken der Nationale Schuld. De stukken 7—8 zullen tegelijk met de begrooting worden behandeld. 9. Alsvoren tot herziening van den pensioens grondslag van Sj. Boersma, leeraar aan de Bur geravondschool. Zal in eene volgende vergadering worden be handeld. V. Rapporten. De heer van Sloterdijck rapporteert dat de com missie, belast geweest met het onderzoek der be grooting van inkomsten en uitgaven der Stads- Bank van Leening, dienst 1916, geene aanleiding heeft gevonden tot het maken van op- of aanmer kingen. Zij stelt derhalve voor de genoemde begroo- ting vast te stellen in ontvang en uitgaaf heide tot een bedrag van 98.748. De Voorzitter stelt voor het rapport en de be grooting in eene volgende vergadering in behande ling te nemen, onder dankbetuiging aan de com missie voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. VI. De Voorzitter stelt voor in de volgende ver gadering, dus op 9 November a.s., de begrooting te behandelen. De lieer Hiemstra vraagt of de Memorie van Antwoord op het sectieverslag dan ook binnen kor ten tijd te verwachten is. Als die nog een week uit blijft is de tijd van voorbereiding wel wat heel kort. De Voorzitter antwoordt dat de Memorie van Antwoord in proefdruk gereed is en met een week kan verschijnen. De heer Hiemstra acht den tijd van voorbereiding dan te kort. De Voorzitter doet opmerken dat wij al over den tijd der behandeling zijn en dat langer uitstel dus niet mogelijk is. De heer Hiemstra geeft toe dat het al over den tijd is. De Raad evenwel kan dat niet helpen. Het sectieverslag is lang uitgebleven en spreker weet niet wie daaraan schuld heeft. Spreker zal ten op zichte der Memorie van Antwoord misschien nog over een en ander inlichtingen moeten vragen en dan is een week te kort. Hij zal zich niet tegen het voorstel verzetten, maar hoopt dat met zijne op merking voor later rekening zal worden gehou den. De heer H. P. de Haan deelt mede dat het sectie verslag op Woensdag 13 dezer, daags na de vorige raadszitting, is ingeleverd. De Voorzitter wil gaarne de toezegging geven dat Burgemeester en Wethouders zooveel mogelijk spoed zullen betrachten. Hij geeft toe dat een week niet lang is, maar doet opmerken, dat alle onder werpen reeds door het sectierapport ter sprake zijn gebracht. Spreker wil overwegen of het een vol gend jaar niet mogelijk is een langer tijdsverloop te krijgen tusschen het verschijnen der Memorie van Antwoord en de behandeling der begrooting. Met. algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van den Voorzitter. VII. Wordt overgegaan tot de behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde pun ten. 1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van den pensioensgrondslag van Mej. J. Stavermandirectrice der school van middelbaar onderwijs voor meisjes en van mej. W. E. Daubanton, leerares aan die school. Dit voorstel luidt als volgt Bij Uwe besluiten van 22 Juni 1.1. no. 205R/90 en 13 Juli 1.1. no. 247R/114 werden benoemd, onder scheidenlijk tot directrice der school van M. O. voor meisjes alhier, en leerares in de Fransche taal en letterkunde aan die inrichting mej. J. Staverman en mej. W. E. Daubanton. Ingevolge de bepalingen der Burgerlijke Pensi oenwet moet haar pensioensgrondslag door U wor den geregeld. Naar aanleiding hiervan hebben wij de eer U in overweging te geven: zoo voor de berekening van de verschuldigde bij drage als voor de latere regeling van het pensioen vast te stellen de jaarwedde: a. van mej. Johanna Staverman, directrice der school van M. O. voor meisjes, gerekend met in gang van 1 September 1915 tot een bedrag van 2700.—; b. van mej. Willemina Elisabeth Daubanton, leerares in de Fransche taal- en letterkunde aan de school van M. O. voor meisjes, gerekend met ingang van 1 September 1915, tot een bedrag van 1400. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan W. Smilda, oliefabrikant te Akkrum en G. G. v. d. Wal, oliefabrïkant en koopman alhier, vergunning te verleenen tot het maken en tot wederopzeggens toe hebben van een steiger tegen den Kanaaliceg N. Z. tegen over hunne fabriek aldaar en van een smalspoor in dien weg. Dit voorstel luidt als volgt: Van Smilda en Van der Wal alhier bereikte ons het nevensgaand verzoek om vergunning tot het maken en hebben van een steiger tegen den Kanaal- weg N. Z. tegenover hunne fabriek aldaar. Naar de gemeentelijke Inspecteur voor het wo ningtoezicht bij zijn mede hierbij overgelegd advies opmerkt, zullen adressanten ook rails noodig heb ben van den steiger naar de fabriek. Nadat dit te Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1915. 203 lefonisch door verzoekers bevestigd was, is hun adres in dien zin aangevuld. Wanneer de voorwaarden, welke in soortgelijke gevallen steeds zijn gesteld, hier evenzeer worden opgelegd en nageleefd, bestaat bij ons tegen het verleenen van vergunning geen bezwaar. Verkeers- belangen of een ander gemeentelijk of openbaar be lang zullen daarvan geen hinder ondervinden. Wij hebben de eer U alzoo voor te stellen te be sluiten aan Willem Smilda, oliefabrikant, te Akkrum en Gerben Gerrits van der Wal, oliefabrikant en koop man, te Leeuwarden, en hunne rechtverkrijgenden, voor zooveel de rechten der gemeente aangaat en behoudens die van derden, vergunning te verleenen tot het maken en tot wederopzeggens toe hebben van een steiger tegen den Kanaalweg N.Z. tegen over hunne aldaar staande fabriek, kadastraal be kend gemeente Leeuwarden, sectie G no. 8387, en van een smalspoor in dien weg van die fabriek naar den steiger, onder voorwaarde: a. dat de steiger gemaakt en het spoor gelegd wordt volgens aanwijzing en ten genoegen van den Directeur der gemeentewerken; b. dat de steigerpalen op gemeentegrond aan den voet zijn bestraat met klinkers op hun kant; c. dat de berm van den weg en het talud van het kanaal over eene breedte van 3 M. ter weerszijden van den steiger behoorlijk worden onderhouden; d. dat de rails zoogenaamde groefrails of rails met contrarails zijn, welke overal met den boven kant gelijk met de kruin van den weg liggen en aan het einde bij den wal voorzien zijn van een stoot- blokje of wel kwart-cirkelvormig zijn omgebogen, in beide gevallen wit te verven en als zoodanig te onderhouden e. dat tusschen de rails en ter weerszijden daar van, ter breedte van 75 c.M. uit de as gemeten, eene bestrating van klinkers in zand wordt gemaakt en onderhouden; f. dat nimmer eenig voorwerp onbeheerd op of tusschen de rails staat; g. dat, indien van den steiger en/of van de smal sporen geen gebruik meer wordt gemaakt of de ver gunning wordt ingetrokken, de steiger en/of de rails alsmede de bestrating tusschen en om de rails moeten zijn verwijderd en de weg en de berm naar behooren hersteld zijn binnen één maand nadat Bur gemeester en Wethouders de vergunninghouders daartoe hebben aangeschreven; h. dat hetgeen ter naleving van deze voorwaar den moet worden gedaan, geschiedt ten koste van de vergunninghouders en ten genoegen van Burge meester en Wethouders, bij gebreke waarvan dit van hunnentwege zonder voorafgaande waarschu wing voor rekening van de nalatigen zal geschie den; i. dat als erkenning van het eigendomsrecht der gemeente op den grond, waartegen de steiger ge plaatst en waarin het smalspoor gelegd wordt, door de vergunninghouders jaarlijks vóór of op den len Mei voor het dan loopende jaar ten kantore van den ontvanger dezer gemeente wordt betaald eene re cognitie van vijf gulden 3.voor den steiger en 2.voor het smalspoor), zullende voor het nog niet verstreken gedeelte van 1915 een som van 2.— ten zelfde kantore vóór den len December a.s. moe ten worden voldaan. Die recognitie moet bij opzegging door de ver gunninghouders niettemin voor het loopende jaar worden betaald en wel uiterlijk vóórdat de vergun ning is geëindigd. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 3. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van de N. V. Nederlandsche Ijzerhandel afd. Hartelust, om haar vergunning te verleenen tot het maken van één inrit in het trottoir vóór haar gebouw aan de Romkeslaan. Dit prae-advies luidt als volgt: Door de Naamlooze Vennootschap Nederland sche Ijzerhandel, afdeeling Hartelust, Leeuwarden, is tot Uwe Vergadering het in onze handen om prae-advies gesteld verzoek gericht in het door de gemeente aangelegde trottoir vóór het haar toebe- hoorende pakhuis aan de Romkeslaan, Westzijde, een inrit te mogen hebben. Dit verzoek stelden wij om advies in handen van den gemeentelijken In specteur voor het Woningtoezicht en van den Di recteur der gemeentewerken, die ons bij nevens gaand schrijven berichtten, dat naar hunne mee ning het verzoek onder de gewone voorwaarden kan worden ingewilligd. Tegen die inwilliging bestaan ook bij ons geen bezwaren. Alleen achten wij het billijk de vergoe ding voor drie inritten te berekenen, omdat hetgeen gemaakt wordt geschiedt ten behoeve van drie deuropeningen van dat pakhuis. Alleen uit een praktisch oogpunt kan er genoegen mede genomen worden, dat één inrit wordt gemaakt, waar er fei telijk drie moesten zijn. Derhalve hebben wij de eer, onder wederaanbieding van hef verzoekschrift, U voor te stellen te besluiten: aan de Naamlooze Vennootschap Nederlandsche Ijzerhandel, afdeeling Hartelust, Leeuwarden en hare rechtverkrijgenden vergunning te verleenen tot het maken en tot wederopzeggens hebben van een inrit in het trottoir vóór haar pakhuis aan de Romkeslaan Westzijde No. 22b, kadastraal bekend sectie G no. 7909, de juiste plaats nader door of van wege Burgemeester en Wethouders aan te wijzen, onder bepaling dat worden in acht genomen de voorwaarden, gesteld bij raadsbesluit van 26 Janu ari 1909, no. 12R/10, voor zoover naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders toepasselijk, met dien verstande, dat als termijn, waarop de recogni tie ad 3.ten kantore van den gemeente-ontvan ger moet zijn betaald, worde gesteld 1 Mei, voor het eerst 15 November 1915. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel A'an Burgemeester en Wet houders. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders betref fende de bestrating en rioleering van het door demping van de Zoutsloot verkregen terrein en om Th. v. d. Noord ten behoeve van zijn perceel Zuidvliet no. 390 recht van uitgang te verleenen over een strook gemeente grond aldaar. Dit voorstel luidt als volgt: Thomas van der Noord, brandstoffenhandelaar alhier, heeft zich tot Burgemeester en Wethouders gewend met het hiernevensgaand adres. Daarbij vraagt hij vergunning om voor zich en zijne recht verkrijgenden van uit het hem behoorende pakhuis met open terrein aan het Zuidvliet, plaatselijk ge nummerd 390, te mogen uitwegen op de straat, wel ke op het door demping van de Zoutsloot verkregen terrein zal worden aangelegd. Het ligt in de bedoeling dat terrein, voor zooveel het eigendom der gemeente is, niet over de geheele breedte tot straat te maken en voor den openbaren dienst te bestemmen. Alleen met het middengedeel te over eene breedte van 3 M. zal dat het geval zijn

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 2